Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-03569

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 17 november 2021 met kenmerk UHT-DH5 A, 17 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en 22 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 23 december 2021en 24 februari 2022

Overdracht advies aan UHT: 20 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

De door (hierna: gemachtigde), namens1111 (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 17 november 2021 (UHT DC I A), de beschikking herbeoordeling KOT van 17 november 2021 (UHT DH5 A) en de definitieve beschikking compensatie KOT van 27 januari 2021 (UHT DC I).

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor toeslagjaar 2011. Voor de jaren 2009 en 2010 heeft belanghebbende wel compensatie ontvangen. Het bezwaar ziet alleen op toeslagjaar 2011.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 6 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT
    over de jaren 2009 tot en met 2011.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 11 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat voor toeslagjaar 2011 geen sprake is geweest van institutionele
    vooringenomenheid.
  • Bij beschikking van 17 november 2021 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht
    dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor toeslagjaar 2011.
  • Eveneens bij beschikking van 17 november 2021 (UHT DH5 A) is belanghebbende
    bericht dat uit de herbeoordeling KOT over 2011 niet is gebleken dat de berekening onjuist is geweest en dat belanghebbende geen hardheidstegemoetkoming krijgt.
  • Bij beschikking van 27 januari 2022 heeft UHT belanghebbende een compensatie
    toegekend van €34.858 voor toeslagjaren 2009 en 2010.
  • Gemachtigde heeft bij brieven van 23 december 2021 en 24 februari 2022 tegen deze besluiten bezwaarschriften ingediend. Bij e-mail van 5 september 2022 heeft
    gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd.
  • Op 15 mei 2023 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
  • Op 13 oktober 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
  • Na de hoorzitting heeft UHT bij e-mailbericht van 2 november 2023, daartoe uitgenodigd door de Commissie, nadere informatie en een aanvullende schriftelijke reactie verstrekt. Gemachtigde heeft daarop bij e-mailbericht van 28 november 2023 gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Ter zitting heeft gemachtigde aangegeven dat de jaren 2009 en 2010 niet meer ter
discussie staan. De Commissie ziet zich dan ook nog slechts gesteld voor de
beantwoording van de vraag of UHT op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of een hardheidstegemoetkoming voor het jaar 2011 of te wijzen.

Persoonlijk dossier

Gemachtigde stelt dat belanghebbende in deze procedure is benadeeld doordat zij niet
haar volledige persoonlijke dossier in haar bezit heeft terwijl zij daar op 8 september
2021 om verzocht heeft. De Commissie is van mening dat alle voor deze bezwaarprocedure relevante stukken aan belanghebbende zijn toegestuurd. Zij wijst in
dat verband het bepaalde in artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
waaruit volgt dat het bestuursorgaan inzage dient te geven in de op de zaak betrekking
hebbende stukken. Dat is gebeurd. Het verstrekken van een volledig persoonlijk dossier acht de Commissie niet van belang voor deze bezwaarprocedure. Het door
belanghebbende op dit punt opgeworpen bezwaar treft dan ook geen doel.

Zorgvuldigheid

Gemachtigde stelt voorts dat de besluiten waarbij de compensatie voor 2011 is afgewezen (UHT-DC-I A en UHT DH5 A) onvoldoende zijn gemotiveerd. De Commissie
kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de
besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek.
Hoewel UHT de afwijzing bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet
uitvoerig heeft toegelicht, is de Commissie van mening dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer met verwijzing naar producties in het bezwaardossier, de bestreden beschikkingen en de na de zitting ingediende bescheiden voldoende zijn onderbouwd. De Commissie adviseert dan ook om dit bezwaar ongegrond te verklaren.

Compensatie of hardheidstegemoetkoming

Vervolgens stelt gemachtigde dat het compensatieverzoek ten onrechte is afgewezen;
belanghebbende is benadeeld en heeft (gevolg)schade geleden door het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T).

Voor compensatie komt in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de
vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.

Uit de verschillende `beschikkingen herziening voorschot 2011' en de bijbehorende
producties, die zijn gevoegd bij de schriftelijke reactie van UHT, leidt de Commissie of
dat de herzieningen van de KOT over 2011 zijn gebaseerd op door belanghebbende
overgelegde gegevens, wijzigingen en een stopzetting. De eerste neerwaartse correctie
vond plaats naar aanleiding van stopzetting van de KOT en kinderopvang voor een van
de kinderen, de tweede in verband met een verlaging van het aantal uren kinderopvang en de derde conform de jaaropgaaf van belanghebbende. Later is de KOT naar boven bijgesteld omdat niet langer met de gemeentelijke bijdrage werd gerekend.

Gemachtigde betwist dat belanghebbende de KOT heeft stopgezet. De Commissie stelt
vast dat zich onder de gedingstukken een XML-uitdraai bevindt waarin de persoonlijke
gegevens van belanghebbende zijn vermeld, waaronder haar BSN nummer, adres, naam, voorletters en de aanduiding "ToeslagKindStopzetten", met als ingangsdatum 1 januari 2011. Die uitdraai bevat geen aanwijzing dat het hier niet belanghebbende zelf zou zijn geweest die op 27 juli 2011 een wijziging heeft doorgegeven inhoudende stopzetting van de KOT over 2011. Voorts acht de Commissie het van belang dat belanghebbende geen actie heeft ondernomen na ontvangst van de beschikking van 26 augustus 2011 waarin de KOT voor_ op €0 wordt gesteld. Althans, uit het dossier blijkt niet van enige reactie van belanghebbende op deze nihil stelling.

Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat er bij de aanpassing van de
KOT sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De Commissie is van mening dat belanghebbende daarom voor toeslagjaar 2011 niet in aanmerking komt voor een compensatie.

Betalingsregeling

Gemachtigde stelt tevens dat belanghebbende recht heeft op een O/GS tegemoetkoming omdat haar een persoonlijke betalingsregeling is geweigerd. De Commissie wijst in dit verband naar artikel 2.6 Wht op grond waarvan een 0/GS-tegemoetkoming alleen toegekend kan worden indien aan belanghebbende geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld van haarzelf of haar partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de KOT.

Omdat uit de als productie 18 bij het dossier gevoegde registratie blijkt dat er met
betrekking tot belanghebbende geen sprake was van een O/GS kwalificatie, treft dit
bezwaar volgens de Commissie geen doel.

Draagkracht

Gemachtigde heeft betoogd dat bij de terugvorderingen en verrekeningen geen rekening is gehouden met haar draagkracht waardoor zij in een financiële noodtoestand is gekomen.

De Commissie meent dat in een geval waarin de belanghebbende in bezwaar klaagt over verrekeningen die, beweerdelijk, in haar nadeel hebben plaats gevonden of over de door haar ervaren onbegrijpelijkheid daarvan, daarop een passende, begrijpelijke, reactie behoort te kunnen lezen in de schriftelijke reactie naar aanleiding van zijn bezwaar. Uit een precisering van de motivering zou immers kunnen blijken van schade die belanghebbende doet besluiten om ter zake de gang naar de CWS te maken.

De Commissie meent dat UHT met de, uiteindelijk bij e-mailbericht van 2 november 2023 verschafte, verwijzing naar de zogenoemde LIC-overzichten gepaard met een voor belanghebbende begrijpelijke uitleg wat daarop te zien is een passende reactie heeft gegeven op het door de belanghebbende op dit punt geuite bezwaar. Zij adviseert dit bezwaar ongegrond te verklaren.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag bevestigend
    beantwoordend, om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter