BAC 2022-03623
Publicatiedatum 24-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 27 januari 2022
Hoorzitting: 4 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 27 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking lichte toets € 30.000 van 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling
van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Bij brief van 24 januari 2022, ingekomen op 27 januari 2022, heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. Op 13 maart 2023 heeft UHT hier schriftelijk op
gereageerd. - Op 4 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na de eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.
De beschikking van 20 december 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde:
“Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.
In de schriftelijke reactie van 13 maart 2023 heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van de uitkering van het
forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. Op grond van deze schriftelijke reactie
meent de Commissie dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets als zodanig heeft
mogen oordelen.
Immers, voor zover er neerwaartse correcties hebben plaatsgevonden, hebben de
bijstellingen plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie. Over 2005 en 2007 is er geen sprake van enige neerwaartse correctie. In 2006 is de KOT € 594 neerwaarts gecorrigeerd vanwege een gewijzigd uurtarief, alsmede het gewijzigde inkomen van belanghebbende. In 2008 heeft een bijstelling plaatsgevonden omdat belanghebbende zelf aangaf minder opvang te hebben afgenomen. In 2009 heeft belanghebbende de KOT eerst per april stopgezet, om vervolgens in 2010 op een antwoordformulier – kennelijk per abuis – aan te geven dat er het gehele jaar geen opvang was afgenomen. De hierop volgende nihil stelling is uiteindelijk in bezwaar hersteld. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. De Commissie geeft UHT daarbij in overweging om bij de integrale beoordeling aandacht te besteden aan de ter zitting besproken gang van zaken in toeslagjaar 2008, in het bijzonder de neerwaartse beschikking van 31 maart 2008, alsmede aan de vraag of belanghebbende een betalingsregeling is geweigerd.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bestreden besluit in stand te laten;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets
en niet al mede een integrale beoordeling bevat; - bij de integrale beoordeling met inachtneming van de overwegingen van de
Commissie aandacht te besteden aan de neerwaartse correctie van 31 maart 2008
en de vraag of belanghebbende een betalingsregeling is geweigerd; en - om de integrale beoordeling in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter