BAC 2022-03407
Publicatiedatum 05-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 november 2021 met kenmerk UHT-DC I en 26 januari 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 7 januari 2022 en 11 maart 2022
Hoorzitting: 28 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie
toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022,
433).
Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen van 24 november 2021 en 26 januari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 23 december 2019 bij UHT aangemeld in het kader
van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij brief van 28 april 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is aan belanghebbende
medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
herbeoordeling nog niet helemaal klaar is. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 5 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2015, 2016, 2018 en 2019 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen dan wel hardheid.
- Bij beschikking van 24 november 2021 met kenmerk UHT-VC I is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat de voorlopige compensatie over het
toeslagjaar 2017 € 3.876 bedraagt. - Bij beschikkingen van 24 november 2021 met kenmerken UHT-DH 5 en UHT-DHA
is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT de situatie over de jaren 2015, 2016, 2018 en 2019 opnieuw heeft bekeken en dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor herziening voor die jaren. - Bij beschikking van 24 november 2021 met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag
voor de jaren 2015, 2016, 2018 en 2019. - Bij beschikking van 26 januari 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende medegedeeld dat de definitieve compensatie over het toeslagjaar 2017 € 4.222 bedraagt.
- Belanghebbende heeft bij brief van 5 januari 2022, ingekomen op 7 januari 2022, bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 24 november 2021 met kenmerk UHT-DC I. Op 25 januari 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
- Belanghebbende heeft bij brief van 9 maart 2022, ingekomen op 11 maart 2022, bezwaar gemaakt tegen de beschikking 26 januari 2022 met kenmerk UHT-DC-I
A. Op 31 maart 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. - Op 9 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
- De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Verrekeningen: motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Volgens gemachtigde zijn de beschikkingen niet gebaseerd op de juiste feiten en/of
gegevens, en is de compensatie voor het toeslagjaar 2017 te laag vastgesteld. Hierdoor zou in strijd gehandeld zijn met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. UHT heeft de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht. Dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden beschikkingen op dit punt ongegrond is.
Toeslagjaren 2015, 2016, 2018 en 2019
Gemachtigde voert aan dat ten onrechte geen compensatie is verleend voor de jaren
2015, 2016, 2018 en 2019. De Commissie is van oordeel dat UHT in de schriftelijke
reactie van 9 mei 2023 voldoende heeft toegelicht dat er in die jaren geen sprake is van vooringenomenheid dan wel hardheid of O/GS kwalificatie door de Belastingdienst/ Toeslagen (hierna: B/T).
Bij de schriftelijke reactie is ook het advies van de CvW gevoegd, waarin de CvW oordeelt dat over de jaren 2015, 2016, 2018 en 2019 geen sprake is geweest van
vooringenomenheid dan wel hardheid. De Commissie stelt voorop dat de CvW een
adviseur is in de zin van artikel 3:5 Awb. UHT mag zich daarom op het advies van de
CvW baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het onderzoek dat aan het advies
ten grondslag ligt zorgvuldig is verricht (artikel 3:9 Awb).
De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer en een
uitgebreide uitleg met behulp van verschillende overzichten in het bezwaardossier
gemotiveerd uitleg is gegeven. Uit het onderzoek van UHT is voldoende gebleken dat B/T de definitieve beschikkingen heeft vastgesteld op basis van de gegevens die
belanghebbende heeft aangeleverd. Volgens de Commissie rechtvaardigen de wijzigingen in zowel het aantal opvanguren als het gezamenlijke toetsingsinkomen, dan wel de stopzetting van de KOT door belanghebbende zelf, de neerwaartse correcties van de KOT over de toeslagjaren 2015, 2016, 2018 en 2019.
Gelet op voormelde bevindingen is de Commissie van oordeel dat UHT op goede gronden tot afwijzing van compensatie voor deze jaren is gekomen. Daarom acht de Commissie het bezwaar van belanghebbende ook op dit punt ongegrond.
Compensatieberekening; toeslagjaar 2017
UHT heeft ter zitting aangegeven dat er een onjuist bedrag is gehanteerd onder
component c, nu is verzuimd om de heffingsrente van € 118 mee te nemen. Op dit punt zal de compensatie worden verhoogd tot € 2.935. De Commissie onderschrijft dit en adviseert UHT om component c en de 1% vergoeding in de compensatieberekening aan te passen in de beslissing op bezwaar.
Voorts adviseert de Commissie om, nu herberekening van de compensatie moet
plaatsvinden, als einddatum de datum van de beslissing op het bezwaar te hanteren.
Onduidelijkheid over verrekeningen en betalingen door belanghebbende
Gemachtigde heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid is over verrekeningen en
betalingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Hierover merkt de Commissie op dat UHT aan het bezwaardossier over de toeslagjaren 2015 tot en met 2019 betaal-en verrekenoverzichten heeft toegevoegd die door het LIC zijn opgesteld. Hieruit blijkt onder meer welke bedragen aan belanghebbende zijn uitbetaald, welke bedragen door
belanghebbende zijn terugbetaald en welke kosten in rekening zijn gebracht.
Aldus heeft UHT voldoende duidelijk gemaakt hoe in de onderhavige toeslagjaren 2015 tot en met 2019 de betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden, en hoe het compensatiebedrag voor deze jaren tot stand is gekomen.
Wel bestaat er nog onduidelijkheid met betrekking tot een bedrag van € 643 zoals ook
blijkt uit het LIC-overzicht voor het toeslagjaar 2017 (productie 50). Tijdens de
hoorzitting heeft UHT niet kunnen verklaren hoe dit bedrag precies is samengesteld en of het is meegewogen in de berekening van de compensatie. De Commissie adviseert UHT om onderzoek te doen naar de aard van dit bedrag, dit nader toe te lichten en indien nodig de berekening van de compensatie aan te passen in de beslissing op bezwaar.
Vergoeding voor werkelijk geleden schade
Gemachtigde stelt dat belanghebbende meer schade heeft geleden dan het in de
definitieve compensatiebeschikking toegekende bedrag. Daarover merkt de Commissie op dat de Wht in beginsel forfaitaire compensatie toekent aan gedupeerde ouders. Wanneer een belanghebbende meer schade heeft geleden dan forfaitair wordt
gecompenseerd, zoals gemachtigde hier bepleit, dan kan deze uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie krijgen voor die werkelijke schade. De
belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke
Schade.
Kindregeling
In artikel 2.10 Wht is een grondslag opgenomen voor toekenning van een tegemoetkoming aan kinderen van een aanvrager van KOT die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. De overheid is inmiddels gestart met de uitvoering van deze regeling en schrijft de betrokken kinderen momenteel aan. Dit traject staat echter los van de toekenning van een vergoeding wegens vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht.
Vergoeding voor juridische bijstand
Gemachtigde heeft verzocht om een proceskostenvergoeding voor eerder door
belanghebbende gemaakte juridische kosten.
Artikel 2.3 lid 6 Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt dat het bedrag voor proceskosten een forfaitair bedrag voor door een derde beroepsmatig verleende en aan belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand betreft. De Commissie is van oordeel dat - nu niet is gebruik gemaakt van professionele juridische hulpverlening - belanghebbende niet voor een vergoeding voor juridische bijstand in aanmerking kan komen.
Kwijtschelding van schulden
Volgens gemachtigde is in de compensatieberekening geen rekening gehouden met de
thans geldende kwijtscheldingsregeling. De Commissie overweegt hierover het volgende. De compensatieberekening bestaat uit een aantal elementen. Op grond van artikel 2.2 onder a Wht betreft het eerste element een compensatie voor correctiebesluiten. Het (forfaitair vastgestelde) compensatiebedrag is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de onterechte nihil stelling niet is toegekend of is teruggevorderd. Voor zover een belanghebbende terugbetalingen wegens een onterechte nihil stelling heeft verricht, worden die hiermee ondervangen. Het compensatiebedrag wordt alleen verminderd met hetgeen een belanghebbende niet heeft terugbetaald of dat over het betreffende toeslagjaar alsnog aan KOT is toegekend. De achterliggende gedachte daarbij is het voorkomen van het dubbel uitkeren van (een deel van) de KOT. Daarnaast wordt een belanghebbende die de KOT niet volledig heeft terugbetaald geacht materieel gezien minder schade te hebben geleden dan een belanghebbende die de toeslag wel volledig heeft terugbetaald. De Commissie constateert dat UHT deze uitgangspunten op een juiste wijze in de compensatieberekening heeft toegepast. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen,
adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te
vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Conclusie
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te
verklaren; - het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond
te verklaren in die zin dat:
o het bedrag onder component c voor het toeslagjaar 2017 aan te passen en te stellen op € 2.935;
o de vergoeding voor immateriële schade (component I) te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
o de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
(component N) dientengevolge aan te passen; - een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter