BAC 2021-957
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit:18 februari 2021 met kenmerk UHT-DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 3 maart 2021
Hoorzitting: 23 december 2021
Overdracht advies aan UHT: 31 december 2021
Samenvatting
Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert onder ander een herbeoordeling van de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 te doen, het bedrag van € 2.500 dat op het compensatiebedrag in mindering is gebracht, alsnog toe te kennen, een vergoeding tot de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen en de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 18 februari 2021. De belanghebbende komt in aanmerking voor het toekennen van een compensatievergoeding, omdat er door de Belastingdienst in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) fouten zijn gemaakt. Aan de belanghebbende is een compensatiebedrag toegekend van € 102.521 over de jaren 2009, 2010 en 2011.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 12 oktober 2020 telefonisch een verzoek gedaan tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2011.
- Per brief van 28 oktober 2020 heeft de UHT aan belanghebbende bevestigd dat haar
melding voor een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag is geregistreerd. - Op 4 november 2020 is aan de belanghebbende een bedrag van € 2.500 uitbetaald
wegens acute geldnood. - Per brief van 21 november 2020 is aan de belanghebbende medegedeeld dat zij een
bedrag van € 750 ontvangt, vanwege het lange wachten op een herbeoordeling van
haar situatie. - Bij beschikking van 23 december 2020 heeft de UHT het compensatiebedrag vastgesteld op € 102.056. Na aftrek van de eerder ontvangen € 2.500 is een bedrag van € 99.556 aan de belanghebbende uitbetaald.
- Bij beschikking van 18 februari 2021 heeft de UHT het compensatiebedrag definitief
vastgesteld op € 102.521. Hierdoor is aan de belanghebbende nog een bedrag van
€ 465 uitbetaald. - Belanghebbende heeft tegen de definitieve beschikking bezwaar gemaakt, gedagtekend 18 februari 2021. Het bezwaarschrift is op 3 maart 2021 door de UHT ontvangen.
- De UHT heeft op 1 december 2021 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 1 december 2021 heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden tussen de
belanghebbende en de behandelend secretaris van de Commissie. Tijdens dit gesprek heeft de secretaris de belanghebbende geïnformeerd over de zitting van 23 december 2021 en het aanhouden van de behandeling van haar zaak bij de Commissie Werkelijke Schade. - Op 23 december 2021 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.
De belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een bedrag van € 14.935 ten
onrechte in mindering is gebracht op het compensatiebedrag als niet betaalde schuld
KOT (onderdeel e van de compensatieberekening). Belanghebbende is van mening dat de openstaande schuld KOT had moeten worden kwijtgescholden, nu de staatssecretaris van Financiën, heeft toegezegd dat alle schulden van de Belastingdienst worden kwijtgescholden.
Ter zitting heeft de belanghebbende aangevoerd dat zij ook voor de toeslagjaren 2012,
2013 en 2014 opvanguren heeft afgenomen. Belanghebbende heeft voor die jaren KOT ontvangen, waarvan een deel uiteindelijk is teruggevorderd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat deze toeslagjaren ten onrechte niet in de beoordeling zijn meegenomen.
Verweer
Niet betaalde schuld KOT
Ter zitting heeft de belanghebbende aangevoerd dat zij ook voor de toeslagjaren 2012,
2013 en 2014 opvanguren heeft afgenomen. Belanghebbende heeft voor die jaren KOT ontvangen, waarvan een deel uiteindelijk is teruggevorderd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat deze toeslagjaren ten onrechte niet in de beoordeling zijn meegenomen.
In de toeslagjaren 2009 en 2010 heeft de Belastingdienst de bedragen aan uitbetaalde
kinderopvangtoeslag volledig teruggevorderd, maar gedeeltelijk terugbetaald gekregen van de belanghebbende.
De Belastingdienst heeft bij beschikkingen de KOT over de jaren 2009 en 2010
vastgesteld op nihil. Gelet hierop, diende de belanghebbende de reeds toegekende
voorschotten (€ 22.900 voor het jaar 2009 en € 20.574 voor het jaar 2010) terug te
betalen. Uit het betaal- en verrekenoverzicht van het Landelijk Incasso Centrum
(hierna: het LIC-overzicht) blijkt dat de belanghebbende door middel van verrekeningen met andere toeslagen en terugbetalingen deze openstaande vordering gedeeltelijk heeft terugbetaald. Zo heeft de belanghebbende over het jaar 2009 in totaal een bedrag van € 16.558,74 terugbetaald en over het jaar 2010 in totaal een bedrag van € 11.999,19. Het verschil tussen de toegekende voorschotten en de terugbetalingen (€ 6.360,26 voor het jaar 2009 en € 8.574,81 voor het jaar 2010) is derhalve nog niet terugbetaald. Op grond van onderdeel 5 van het Compensatiebesluit dient de UHT de nog niet betaalde bedragen aan terugvorderingen op de compensatie in mindering te brengen. De UHT is daarmee van oordeel dat het bedrag van € 14.935 (€ 6.360,26 + € 8.574,81) terecht in mindering is gebracht op de toegekende compensatie.
Door dit niet betaalde bedrag af te trekken van de compensatie is dit bedrag daarmee voldaan en hoeft dit niet meer terugbetaald te worden. In de LIC-overzichten staat dan
ook aangegeven dat de openstaande vorderingen KOT over de jaren 2009 en 2010
administratief zijn verwijderd, waardoor dit bedrag voor beide jaren op € 0 staat.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit noodvoorziening toeslagen (Staatscourant 11 december 2020, nr. 62981).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
In mindering gebrachte KOT
De Commissie overweegt dat de UHT onder verwijzing naar de desbetreffende LIC-overzichten en bepalingen uit het Compensatiebesluit voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op welke wijze de bedragen niet betaalde schuld KOT over de jaren 2009 en 2010 zijn vastgesteld, alsmede voldoende heeft gemotiveerd om welke reden deze bedragen van het compensatiebedrag zijn afgetrokken. Na uitleg op de hoorzitting begreep ook de belanghebbende deze aftrek en ging hiermee akkoord. Ook de Commissie komt tot de conclusie dat de niet betaalde terugvordering KOT over voornoemde jaren terecht in mindering is gebracht op het compensatiebedrag.
Toeslagjaren 2012, 2013 en 2014
De Commissie stelt vast dat de UHT zich voor het berekenen van de
compensatievergoeding heeft gebaseerd op de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011. Ter
zitting heeft de belanghebbende aangevoerd dat zij ook in de jaren 2012, 2013 en 2014 kinderopvang heeft afgenomen en dat de KOT die zij over die jaren heeft ontvangen, gedeeltelijk is teruggevorderd.
De Commissie begrijpt dat voor de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 eerst een primair
besluit door de UHT dient te worden genomen. Gelet hierop, adviseert de Commissie de UHT een verzoek om herbeoordeling van deze toeslagjaren neer te leggen bij de
persoonlijk zaakbehandelaar van de belanghebbende. De Commissie adviseert de UHT
daarnaast aan de belanghebbende mede te delen op welke termijn belanghebbende een besluit over deze jaren kan verwachten.
Betalingen acute geldnood
Bij de berekening van het compensatiebedrag is door de UHT een vermindering van
€ 2.500 toegepast, omdat dit bedrag eerder aan de belanghebbende is toegekend als
acute noodvoorziening.
De Commissie wijst op paragraaf 2.2 van het Besluit noodvoorziening toeslagen, waarin is bepaald dat het bedrag van de noodvoorziening op een later moment niet in mindering zal worden gebracht op het toe te kennen bedrag aan compensatie of tegemoetkoming. De UHT erkent dit ter zitting en zegt toe dit bedrag terug te betalen.
Immateriële schadevergoeding
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de
belanghebbende te berekenen vanaf 30 november 2010, de datum van de melding die heeft geleid tot de eerste neerwaartse beschikking, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Conclusie en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:
- een verzoek tot herbeoordeling van de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014 neer te
leggen bij de persoonlijk zaakbehandelaar van de belanghebbende; - het bedrag van € 2.500 dat op het compensatiebedrag in mindering is gebracht
alsnog toe te kennen aan de belanghebbende; - de vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 30 november 2010,
zijnde de datum van de melding die heeft geleid tot de eerste neerwaartse
beschikking, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter