BAC 2021-800
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 juni 2021met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 6 juli 2021
Hoorzitting: 25 november 2021
Overdracht advies aan UHT: 15 december 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder meer om de vergoeding voor immateriële schade toe te kennen vanaf het eerste moment van neerwaartse correctie 19 december 2008, tot het moment van de beslissing op bezwaar; om de rentevergoeding over gemiste KOT te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar; om de vergoeding voor eerder verleende juridische bijstand te verhogen; om de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen aan de aldus bijgestelde bedragen, en om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te kennen op basis van 2 procespunten (met een vergoeding van € 748 per procespunt) met elk een wegingsfactor 2.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde] gedateerd op 28 juni 2021, is gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 7 juni 2021 van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel (hierna: de UHT).
Daarbij is, op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 7 september 2020 (hierna: de Compensatieregeling) aan belanghebbende een compensatiebedrag van € 70.760 toegekend.
De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen zoals bepaald in
onderdeel 3.1 van de Compensatieregeling, te weten:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie
voor veronderstelde immateriële schade); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade); - vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag (3.1.6);
- extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).
Procesverloop
- Bij brief van 24 december 2020 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging
van de compensatieberekening toegezonden waarbij is gesteld dat de voorlopige
compensatie € 70.760 bedraagt. De UHT is voornemens dit bedrag aan belanghebbende toe te kennen, omdat bij de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008, 2009, 2010, 2012 en 2013 is gebleken, dat de Belastingdienst/Toeslagen fouten heeft gemaakt. - Bij beschikking van 7 juni 2021 heeft de UHT definitief het compensatiebedrag van € 70.760 aan belanghebbende toegekend (hierna: het Compensatiebesluit).
- Gemachtigde heeft bij brief van 28 juni 2021, ontvangen door de UHT op 6 juli 2021, tegen het besluit bezwaar gemaakt. Bij brief van 30 september 2021 heeft de gemachtigde de gronden van het bezwaar aangevuld.
- Bij brief van 28 oktober 2021 heeft de UHT een verweerschrift ingediend.
- De Commissie) heeft het bezwaar ter zitting behandeld op 25 november 2021, waarbij belanghebbende, bijgestaan door gemachtigde en advocaat, digitaal haar bezwaarschrift heeft toegelicht.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat - als volgt.
Herbeoordeling KOT 2007 en 2011
Gemachtigde voert aan dat de UHT bij het herbeoordelingsbesluit geen rekening heeft
gehouden met de jaren 2007 en 2009.
Niet betaalde schuld KOT
Verder voert gemachtigde aan dat ten onrechte bij element e ‘niet betaalde schuld KOT’ van de compensatieberekening over de jaren 2009, 2012 en 2013 de bedragen € 351, € 4.990 en € 2.107 in totaal € 7.448 in mindering zijn gebracht op het
compensatiebedrag. Bij de verwijzing door de UHT in het verweerschrift naar de
Landelijke Incasso Centrum betaal- en verrekenoverzichten (hierna: de LIC- verzichten) ontbreken de onderliggende bewijsstukken. Aldus, is volgens gemachtigde niet aangetoond dat de desbetreffende bedragen juist zijn vastgesteld.
Betaalde rente en kosten
Ook betoogt gemachtigde dat bij de compensatieberekening bij element g ‘betaalde
rente en kosten’, over de desbetreffende toeslagjaren een bedrag van in totaal € 3.653
is toegekend, zonder deugdelijke onderbouwing. Gemachtigde kan niet nagaan of dit
bedrag juist is berekend en verzoekt alsnog in bezwaar de onderbouwing van de
berekening te motiveren.
Vergoeding immateriële schade
Daarnaast voert gemachtigde aan dat de UHT bij de compensatieberekening bij element i, de ‘vergoeding van immateriële schade’, niet juist heeft berekend. Volgens
gemachtigde dient, gelet op artikel 3.1.2 van de Compensatieregeling, uit te worden
gegaan van de periode van 25 februari 2010 tot 7 juni 2021. Dat zijn 23 termijnen van elk € 500, zodat het toegekende totaalbedrag aan forfaitaire immateriële schadevergoeding € 11.500 dient te bedragen.
Rentevergoeding over gemiste KOT
Tenslotte stelt gemachtigde dat bij het element j ‘rentevergoeding over gemiste KOT’
van de compensatieberekening een totaalbedrag van € 13.005 is toegekend, maar dat
dit bedrag evenmin deugdelijk is onderbouwd.
Verweer
Herbeoordeling KOT 2007 en 2011
Wat betreft de grond dat geen rekening is gehouden met de toeslagjaren 2007 en 2011 stelt de UHT het volgende. Voor herbeoordeling van deze toeslagjaren dient eerst een primair besluit door UHT te worden genomen, zodat dit bezwaar in zoverre hier niet aan de orde kan zijn. De UHT heeft aangegeven dat het verzoek om herbeoordeling is neergelegd bij de nieuwe persoonlijk zaakbehandelaar van belanghebbende.
Niet betaalde schuld KOT
Ten aanzien van het bezwaar dat bij element e) van de compensatieberekening ten
onrechte de niet betaalde schuld KOT op het compensatiebedrag in mindering is
gebracht, heeft de UHT bij het verweerschrift de bedragen niet betaalde schuld KOT
over de jaren KOT 2009, 2012 en 2013 aan de hand van het LIC-overzicht onderbouwd, en ter zitting toegelicht.
Betaalde rente en kosten van € 3.653
Volgens de UHT is in het LIC-overzicht onder het kopje ‘kosten’ en ‘rente’ aangegeven
om welke kosten het gaat.
Vergoeding immateriële schade
De UHT stelt zich op het standpunt dat de aanvangsdatum voor de berekening van de
immateriële schade op 19 december 2008 dient te worden vastgesteld, de datum van de melding die heeft geleid tot de eerste neerwaartse correctie van de toeslagjaren 2008 tot en met 2010, 2012 en 2013. De vergoeding voor immateriële schade dient volgens de UHT, anders dan bij het besluit, te worden berekend tot de definitieve
beschikkingsdatum van 7 juni 2021. Deze vergoeding moet daarom berekend worden
over 151 maanden. Dit zijn aldus 26 halve jaren en resulteert in een bedrag van € 13.000. Daarbij zal de einddatum bijgesteld worden tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Rentevergoeding over gemiste KOT
De rentevergoeding over gemiste KOT is de rente over het bedrag aan KOT dat
belanghebbende niet heeft gekregen door de fout van de Belastingdienst/Toeslag. De
rente wordt berekend vanaf 1 juli na afloop van het toeslagjaar over het bedrag bij
element c van de compensatieberekening. Het percentage is 4% per jaar. De hoogte
van de te vergoeden toeslagrente wordt thans, door wijziging van het primair besluit
gelet op het vorenstaande, berekend tot aan de datum van de te nemen beslissing op
bezwaar.
Vergoeding juridische hulp en extra vergoeding 1%
De UHT concludeert dat belanghebbende over 2013 gebruik heeft gemaakt van
beroepsmatig verleende rechtsbijstand en dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van 1 x 2 x € 748 = € 1.496. Het besluit wordt op voornoemd punt herzien, hetgeen ook gevolgen heeft voor het bedrag van de extra compensatie (1%).
Vergoeding kosten rechtsbijstand
De UHT zal bij de te nemen beslissing op bezwaar een vergoeding voor de proceskosten van deze procedure toekennen waarbij wordt uitgegaan van 2 procespunten met elk een wegingsfactor van 2 (tegen het hoogste tarief per punt).
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
Compensatieregeling), gedateerd:- 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
- 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
- 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904) (hierna: de
Compensatieregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag
(Staatscourant 2021, nr. 10248); - Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Herbeoordeling KOT 2007 en 2011
Het bezwaar van belanghebbende dat geen rekening is gehouden met de toeslagjaren
2007 en 2011, onderschrijft de Commissie het verweer van UHT dat voor de
herbeoordeling van deze toeslagjaren eerst een primair besluit door UHT dient te worden genomen, zodat dit bezwaar in zoverre hier niet aan de orde is. De UHT heeft
aangegeven dat het verzoek om herbeoordeling is neergelegd bij de nieuwe persoonlijk zaakbehandelaar van belanghebbende. De Commissie adviseert de UHT om aan belanghebbende mede te delen op welke termijn belanghebbende een besluit over deze jaren tegemoet kan zien.
Niet betaalde schuld KOT
De Commissie overweegt dat de UHT onder verwijzing naar de desbetreffende LIC-overzichten voldoende gemotiveerd heeft aangeven op welke wijze de bedragen niet
betaalde schuld over de jaren 2009, 2012 en 2013 zijn vastgesteld. Door of namens
belanghebbende zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die wijzen op het
tegendeel. Gegeven deze situatie komt de Commissie tot de conclusie dat er geen
aanleiding is te veronderstellen dat de niet betaalde schuld over voornoemde jaren ten
onrechte in mindering is gebracht op het compensatiebedrag. De Commissie onderschrijft het aanbod van de UHT om de LIC-overzichten aan de gemachtigden ook buiten de zitting nogmaals toe te lichten.
Betaalde rente en kosten
De Commissie overweegt dat blijkens het bij de stukken gevoegde LIC-overzicht de
betaalde kosten en rente over de jaren 2008 tot en met 2010, 2012 en 2013 voldoende inzichtelijk zijn gemaakt.
Vergoeding immateriële schade
Wat betreft de berekening van de immateriële schade heeft de UHT het, overigens niet
verder onderbouwde, maar ook niet door belanghebbende betwiste standpunt ingenomen dat de forfaitaire vergoeding hiervoor dient te worden berekend vanaf 19 december 2008 tot het tijdstip van de te nemen beslissing op bezwaar. De Commissie onderschrijft deze voorgestelde aanpassing van dit onderdeel van het besluit bij de beslissing op bezwaar.
Rentevergoeding over gemiste KOT
De Commissie overweegt dat de UHT de opbouw van de rentevergoeding over gemiste KOT voldoende heeft toegelicht. De Commissie onderschrijft de door UHT voorgestelde aanpassing van dit onderdeel van het besluit bij de beslissing op bezwaar.
Vergoeding juridische hulp en vergoeding 1%
De Commissie onderschrijft het voornemen van de UHT om bij de beslissing op bezwaar de vergoeding voor juridische hulp te verhogen evenals de extra compensatie van 1% voor de aldus bijgestelde bedragen.
Proceskostenvergoeding
De Commissie stelt met de UHT vast dat, nu het bezwaar van belanghebbende
gedeeltelijk gegrond is, belanghebbende recht heeft op een forfaitaire vergoeding op
basis van twee procespunten (met een vergoeding van €748 per procespunt) met elk een wegingsfactor van 2.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:
- om de vergoeding voor immateriële schade toe te kennen vanaf het eerste moment
van neerwaartse correctie 19 december 2008, tot het moment van de beslissing op
bezwaar; - om de rentevergoeding over gemiste KOT te berekenen tot het moment van de
beslissing op bezwaar; - om de vergoeding voor eerder verleende juridische bijstand te verhogen;
- om de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen aan de aldus bijgestelde
bedragen, en - om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe
te kennen op basis van 2 procespunten (met een vergoeding van € 748 per
procespunt) met elk een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter