BAC 2022-03632
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 27 januari 2022
Hoorzitting: 3 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 9 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
Onderwerp van advies
Door [gemachtigde] is namens [belanghebbende] op 26 januari 2022 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaar is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 16 december 2021. In de bestreden beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij naar aanleiding van de eerste toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toe te kennen.
De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden. Gelet op artikel 8.6 en 9.2 van de Wht wordt de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking van 16 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op de betaling van een forfaitair bedrag van € 30.000.
- Op 26 januari 2022 heeft gemachtigde hiertegen pro forma bezwaar gemaakt. De ontvangst is op 4 maart 2022 bevestigd.
- Op 13 juli 2022 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar ingediend.
- Op 5 april 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd.
- Op 28 augustus 2023 heeft UHT met een vooraankondiging van de integrale beoordeling € 30.000 toegekend aan belanghebbende (kenmerk UHT-VCH).
- Op 3 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het hoorverslag is opgenomen in dit advies.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Hoorzitting
Aan de hoorzitting op 3 oktober 2023 hebben gemachtigde en belanghebbende
deelgenomen.
Tijdens de hoorzitting is, kort en bondig weergegeven, het volgende besproken:
- Inmiddels heeft UHT op 28 augustus 2023 met een vooraankondiging van de integrale beoordeling € 30.000 toegekend aan belanghebbende. Belanghebbende heeft het bedrag ontvangen. Gemachtigde geeft aan dat het vervelend is dat de beschikking enkel aan belanghebbende is gestuurd en niet aan haar als gemachtigde.
- Belanghebbende zit midden in een verhuizing en heeft veel meegemaakt de afgelopen jaren. Het toegekende bedrag kwam net op tijd. Het is extra slopend geweest dat de procedure van herbeoordeling zo lang heeft moeten duren. Met name dat belanghebbende niet direct als gedupeerde is aangemerkt, is moeilijk voor haar geweest. Gelukkig heeft ze nu eindelijk die erkenning.
- Gemachtigde gaat ervan uit dat het bezwaarschrift gegrond wordt verklaard. In eerste instantie werd de toekenning van € 30.000 afgewezen op grond van een hele summiere motivering. Nu achteraf het bedrag alsnog wordt toegekend, dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard.
- UHT maakt excuses namens de Belastingdienst. Belanghebbende is erkend als gedupeerde en komt daarom in aanmerking voor compensatie. De reden dat compensatie tijdens de eerste lichte toets vooralsnog werd afgewezen, komt omdat belanghebbende volgens de kaders van de lichte toets hiervoor niet in aanmerking kwam. In het geval van belanghebbende ging het om wijzigingen in de KOT die zich na 23 oktober 2019 hebben voorgedaan. Pas tijdens de integrale beoordeling kan hiernaar, en een mogelijk causaal verband, worden gekeken. In het kader van de lichte toets heeft daarom een terechte afwijzing plaatsgevonden. Voor de verdere afwikkeling van de integrale beoordeling zal een persoonlijk zaakbehandelaar contact opnemen met belanghebbende.
- Gemachtigde stelt dat, mede gelet op het verzoek om proceskostenvergoeding, een beslissing op bezwaar dient te volgen. Volgens gemachtigde bestaat aanspraak op proceskostenvergoeding nu tijdens de integrale beoordeling alsnog compensatie wordt toegekend. De afwijzende beschikking op de lichte toets is daarmee onjuist gebleken.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd. Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het
uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale
beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.
De Commissie overweegt dat uit de stukken in het dossier blijkt dat UHT onderzoek heeft gedaan naar vastgestelde KOT voor de jaren 2016 tot en met 2019. In alle jaren zijn er correcties geweest die hebben geleid tot zowel neerwaartse als opwaartse bijstelling van KOT.
Voor toeslagjaar 2018 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) op 3 april 2020
de KOT op € 0 vastgesteld. Omdat de beschikking is genomen na 23 oktober 2019, valt
deze buiten het beoordelingskader van de lichte toets. Artikel 2.1 Wht bepaalt dat
compensatie enkel toegekend kan worden als sprake is van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid door B/T dat vóór 23 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. De toets of bij beschikkingen van na 23 oktober 2019 een causaal verband bestaat met mogelijk institutioneel handelen of hardheid door B/T van vóór 23 oktober 2019 kan pas tijdens de integrale beoordeling worden onderzocht.
Belanghebbende moest over de jaren 2016, 2017 en 2019 het teveel aan ontvangen KOT terugbetalen. Uit de stukken blijkt dat de neerwaartse bijstellingen hebben
plaatsgevonden conform door belanghebbende opgestuurde informatie, door wijzigingen in de afgenomen opvanguren of in het toetsingsinkomen. Over het jaar 2017 is de KOT opwaarts gecorrigeerd na een bezwaarprocedure waarin belanghebbende in het gelijk is gesteld. Hoezeer UHT betreurt dat belanghebbende veel last heeft ondervonden van de terugvorderingen, heeft UHT tijdens de lichte toets geen indicatie van vooringenomenheid of hardheid waargenomen in deze toeslagjaren. De wijzigingen in de toegekende KOT zijn daarmee op het eerste gezicht verklaarbaar.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie en hetgeen ter hoorzitting is
besproken, volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot het uitkeren van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. De omstandigheid dat belanghebbende inmiddels ervan op de hoogte is gesteld dat zij op basis van een integrale beoordeling wel voor een compensatie in aanmerking komt, doet daar - vanwege het verschil in toetsingskader - niet aan af. In de overige
bezwaargronden van belanghebbende ziet de Commissie evenmin aanleiding voor een
andere uitkomst. Van aanspraak op een proceskostenvergoeding is dan ook geen sprake.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten; en
- het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter