Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-00608

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 april 2021met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 20 mei 2021

Hoorzitting: 22 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 21 juli 2022

Samenvatting

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 30 april 2021 met het kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een compensatie van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling.

Procesverloop

Verzoek herbeoordeling
Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). De ontvangst van dit verzoek is door UHT op 4 februari 2021 per brief aan de belanghebbende bevestigd.

Afwijzing lichte toets
Bij brief van 30 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat UHT vooralsnog geen reden ziet om aan haar € 30.000 te betalen. Benadrukt wordt dat de herbeoordeling nog niet klaar is.

Bezwaarschrift
Op 20 mei 2021 is het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de afwijzing ontvangen.

Schriftelijke reactie UHT
Bij brief van 12 januari 2022 heeft UHT gereageerd op de bezwaren.

Aanvullende gronden
Bij brief van 22 februari 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende de bezwaargronden aangevuld.

Aanvullende schriftelijke reactie
UHT heeft op 28 maart 2022 een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.

Hoorzitting
Op 22 juni 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende, de gemachtigde (beiden via Webex) en UHT.

Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  1. De beschikking is ondeugdelijk gemotiveerd. In de bestreden beschikking wordt slechts een veelvoud van algemene redenen genoemd.
  2. Belanghebbende meent dat zij ten onrechte niet door de lichte toets is gekomen nu de genoemde situaties niet op haar van toepassing zijn en de kinderopvangtoeslag ten onrechte is aangepast. Belanghebbende meent gezien haar situatie in de jaren 2006/2007 recht te hebben op compensatie op grond van de Catshuisregeling.

Belanghebbende heeft tijdig schriftelijk de opvang bij de kinderopvang stopgezet omdat haar dochter op 1 september 2006 zou starten met de basisschool. De kinderopvang heeft dit geregistreerd en aangegeven dit verder te zullen afwikkelen, ook met de Belastingdienst. Belanghebbende was in de veronderstelling dat de kinderopvang de KOT tijdig had beëindigd. Helaas bleek later dat de kinderopvang onterecht toch toeslagen rechtstreeks heeft geïnd. Belanghebbende wist dit niet en aan haar zijn geen bedragen toegekend. Tot het zaakdossier behoort een antwoordformulier van de Belastingdienst/Toeslagen, gedagtekend 16 februari 2009, waarin belanghebbende meldt in 2007 geen opvang voor haar kind nodig te hebben. Belanghebbende heeft in de randmarge van dat formulier met de hand geschreven: ”mijn kind zit al sinds 1-9-2006 op de basisschool! De kinderopvangtoeslag is toentertijd opgezegd!” (productie 9).

Tot het zaakdossier behoort ook een uitdraai van het geautomatiseerd systeem van de Belastingdienst/Toeslagen waarin onder meer het volgende staat met behandel- en uitvoeringsdatum 2007-05-10: ”10-05-2007 kind is 06-08-2006 4 geworden en in december 2006 is een stopzetting gedaan voor KOT 2006 per 06-08-2006. Helaas was die toen al geMACt voor 2007 en liep deze nog steeds. Deze nu ook stopgezet. Gaat misschien wel problemen geven, want het ziet er naar uit dat geld rechtstreeks naar KDV ging” (productie 25).

De Belastingdienst was er dus van op de hoogte dat de gang van zaken rond de uitbetaling van de kindertoeslagen in het najaar 2006 en 2007 problemen kon geven.
In hetzelfde systeem staat ook de opmerking dat de toeslag in 2007 op nihil is gesteld in verband met non response. Dit is niet juist, gelet op het door belanghebbende ingevulde antwoordformulier.

Persoonlijk dossier
Belanghebbende verzoekt verweerder om haar het volledige persoonlijke dossier aan te leveren. Ze heeft destijds bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van de uitbetaalde kindertoeslagen en daarbij onder andere de opzeggingsbrief gevoegd. Deze stukken ontbreken in het dossier van verweerder. Belanghebbende verwijst naar het telefonisch contact begin 2021 inzake de herbeoordeling kinderopvangtoeslag waarbij door een medewerker is bevestigd dat in het systeem zichtbaar is dat belanghebbende destijds bezwaar heeft gemaakt en dat zij een klacht bij de ombudsman heeft ingediend.

Belanghebbende heeft destijds meermaals contact gehad met verweerder omdat het terugbetalen voor haar onmogelijk was. Ze is onrechtmatig als fraudeur bestempeld en werd erop gewezen dat zij verantwoordelijk was en dat er zo snel mogelijk betaald moest worden. Ze kreeg geen enkele mogelijkheid tot het treffen van een persoonlijke betalingsregeling. Bijgevoegd is correspondentie met de Ombudsman, die in 2007 heeft geprobeerd te bemiddelen. Helaas is het dossier van belanghebbende bij de Ombudsman inmiddels vernietigd.

Belanghebbende heeft uiteindelijk de terugvorderingen kunnen voldoen. Dit is gepaard gegaan met het aangaan van vele schulden waaronder bij DUO en de bank. Het handelen van de Belastingdienst heeft tot de dag van vandaag voor langdurige financiële en persoonlijke problemen gezorgd. Belanghebbende kreeg te maken met afsluiting van de energie en huisuitzetting. Zij kreeg last van depressies en raakte tijdelijk arbeidsongeschikt. Belanghebbende heeft thans nog schulden die zij aan het afbetalen is. Het zit belanghebbende erg hoog dat zij destijds door de Belastingdienst/Toeslagen werd beschouwd als fraudeur en dat haar om die reden elke vorm van betalingsregeling werd geweigerd; zij moest het zelf maar uitzoeken, het was haar probleem.

Belanghebbende verzoekt het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.

Verweer
Ten aanzien van de motivering stelt UHT dat de bestreden beschikking ruime afwijzingsgronden bevat. Het bezwaarproces biedt echter bij uitstek ruimte om nader in te gaan op de concrete situatie van belanghebbende. Er is op basis van het beschikbare dossier op dit moment geen aanknopingspunt om aan te nemen dat belanghebbende gedupeerd is geraakt door toedoen van de Belastingdienst/Toeslagen of dat er sprake is van vooringenomen handelen. Uit de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt niet dat belanghebbende als fraudeur is aangemerkt. Er is geen aanvraag voor een betalingsregeling aangetroffen. Ook is geen bericht van de Ombudsman aangetroffen. In de aanvullende reactie geeft UHT aan dat situaties genoemd in het bestreden besluit van toepassing zijn geweest.

Voor het toeslagjaar 2006 geldt dat belanghebbende een deel van het voorschot moest terugbetalen omdat zij zelf achteraf de KOT had stopgezet. Er is geen sprake van vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen noch van enig ander handelen dat tot bewuste benadeling van belanghebbende heeft geleid.

Over de rol van de kinderopvangorganisatie heeft UHT geen stukken in het dossier kunnen vinden. Voor het toeslagjaar 2007 geldt dat belanghebbende het voorschot moest terugbetalen omdat ze geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Er is ook over dit jaar geen sprake van vooringenomen handelen door de belastingdienst/Toeslagen noch van enig ander handelen dat tot bewuste benadeling van belanghebbende heeft geleid.

Voor wat betreft de toeslagjaren 2011, 2012 en 2013 is er geen sprake geweest van terugvorderingen. UHT heeft geen bezwaarschrift van belanghebbende tegen een terugvordering in het dossier aangetroffen.

De aantekening van een medewerker op het overzicht RKT-gegevens over 2007 betreffende non-response is niet duidelijk aangezien belanghebbende immers heeft gereageerd op het antwoordformulier.

Ter zitting heeft UHT zich op het standpunt gesteld dat de lichte toets een snelle, feitelijke toets is en dat een onderzoek naar aanleiding van de aantekeningen in het RKT-overzicht daarvoor te ver gaat. UHT concludeert dat op grond van de lichte toets terecht geen forfaitair bedrag van € 30.000,- uitgekeerd is.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

Kader
Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000,- is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de herstelregelingen). Na een lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Motivering
In de afwijzende beschikking van 30 april 2021 onder het kopje ‘Wat is er uit de lichte toets gekomen?’ somt UHT de situaties op die in het algemeen reden voor afwijzing kunnen vormen. De Commissie constateert dat het bestreden besluit geen deugdelijke motivering bevat, nu daaruit niet volgt waarom in het geval van belanghebbende tot een voorlopige afwijzing is gekomen. Dit gebrek is in bezwaar niet hersteld.

Zorgvuldigheid
Onbetwist is dat de terugvorderingen voor de jaren 2006 en 2007 plaatsvonden naar aanleiding van de door belanghebbende gedane meldingen dat haar dochter geen gebruik meer maakte van kinderopvang. Op zichzelf geeft het naar aanleiding van een melding stopzetten van de toegekende kinderopvangtoeslag en terugvorderen van de reeds uitgekeerde en teveel betaalde kinderopvangtoeslag geen grond om aan te nemen dat sprake is van vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen. Maar de automatisch gecontinueerde uitkering van kinderopvangtoeslag, die rechtstreeks toekwam aan de kinderopvanginstelling, werd met aanzienlijke vertraging beëindigd.

Daardoor ontstond een grote vordering op belanghebbende wegens onterecht uitgekeerde kinderopvangtoeslag. Een vordering waarvan de dienst, die immers op de hoogte was van de inkomenssituatie van belanghebbende, wist dat die tot betalingsproblemen zou kunnen leiden.

De Commissie acht aannemelijk dat belanghebbende vanwege deze betalingsproblemen de Belastingdienst/Toeslagen (meermaals) heeft verzocht om een betalingsregeling te treffen. Er is in het dossier weliswaar geen verzoek om een betalingsregeling aangetroffen, maar vast staat dat belanghebbende zich tot de Nationale Ombudsman heeft gewend met een “verzoek om bemiddeling inz onopgeloste aanslagen door de belastingdienst”. De Commissie acht aannemelijk dat, zoals belanghebbende stelt, zij dit verzoek aan de Ombudsman deed in 2007, nadat haar een regeling werd geweigerd. De Commissie stelt vast dat deze omstandigheden in het kader van de lichte toets niet aan het licht zijn gekomen.

In het geautomatiseerd systeem van de Belastingdienst/Toeslagen is op 27 april 2009 vastgelegd dat de uitkering van toeslagen was beëindigd wegens non-response, terwijl belanghebbende op 28 december 2006 door middel van een wijzigingsformulier heeft gemeld dat de kinderopvang per 6 augustus 2006 is gestopt en dit nogmaals op 16 februari 2009 door middel van een antwoordformulier heeft aangegeven. Ter zitting heeft UHT de vermelding van non-response niet kunnen verklaren. Deze omstandigheid en de onwil van de Belastingdienst/Toeslagen om belanghebbende een betalingsregeling te geven, terwijl onder de omstandigheden van haar geval zo’n regeling passend zou zijn geweest, maken het ook aannemelijk dat de dienst belanghebbende als fraudeur beschouwde, zoals zij heeft gesteld. Dat uit de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen niet blijkt dat belanghebbende als fraudeur is geregistreerd, doet daaraan niet af.

De omstandigheid dat door de Belastingdienst/Toeslagen geen terug te vinden aantekeningen zijn gehouden van de omstandigheid dat de Nationale Ombudsman in 2007 voor belanghebbende is opgetreden dwingt tot de conclusie dat door die dienst in dit geval zeldzaam lichtvaardig met die interventie is omgegaan. Dat handelen of nalaten moet worden aangemerkt als handelen jegens belanghebbende of het nalaten daarvan uit institutionele vooringenomenheid als bedoeld in artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.

De zogenoemde ‘lichte toets’ is weliswaar een marginale toets, maar aan die toets moet wel een serieuze en zorgvuldige afweging ten grondslag liggen. Die door UHT te verrichten serieuze en zorgvuldige afweging had ook moeten betreffen een onderzoek of de Nationale Ombudsman ten behoeve van belanghebbende was opgetreden en het gevolg daarvan. Dat een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden, vormt op zich ook een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Een in het kader van de ‘lichte toets’ naar behoren uitgevoerde globale beoordeling van het verzoek van belanghebbende om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag had daarom moeten leiden tot toekenning van de in de Catshuisregeling voorziene uitkering van € 30.000,-. De Commissie zal dan ook dienovereenkomstig adviseren. UHT geeft in het bestreden besluit aan dat na de lichte toets nogmaals goed naar de situatie van belanghebbende zal worden gekeken. Nu UHT zowel in haar verweer als ter zitting te kennen heeft gegeven dat in de geautomatiseerde systemen geen andere stukken en/of gegevens zijn aangetroffen dan reeds zijn verstrekt, acht de Commissie aannemelijk dat een uitgebreider onderzoek in het kader van de integrale beoordeling niet meer informatie zal opleveren dan in het kader van deze bezwaarprocedure naar voren is gekomen. Dit vormt voor de Commissie reden temeer om te adviseren dat aan belanghebbende reeds in deze fase recht wordt gedaan en haar de verzochte compensatie wordt toegekend.

Proceskostenvergoeding
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de Commissie het bezwaar gegrond acht, recht op een forfaitaire proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze Commissie adviseert de Commissie UHT in de onderhavige procedure vier procespunten (één punt voor het indienen van aanvullende gronden en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogste tarief.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie:

  • het besluit te herroepen en te bepalen dat aan belanghebbende een compensatie van € 30.000,- op grond van de Catshuisregeling wordt toegekend;
  • een vergoeding voor proceskosten toe te kennen van vier procespunten tegen het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter