BAC 2022-00578
Publicatiedatum 22-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 5 april 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 16 mei 2021
Hoorzitting: 1 december 2023
Overdracht advies aan UHT: 5 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 16 mei 2021 is gericht tegen de door UHT genomen ‘definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag’’ van (UHT-DC I) d.d. 5 april 2021.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 5 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT).
- Bij beschikking van 3 november 2020 is aan belanghebbende
een betaling van € 10.000 voor acute financiële nood uitbetaald. - Bij beschikking van 21 november 2020 is aan belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming van € 750 toegekend voor de vertraging van de afdoening van het verzoek om herbeoordeling.
- Bij beschikking van 29 december 2020 heeft UHT belanghebbende een voorlopige compensatie KOT over de jaren 2012 tot en met 2014 ter hoogte van € 69.282 toegekend.
- Bij beschikking van 5 april 2021 heeft UHT over de jaren 2012 tot en met 2014 belanghebbende een definitieve compensatie KOT ter hoogte van € 69.899 toegekend.
- Bij brief van 16 mei 2021, ontvangen op 18 mei 2021, heeft gemachtigde namens belanghebbende tegen de beschikking met kenmerken UHT-DC I een bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft de bezwaren bij brief van 2 juni 2022 aangevuld.
- UHT heeft op 26 augustus 2022 een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift gegeven.
- UHT heeft bij e-mailbericht van 30 november 2023 een aanvullende schriftelijke reactie toegestuurd en heeft daarin een toelichting op het compensatiebedrag gegeven.
- Op 1 december 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- Bij e-mailbericht van 15 december 2023 heeft de Commissie UHT enkele vragen over de compensatieberekening gesteld.
- Op 18 december 2023 heeft UHT via e-mail gereageerd op de vragen van de Commissie. Dit bericht is op 19 december 2023 doorgestuurd aan gemachtigde met een reactietermijn van 14 dagen. Bij e-mailbericht van 3 januari 2024 is vanwege het uitblijven van een reactie, de termijn verlengd tot 12 januari 2024. Op 16 januari 2024 heeft de Commissie gemachtigde laten weten geen reactie te hebben ontvangen en over te gaan tot advisering.
- Bij e-mailbericht van 16 januari 2024 laat gemachtigde weten dat belanghebbende nog steeds essentiële informatie mist en het advies van de Commissie afwacht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geding.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gemachtigde stelt dat onduidelijk is op welke grondslag het bestreden besluit is gebaseerd. In het bestreden besluit wordt op pagina 2 verwezen naar de “Compensatieregeling”. Hoewel de volledige titel van dit besluit “Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken” is, meent de Commissie dat UHT met deze verwijzing heeft kunnen volstaan. Via de zoekmachines van internet is daarmee de volledige titel en het besluit eenvoudig te vinden Bedoeld besluit is per 4 november 2022 komen te vervallen. Hierboven is bij het onderdeel “Onderwerp van advies” een passage over de daarvoor in de plaats gekomen wet (Wht) opgenomen.
Gemachtigde voert verder aan dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is en daardoor strijdig is met het desbetreffende algemene beginsel van behoorlijk bestuur.
Weliswaar heeft UHT de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikking niet onderbouwd met de op de zaak betrekking hebbende stukken, maar de Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en de aanvullingen daarop, een uitgebreide uitleg met behulp van de beschikkingsoverzichten en overige producties het besluit voldoende is onderbouwd.
Gemachtigde stelt voorts - samengevat- dat er onvoldoende rekening is gehouden met de materiële schade, immateriële schade, gevolgschade, economische schade, vertragingsschade en vervangingsschade van belanghebbende en haar gezinsleden die allen zijn gedupeerd door de toeslagenaffaire. Hij is van mening dat, afgezien van de meerschade, het ook alleszins redelijk en billijk is een hoger compensatiebedrag toe te kennen.
De Commissie wijst erop dat op grond van artikel 2.1, lid 1 jo. artikel 2.3 van de Wht, alleen forfaitaire bedragen aan compensatie worden toegekend. Als een gedupeerde ouder meent dat hij meer of andere schade heeft geleden, dient hij daarvoor een verzoek in te dienen voor vergoeding van aanvullende werkelijke schade zoals omschreven in artikel 2.1, lid 3 van de Wht.
Belanghebbende heeft reeds een dergelijk verzoek gedaan. Inmiddels is haar bij besluit van 18 juli 2022 een aanvullende schadevergoeding ad € 20.926 toegekend. Daar is belanghebbende evenzeer tegen op gekomen en de daarin voorliggende rechtsvragen, maken deel uit van een andere procedure.
UHT heeft in haar schriftelijke reactie van 26 augustus 2022 en later in de bij haar e-mailbericht van 30 november 2023 gevoegde “bijlage compensatieberekening” aangegeven dat de compensatieberekening op een aantal onderdelen onjuist is en (in het voordeel van belanghebbende) aangepast moet worden.
Na de hoorzitting heeft de Commissie UHT er nog op gewezen dat het aan belanghebbende toegekende compensatiebedrag niet de som is van de onderliggende berekening.
UHT heeft in haar e-mailbericht van 18 december 2023 gereageerd dat de constatering van de Commissie juist is en heeft vervolgens het verschil in bedragen uitgelegd. Tevens geeft zij in dit bericht aan op welke wijze de voorgestelde aanpassingen in de berekening in het voordeel zijn van belanghebbende.
Deze uitleg is doorgestuurd aan gemachtigde. Gemachtigde heeft uiteindelijk niet meer inhoudelijk gereageerd. Hij herhaalt in zijn e-mailbericht van 18 januari 2024 het bezwaar dat belanghebbende essentiële gegevens mist en dat zij het advies van de Commissie afwacht.
De Commissie adviseert de door UHT voorgestelde en tot voordeel van belanghebbende strekkende, wijzigingen in de compensatieberekening in de beslissing op bezwaar op te nemen en het bestreden besluit in zoverre te herroepen.
Tot slot wijst de Commissie, in reactie op het bezwaar dat de gezinsleden van belanghebbende op grond van de Wht als aparte belanghebbenden en gedupeerden moeten worden aangemerkt, naar artikel 2.1. Wht. Uit dit artikel volgt dat, ten tijde hier van belang, alleen de aanvrager van KOT gecompenseerd wordt.
De Commissie noemt in dit verband de inmiddels van kracht zijnde kindregeling ( zie https://herstel.toeslagen.nl/kindregeling/). Mogelijk kan daarop met succes een beroep worden gedaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen door de compensatie aan te passen op de door UHT aangegeven wijze in haar schriftelijke reactie van 26 augustus 2022 en de aanvullingen daarop van 1 december 2023 en van 18 december 2023, en een proceskostenvergoeding toe te kennen, daarbij 2 procespunten toe te kennen met een wegingsfactor 2 en daarbij het hoogste bedrag per procespunt te hanteren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter