Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03770

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 6 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I en 10 augustus 2021 met kenmerk UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 29 september 2021

Hoorzitting: 7 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 14 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikkingen van 6 juli 2021 en 10 augustus 2021 deels gegrond te verklaren, de bestreden beschikkingen aan te passen conform dit advies en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 1 september 2021, ingekomen op 29 september 2021, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 6 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I en de beschikking van 10 augustus 2021 met kenmerk UHT-O OGS B.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (Hierna: KOT) over de toeslagjaren 2007 tot en met 2013.
  • Bij brief van 16 februari 2021 heeft Belastingdienst/Toeslagen belanghebbende geïnformeerd dat zij € 30.000 euro conform de Catshuis regeling zal ontvangen.
  • Bij brief van 25 mei 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen belanghebbende
    een voorlopige compensatie van € 34.486 toegekend voor de jaren 2009 en 2012. In de brief heeft de Belastingdienst/Toeslagen het oordeel van de Commissie van Wijzen van 26 april 2021 naar aanleiding van de zienswijze van UHT meegenomen. De Commissie van Wijzen heeft aangegeven dat jegens belanghebbende over de jaren 2007, 2008, 2010 en 2011 geen sprake is van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is voor een hardheidscompensatie. Wel zal aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2007, 2010 en 2011 een O/GS-tegemoetkoming worden toegekend.
  • Bij beschikking van 6 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I heeft de Belastingdienst/Toeslagen beslist dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 54.168 euro voor de jaren 2007, 2009 en 2012, waaraan het jaar 2007 alsnog is toegevoegd.
  • Bij beschikking van 10 augustus 2021 met kenmerk UHT-O OGS B heeft de Belastingdienst/Toeslagen beslist dat belanghebbende recht heeft op tegemoetkoming van € 3.279 voor de jaren 2010 en 2011 in verband met de onterechte O/OGS kwalificatie. Voor 2007 is geen O/GS toekenning meer van toepassing, omdat dit voor jaar alsnog de compensatieregeling is toegepast.
  • Door belanghebbende is op 1 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC I en UHT-O OGS B.
  • Op 3 oktober 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 24 april 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie op de bezwaren ingediend.
  • Op 7 december 2023 heeft de Commissie de bezwaren van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 15 en 21 december 2023 heeft gemachtigde nadere informatie toegestuurd aan de Commissie en UHT.
  • Op 10 januari 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd aan de Commissie en gemachtigde.
  • Op 12 januari 2024 heeft gemachtigde nadere informatie toegestuurd aan de Commissie en UHT.
  • Op 22 februari 2024 heeft UHT een aanvullende reactie over het toeslagjaar 2010 gestuurd aan de Commissie en gemachtigde.
  • Op 5 maart 2024 heeft UHT een aangepaste berekening over het toeslagjaar 2010 gestuurd aan de Commissie en gemachtigde.
  • De Commissie, bestaande uit [fungerend voorzitter)] en [leden], heeft het bezwaar behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk wordt geacht.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beschikking UHT- DC I
Zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft UHT de bestreden beslissingen niet uitvoerig toegelicht, maar dit impliceert niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is.

De Commissie is van oordeel dat UHT de bestreden besluiten door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, het invul- en beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, voldoende heeft onderbouwd.

De Commissie constateert verder dat het door UHT samengestelde bezwaardossier in voldoende mate de op de zaak betrekking hebbende stukken bevat om een zorgvuldige beoordeling van de KOT over de betreffende toeslagjaren te kunnen maken. Het gevraagde volledige persoonlijk dossier bevat daarentegen ook informatie die geen betrekking heeft op de KOT en is daarom niet van belang voor de behandeling van dit bezwaar dat uitsluitend ziet op de KOT.

De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Compensatieberekening
De Commissie overweegt dat UHT de compensatieberekening per toeslagjaar op gedetailleerde wijze nader heeft toegelicht in de schriftelijke reactie. UHT komt tot het standpunt dat componenten A tot en met I correct zijn berekend.

UHT stelt in de schriftelijke reactie dat componenten N (immateriële schadevergoeding) en O (rentevergoeding gemiste KOT) een omissie bevatten. De einddatum van beide componenten dient namelijk 6 juli 2021 (datum UHT- DC I) te zijn in plaats van 29 juni 2021.

UHT stelt dat vanwege deze omissie de einddatum van de rentevergoeding gemiste KOT en de immateriële schadevergoeding doorloopt tot de beslissing op bezwaar.

De Commissie adviseert UHT om de compensatie op beide componenten opnieuw te berekenen in overeenstemming met de geldende regeling van de Wht.

Toeslagjaar 2010
Gemachtigde voert aan dat toeslagjaar 2010 ten onrechte niet is gecompenseerd.

In het schriftelijk verweer heeft UHT ook voor toeslagjaar 2010 de beschikkingen, het SAS overzicht en het RKT bestand in het dossier opgenomen. Uit de stukken blijkt dat voor het toeslagjaar belanghebbende destijds niet heeft voldaan aan verzoeken om informatie waardoor B/T oordeelde dat sprake was van ‘evident geen recht’ op KOT. Het voorschot werd daarom op juiste gronden teruggevorderd.

Tijdens de zitting is belanghebbende in het kader van het herstel alsnog in de gelegenheid gesteld om nadere informatie aan te leveren om het gebruik van kinderopvang in 2010 aannemelijk te maken.

De Commissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat in 2010 sprake was een schoolgaand kind.

Belanghebbende heeft na de zitting informatie overgelegd waaruit blijkt dat voor het schoolgaande kind naschoolse opvang is genoten tot juli 2010. Belanghebbende heeft daarbij verklaard mogelijk teveel KOT te hebben ontvangen door de automatische continuering in 2010, omdat na juni 2009 slechts gebruik werd gemaakt van naschoolse opvang.

Belanghebbende heeft een raming overgelegd van de kosten van de naschoolse opvang over juli 2009 tot en met medio 2010.

UHT heeft deze informatie beoordeeld en op 22 februari 2024 de Commissie en gemachtigde per e-mail geïnformeerd dat UHT voornemens is om ook het jaar 2010 (voor de periode januari-eind juni) te compenseren en de berekening aan te passen.

Op 5 maart 2024 heeft UHT een nieuwe berekening aangeleverd aan de Commissie en gemachtigde. UHT heeft op gemotiveerd toegelicht dat alhoewel alsnog compensatie op grond van vooringenomenheid is toegekend dit niet leidt tot een daadwerkelijke nabetaling.

De Commissie adviseert UHT deze informatie te verwerken in de beslissing op bezwaar en de compensatieberekening op dit punt, en alle daarmee verband houdende componenten, aan te passen.

2007 tot en met 2012
Gemachtigde stelt dat UHT in de definitieve beschikking aangeeft dat ten aanzien van de toeslagjaren 2007 tot en met 2012 fouten zijn gemaakt en dat dit bevestigt dat in die jaren de compensatie moet worden toegekend.

De Commissie overweegt dat UHT aan de hand van de schriftelijke reactie en de betreffende stukken in voldoende mate heeft toegelicht in welke specifieke jaren al dan niet sprake was van foutief handelen in de zin van de Wet herstel toeslagen (Wht) door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit bezwaar leidt - met uitzondering van voormelde informatie over 2010 - naar het oordeel van de Commissie daarom niet tot verdere aanpassing van de bestreden beslissing.

Verzoek compensatie gemiste KOT
De Commissie overweegt dat het op grond van de Wht tijdens deze bezwaarprocedure over de forfaitaire compensatie niet mogelijk is om aanvullende compensatie te ontvangen voor de door belanghebbende gestelde misgelopen KOT over de jaren 2013 tot en met 2017. Daarvoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bedoeld. De Commissie constateert dat belanghebbende reeds een verzoek tot vergoeding van de werkelijk geleden schade - inclusief misgelopen KOT - heeft ingediend bij de CWS.

De Commissie overweegt dat eventuele terugvorderingen, informatieverzoeken of procedures over een gegeven jaar, niet tot gevolg hebben dat belanghebbende op grond van enige wettelijke bepaling het recht is ontnomen om over de daaropvolgende jaren een aanvraag voor KOT in te dienen. Ook de omstandigheid dat een belanghebbende een schuld heeft (gehad) bij B/T staat niet in de weg aan een aanvraag voor KOT voor daaropvolgende jaren. De KOT wordt in beginsel per toeslagjaar beoordeeld en vastgesteld.

De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Beschikking UHT-O OGS B
UHT licht in haar schriftelijke verweer toe dat op 13 maart 2014 € 3.401 is teruggevorderd van belanghebbende over het toeslagjaar 2011. Dat blijkt uit het LIC-overzicht en de laatst vastgestelde beschikking over toeslagjaar 2011. Daardoor is het terugvorderingsbedrag te laag vastgesteld in de OGS berekening. UHT concludeert dat belanghebbende recht heeft op een aanvullend bedrag van € 767,70 (2010: € 10.088 (terugvordering) + 2011: € 3.401 (terugvordering) = € 13.489 x 30% OGS compensatie = € 4.046,70 -/- het reeds ontvangen bedrag: € 3.279 = € 767,70).

De Commissie adviseert UHT om conform de toelichting in het schriftelijke verweer de berekening over toeslagjaar 2011 aan te passen.

Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure komt naar het oordeel
van de Commissie belanghebbende een proceskostenvergoeding toe, omdat de bezwaren deels gegrond zijn. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (een bezwaarschrift en een keer verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2.

Conclusie

Samenvattend adviseer de Commissie aan UHT om:

  • de bezwaren deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening conform de
    schriftelijke reactie van UHT opnieuw te berekenen met inachtneming van de Wht,
    inclusief de tegemoetkoming OGS 2011 en de aanpassing over het jaar 2010 zoals
    hiervoor vermeld, en
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter