BAC 2021-827
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 6 juli 2021
Hoorzitting: 2 februari 2022
Overdracht advies aan UHT: 25 februari 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om met het oog op het herstel bij het nog te nemen besluit op bezwaar een nadere
toelichting bij het LIC-overzicht te geven, om bij de vergoeding juridische hulp uit te gaan van het meest gunstige scenario voor belanghebbende, om bij de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit te gaan van 15 januari
2009 als startdatum en als einddatum de datum van het nog te nemen besluit op
bezwaar, om de extra compensatie van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen en om de proceskosten van belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elk van de twee toe te kennen procespunten en een bedrag van € 759 per procespunt wordt gehanteerd.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift ontvangen op 6 juli 2021 is gericht tegen het door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen besluit van 9 juni 2021, strekkende tot de mededeling dat zijn verzoek van 20 januari 2020 om herbeoordeling van zijn kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het toeslagjaar 2008 heeft geleid tot het toekennen van een definitief compensatiebedrag van € 32.150.
Deze bezwaarprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 10 april 2020 telefonisch bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van zijn KOT over de jaren 2008 en 2009.
- Bij brief van 16 december 2020, heeft UHT belanghebbende meegedeeld dat over hetmjaar 2008 fouten zijn gemaakt, waardoor hij nu een voorlopig bedrag van € 28.451 krijgt.
- Bij besluit van 9 juni 2021 heeft UHT belanghebbende meegedeeld dat zijn verzoek van 20 april 2020 om herbeoordeling van zijn KOT over het toeslagjaar 2008 heeft geleid tot het toekennen van een definitief compensatiebedrag van € 32.150. Omdat hij al een voorlopig bedrag van € 31.451 had gekregen, kreeg hij nog een bedrag van € 699.
- Bij brief van onbekende datum ontvangen op 6 juli 2021 heeft belanghebbende tegen het besluit van UHT van 9 juni 2021 een bezwaarschrift ingediend.
- Bij brief van 6 augustus 2021 heeft de advocaat (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende aanvullende gronden van het bezwaar met bijlagen ingediend.
- UHT heeft bij brief van 4 november 2021 een verweerschrift met stukken ingediend.
- Bij brief van 24 januari 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende gereageerd op het verweerschrift met stukken van UHT. Belanghebbende heeft telefonisch van UHT te horen gekregen dat aan hem een bedrag van € 3.887 wordt betaald en dat dit met het onderhavige bezwaar te maken heeft.
- Bij besluit van 31 januari 2022 heeft UHT belanghebbende meegedeeld dat zijn verzoek van 10 april 2020 om herbeoordeling van zijn KOT over de toeslagjaren 2008 en 2009 heeft geleid tot het toekennen van een definitief compensatiebedrag van €36.037. Omdat hij al een voorlopig bedrag van € 32.150 toegekend had gekregen resteert er een nog te ontvangen bedrag van € 3.887.
- Op 2 februari 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt.
- Bij e-mailbericht van 2 februari 2022 heeft UHT nadere stukken toegezonden die aan de gemachtigde van belanghebbende zijn doorgezonden. Bij e-mailbericht van 11 februari 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende hierop gereageerd.
Gronden van bezwaar
De gronden van het bezwaar van belanghebbende luiden – samengevat – als volgt.
Toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb
UHT heeft ten onrechte bij het bestreden besluit niet mede beslist op het verzoek van 10 april 2020 tot herbeoordeling van zijn KOT over het jaar 2009. Ook het jaar 2009 had derhalve in de definitieve berekening dienen te worden meegenomen en dient geen separate bezwaarprocedure voor het jaar 2009 gestart te worden. Het bezwaar is om deze redenen al gegrond. Voor het jaar 2009 is hij ook gedupeerde, en dit houdt in dat ook voor 2009 het bedrag moet worden vermeerderd met de reeds bekende berekening definitieve compensatiebedrag KOT.
Het besluit van 9 juni 2021 is niet inzichtelijk gemotiveerd
De berekeningen in de producties 5 en 6 van het verweer zijn niet inzichtelijk en
begrijpelijk gemotiveerd. Bij de vooraankondiging is een bedrag van € 28.451
gehanteerd en bij de definitieve berekening een bedrag van € 32.150 zodat dit niet met elkaar rijmt. Uit productie 6 maakt hij op dat de eerdere berekening van KOT €13.960 was, en bij de volgende herziening was dit kennelijk € 11.949. Dit komt dan niet overeen met productie 3, waarin staat dat de totale KOT over 2008 slechts € 2.190 bedraagt.
Vergoeding juridische hulp
UHT heeft ten onrechte geen compensatie toegekend voor deze post. Verwezen wordt
naar de ter zake overgelegde stukken ter hoorzitting en op 14 februari 2022. Bij brief van de Belastingdienst/Toeslagen van 28 mei 2021 heeft de dienst erkend dat zij het dossier met gegevens over gevoerde procedures van vóór 2014 na 7 jaar al had
vernietigd, terwijl dit pas na een termijn van 12 jaar had mogen plaatsvinden.
Vergoeding immateriële schade
Deze post dient in ieder geval met € 500 te worden verhoogd indien de definitieve
berekening voor 2009 nog niet is genomen. Bij de definitieve berekening is deze
vergoeding verhoogd met € 500 naar € 10.500 en wordt er gesteld dat de periode
loopt tot 1 juni 2021, maar deze dient te lopen tot de datum van het besluit op bezwaar, zodat dit bedrag hoger dient te zijn.
Aanvullende vergoeding (1% van subtotaal)
Indien het compensatiebedrag nog steeds belastbaar is zal een compensatie van 1% niet voldoende zijn. Zowel de vermogensbelasting als de toeslagen en mogelijke andere regelingen zouden het bedrag aan compensatie niet mee moeten nemen. Voor zover deze regeling hangende bezwaar niet wordt aangepast moet dit onderdeel tot een hogere aanpassing van het percentage leiden.
Verzoek vergoeding proceskosten
Gemachtigde heeft in zijn aanvullend bezwaarschrift verzocht om vergoeding van
proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.
Verweer
Het verweer van UHT luidt – samengevat – als volgt.
Toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb
Het is juist dat het toeslagjaar 2009 bij het definitieve compensatiebesluit van 9 juni 2021 niet is meegenomen in de berekening. Dit is bij besluit van 31 januari 2022 alsnog gedaan. Belanghebbende komt in aanmerking voor compensatie over 2009 voor materiële schade, rente en kosten en rentevergoeding over gemiste KOT.
Vergoeding juridische hulp
UHT heeft ten aanzien van het verzoek om vergoeding juridische hulp geen verweer gevoerd. UHT heeft ter hoorzitting aangegeven dat zij deze post nog gaat bestuderen en advies van de Commissie hierover zal ontvangen.
Vergoeding immateriële schade
Deze vergoeding is in de rechtspraak gevormd en forfaitair opgebouwd en compenseert derhalve niet de door belanghebbende geleden werkelijke schade. Het
Compensatiebesluit voorziet in de mogelijkheid om voor de werkelijk geleden schade een verzoek om aanvullende compensatie in te dienen.
Aanvullende vergoeding (1% van subtotaal)
UHT heeft ten aanzien van het verzoek om aanvullende vergoeding inhoudelijk geen
verweer gevoerd. UHT heeft ter zake slechts het volgende aangevoerd. Omdat belanghebbende mogelijk naast het ontvangen compensatiebedrag om een
aanvullende compensatie verzoekt, dient dat verzoek volgens artikel 4 van het Besluit te worden voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (Besluit proceskosten);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
- Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toepassing van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb
Het bezwaar van belanghebbende kan op grond van het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht worden mede te zijn gericht tegen het nader genomen besluit van UHT van 31 januari 2022.
Het besluit van 9 juni 2021 is niet inzichtelijk
De Commissie volgt gemachtigde in zijn stelling dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk is: bij de bij het besluit gevoegde berekeningstabel ontbreekt een duidelijke toelichting en verwijzing naar onderliggende stukken c.q. beschikkingen. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Naar het oordeel van de Commissie is belanghebbende door deze gang van zaken echter niet benadeeld. Aan de hand van het aan gemachtigde toegestuurde verweerschrift van UHT met bijlagen en de later toegestuurde informatie is de berekening te herleiden tot de in de berekeningstabel genoemde bedragen. Het motiveringsgebrek kan dan ook met toepassing van artikel 6:22 Awb worden gepasseerd. Gelet op hetgeen belanghebbende ter hoorzitting heeft aangegeven, adviseert de Commissie evenwel om een nadere toelichting bij het LIC-overzicht te geven.
Vergoeding juridische hulp
UHT heeft noch bij het besluit van 9 juni 2021, noch bij het nadere besluit van 31 januari 2022 een vergoeding voor proceskosten vastgesteld. Bij brief van de Belastingdienst/Toeslagen van 28 mei 2021 heeft de dienst erkend dat zij het dossier met gegevens over gevoerde procedures van vóór 2014 na 7 jaar al had vernietigd, terwijl dit pas na een termijn van 12 jaar had mogen plaatsvinden.
Verder blijkt uit deze stukken dat er sprake is geweest van de volgende gevoerde
procedures ter zake van de vaststelling van definitieve KOT van belanghebbende over het jaar 2008:
- besluit van de dienst van 26 februari 2011 over de vaststelling van definitieve KOT
over 2008; - bezwaarschrift van onbekende datum, ontvangen op 17 maart 2011;
- besluit op bezwaar van 20 juni 2011, waarbij het bezwaar kennelijk ongegrond is
verklaard; - beroepschrift van 27 september 2011 tegen het besluit op bezwaar van 20 juni 2011;
- uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2011, waarbij het beroep
van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard; - verzet van 11 januari 2011 tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30
november 2011; - zitting bij de rechtbank Den Haag op onbekende datum, waarbij belanghebbende met zijn gemachtigde is verschenen;
- uitspraak op het verzet van 20 april 2012, waarbij het verzet ongegrond is verklaard;
- cassatieberoep van onbekende datum;
- arrest van de Hoge Raad van 19 oktober 2012.
Ter hoorzitting is namens UHT toegezegd dat deze post nader zal worden onderzocht en dat het resultaat hiervan nog wordt opgenomen in de compensatieberekening. De
Commissie adviseert UHT bij de beoordeling van deze post om bij het nog te nemen
besluit op bezwaar van het meest gunstige scenario voor belanghebbende uit te gaan.
Vergoeding immateriële schade
De Commissie stelt voorop dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling een vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en
onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de
compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekeningen van zijn compensatie. Zowel de gemachtigde als belanghebbende zelf hebben de stress benadrukt die belanghebbende heeft ervaren en nog steeds ervaart door deze hele affaire. Gelet op de Compensatieregeling wordt de vergoeding voor immateriële schade toegekend voor het totale tijdvak waarop de compensatiebesluiten betrekking hebben.
In de beschikking van 9 juni 2021 houdt UHT als beginpunt de datum van 12 februari
2011 aan en in de beschikking van 31 januari 2022 berekent UHT deze vergoeding vanaf 29 juli 2009.
De Commissie adviseert UHT om bij het nog te nemen besluit op bezwaar uit te gaan van de datum van 15 januari 2009, aangezien belanghebbende vanaf deze datum KOT heeft moeten terugbetalen.
Aanvullende vergoeding (1% van subtotaal)
De Commissie adviseert de extra compensatie van 1% in het nog te nemen besluit op
bezwaar te berekenen over het als gevolg van alle aanpassingen in de
compensatieberekening gewijzigde subsaldo.
Verzoek vergoeding proceskosten
Gemachtigde heeft namens belanghebbende aanvullende gronden ingediend en hem
tijdens de hoorzitting bijgestaan. De Commissie adviseert om 2 procespunten toe te
kennen met een wegingsfactor 2 en om per procespunt de hoogste vergoeding toe te kennen.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT:
- om met het oog op het herstel bij het nog te nemen besluit op bezwaar een nadere
toelichting bij het LIC-overzicht te geven; - om bij de vergoeding juridische hulp uit te gaan van het meest gunstige scenario voor belanghebbende;
- om bij de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit te gaan van 15 januari
2009 als startdatum en als einddatum de datum van het nog te nemen besluit op
bezwaar; - om de extra compensatie van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan
te passen; - om de proceskosten van belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te
vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elk van de twee toe te kennen
procespunten en een bedrag van € 759 per procespunt wordt gehanteerd.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter