Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-923

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 20 mei 2022

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 5 juli 2022

Samenvatting

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van en (hierna: belanghebbenden), ingediend door van (hierna: gemachtigde), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT), strekkende tot de mededeling dat UHT na een lichte toets voorlopig geen reden ziet om € 30.000 te betalen.

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie), bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 24 juni 2022.

Procesverloop

[Belanghebbenden]heeft een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van zijn
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Op 26 januari 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) bevestigd dat de melding is geregistreerd.
Bij het besluit van 1 mei 2021 heeft UHT aan medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om € 30.000 te betalen.

Bij brief van 19 mei 2021, door UHT ontvangen op 20 mei 2021, heeft gemachtigde namens belanghebbenden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 mei 2021. Gemachtigde verzoekt om de stukken welke betrekking hebben op het bezwaar en hij vraagt om een termijn voor het aanvullen van de gronden.

Op 13 juli 2021 heeft UHT het bezwaarschrift aan de Commissie doorgezonden.

Bij brief van 20 juli 2021 is het bezwaardossier aan gemachtigde toegestuurd en is hem een termijn van vier weken voor het aanvullen van gronden gegeven.

Bij e-mailbericht van 11 augustus 2021 heeft gemachtigde aangegeven dat de door hem ontvangen stukken niet compleet zijn en heeft hij verzocht om het complete dossier met alle stukken waarin de namen van zijn cliënten voorkomen. Dit verzoek is doorgezonden naar UHT. Gemachtigde is daarvan op de hoogte gesteld.

Bij brief van 27 september 2021 is aan gemachtigde een nieuwe termijn voor het
aanleveren van de gronden gegeven. Op 25 oktober 2021 liep deze termijn af. Op 6 oktober 2021 heeft gemachtigde gemaild dat hij nog geen nieuwe stukken heeft ontvangen.
Namens de Commissie is geantwoord dat nogmaals aan UHT verzocht is de
ontbrekende stukken toe te sturen en dat de termijn voor het aanvullen van de
gronden is opgeschort tot nader orde.

Op 29 maart 2022 heeft UHT bij de Commissie aangegeven dat gemachtigde in het bezit is van alle stukken die betrekking hebben op het bestreden besluit. Namens de Commissie is dit aan gemachtigde doorgegeven en is hem een termijn van 10 dagen gegeven om de gronden van het bezwaar te geven.

UHT heeft de Commissie op 31 maart 2022 laten weten dat er tevergeefs herhaalde pogingen zijn gedaan om gemachtigde telefonisch te bereiken. Uiteindelijk heeft gemachtigde op een e-mailbericht van UHT telefonisch gereageerd en heeft hij in dit gesprek wederom aangegeven dat hij meer stukken/alle stukken met de naam van belanghebbenden wil ontvangen.
Op dezelfde datum heeft gemachtigde aan de Commissie opnieuw een verzoek
gestuurd om stukken waaruit blijkt waarom de Catshuisregeling niet op
belanghebbenden van toepassing zijn.

Bij e-mailbericht van 19 april 2022 heeft de Commissie aan gemachtigde bericht dat UHT heeft aangegeven dat hij in het bezit is van alle stukken die betrekking hebben op het bestreden besluit en dat de Commissie haar advies gaat uitbrengen. Gemachtigde is daarbij gevraagd of belanghebbenden gehoord wil worden.
Gemachtigde heeft op 20 april 2022 via de e-mail geantwoord dat hij het volledig
persoonlijk dossier van belanghebbenden wil ontvangen.

In haar e-malbericht van 16 mei 2022 heeft de Commissie aan gemachtigde laten weten dat zij van mening is dat alle voor deze bezwaarprocedure relevante stukken aan gemachtigde zijn toegestuurd en heeft zij herhaald dat zij advies op het bezwaarschrift gaat uitbrengen. Gemachtigde heeft tot 26 mei 2022 de gelegenheid gekregen om aan te geven of belanghebbenden gebruik willen maken van hun recht om gehoord te worden en dat de Commissie het advies anders uitsluitend zal uitbrengen op basis van de stukken.

Op 23 mei 2022 is aan gemachtigde de schriftelijke reactie van UHT d.d. 22 april 2022 toegestuurd. In dit e-mailbericht is de termijn om aan te geven of belanghebbende gehoord wil worden, verlengd tot 2 juni 2022.

Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 2 juni 2022 geantwoord dat hij op grond van het toegestuurde dossier geen gronden kan aanvullen.

Gronden van bezwaar

Het bezwaarschrift luidt samengevat:

  • het bestreden besluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht en is vatbaar voor bezwaar;
  • de algemene situaties die beschreven zijn in het bestreden besluit (afwijzingsgronden) zijn niet op belanghebbende van toepassing;
  • het besluit is onvoldoende gemotiveerd.

Verweer

In de schriftelijke reactie van 22 april 2022 is als verweer op de bezwaren
aangegeven, samengevat:

  • er staat onverkort bezwaar open tegen de brief waarin is medegedeeld dat er nog geen sprake is van een definitieve afwijzing; het bezwaar is ontvankelijk;
  • de bestreden beschikking bevat ruime afwijzingsgronden. In de schriftelijke
    reactie wordt aangegeven:
    • In toeslagjaar 2006 is de KOT definitief vastgesteld op € 0 omdat belanghebbende de aanvraag voor dit jaar te laat heeft ingediend;
    • In toeslagjaar 2007 is de KOT definitief vastgesteld op € 0 omdat er niet gereageerd is op vraagbrieven;
    • In het toeslagjaar 2008 is de KOT definitief vastgesteld op € 0 omdat belanghebbende niet alle gevraagde informatie heeft opgestuurd;
    • In toeslagjaar 2009 is de KOT definitief vastgesteld op € 0 omdat belanghebbende de KOT zelf wilde stopzetten'.

Er is op basis van het beschikbare dossier (op dit moment) geen aanknopingspunt om aan te nemen dat gedupeerd is geraakt door toedoen van de B/T of dat er sprake is van vooringenomen handelen van de kant van B/T.

    Het verzoek van gemachtigde om toezending van alle stukken met de naam van belanghebbenden is opgepakt, maar staat los van deze bezwaarprocedure. De stukken die betrekking hebben op deze zaak zijn inmiddels door UHT verstrekt.

    Toepasselijke wet- en regelgeving

    • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
    • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
    • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
    • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
      Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
    • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1
      juni 2021, nr. 28304.

    Ontvankelijkheid

    De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.

    Feiten

    Belanghebbende heeft in de jaren 2006 tot en met 2009 voorschotten aan KOT ontvangen. Die voorschotten zijn herzien, wat leidde tot een terugvordering. Belanghebbenden hebben zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van
    hun aanspraak op KOT. De beschikking van 1 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:

    “U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag.
    Het kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te
    geven. Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst
    een lichte toets. (…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden
    u € 30.000 uit te betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw
    herbeoordeling is nog niet klaar.”

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    Artikelen 7:4 Awb en artikel 49e Awir geven aan dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt. UHT heeft meermalen aangegeven dat aan deze verplichting is voldaan.
    De Commissie is van mening dat aan gemachtigde alle voor deze bezwaarprocedure relevante stukken zijn toegestuurd. Dit is op 16 mei jl. aan gemachtigde meegedeeld.

    Gemachtigde heeft niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verklaard dat belanghebbenden gebruik wilden maken van het recht te worden gehoord.

    De Commissie heeft op grond van artikel 7:3 aanhef en onder d. Awb van het horen van belanghebbenden afgezien. De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden, na de zogenoemde lichte toets, is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

    In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
    maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is de Catshuisregeling tot stand gekomen. Op grond van deze regeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden.

    Het betreft de volgende regelingen:

    • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
    • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel KOT, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
    • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de herstelregelingen).

    De Commissie is van mening dat uit hetgeen UHT in haar schriftelijke reactie heeft aangevoerd, volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft kunnen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbenden over te gaan. De reden daarvoor is in de bezwaarprocedure duidelijk geworden.
    Immers, niet is gebleken dat belanghebbenden gedupeerd zijn door B/T of dat er sprake is van vooringenomenheid van de kant van B/T. De KOT is op nihil gesteld omdat belanghebbenden niet hebben gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie, de KOT zelf hebben stopgezet of de KOT te laat hebben aangevraagd.
    Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbenden toch als gedupeerde kunnen worden aangemerkt, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dat zal dan in het kader van de integrale toets zijn en heeft dus geen gevolgen voor dit besluit op grond van de lichte toets.

    Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op
    de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

    De Commissie adviseert UHT tot slot om te bevorderen dat de integrale toets zo
    spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

    Conclusie

    Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

    • om het bestreden besluit in stand te laten;
    • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitkomst van de lichte toets
      en nog niet een integrale beoordeling bevat.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter