Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-779 / BAC 2021-3213

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I A

Hoorzitting: 19 augustus 2022

Overdracht advies aan UHT: 28 oktober 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Ook wordt geadviseerd om het verzoek om proceskosten af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door de (hierna: gemachtigde) namens de (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag van 27 mei 2021 (UHT-DC I en UHT-DC-I A). Belanghebbende is het niet eens met de herbeoordelingen kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over
de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011.

Procesverloop

  • Op 24 februari 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een herbeoordeling KOT over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011.
  • Bij twee beschikkingen van 27 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat het
    definitieve compensatiebedrag voor de jaren 2008 en 2009 is vastgesteld op € 60.000 en dat hij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2010 en 2011.
  • Gemachtigde heeft op 18 februari 2021 en aangevuld bij brief van 25 juni 2021, ingekomen op 29 juni 2021, bezwaar ingediend tegen de twee besluiten.
  • Op 27 mei 2022 heeft UHT hierop schriftelijk gereageerd.
  • Op 19 augustus 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
  • UHT heeft op 26 september 2022 een aanvullende schriftelijke reactie op het bezwaarschrift gegeven. Dit stuk is doorgestuurd aan gemachtigde. Gemachtigde heeft daarop, hoewel daartoe uitgenodigd, niet meer gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Volgens belanghebbende is in de compensatieberekening voor de jaren 2008 en 2009, onder e een onjuist bedrag van € 19.799 aan niet betaalde schuld KOT opgenomen. Belanghebbende verwijst in dit verband naar een door hem overgelegd schuldenoverzicht van 1 mei 2018 waarop een totaal openstaand bedrag van € 8.339 staat vermeld. Gemachtigde meent dat door UHT onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat de gehanteerde bedragen kloppen. Hij stelt daarnaast dat er mogelijk relevante gegevens te vinden zijn in het dossier van de ex-partner van belanghebbende. De Commissie is van mening dat UHT zich bij het opstellen van het compensatiebedrag heeft mogen baseren op de meest recente financiële gegevens van de Belastingdienst, zeker nu er door belanghebbende geen verdere informatie is verstrekt. Deze financiële gegevens zijn opgenomen in de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) die zijn gevoegd bij de schriftelijke reactie van UHT. Het door UHT in de compensatieberekening gehanteerde bedrag aan niet ingevorderde KOT is in deze overzichten terug te vinden.

Met betrekking tot de stelling van gemachtigde dat er mogelijk relevante gegevens zijn terug te vinden in het dossier van de ex-partner van belanghebbende, merkt de Commissie op dat zij in dat dossier geen inzage heeft en daartoe ook niet bevoegd is.

Gemachtigde meent dat de vergoeding van € 500 per halfjaar in de berekening op geen enkele wijze de immateriële schade van belanghebbende dekt. Het besluit waarop deze vergoeding is gebaseerd is volgens hem niet bindend. In tegenstelling tot hetgeen gemachtigde beweert, mag UHT het Besluit Compensatieregeling CAF
11 en vergelijkbare (CAF-)zaken toepassen. Dit besluit bevat beleidsregels voor de verstrekking van een compensatie aan ouders die gedupeerd zijn door het handelen van de de Belastingdienst. Op basis van dit besluit wordt een forfaitaire schadevergoeding toegekend. De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade is een vergoeding voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Deze schade is naar het oordeel van de Commissie correct berekend.
Uiteraard staat het belanghebbende ook vrij om een verzoek in te dienen tot vergoeding van de werkelijk door hem geleden schade. Dit verzoek zal UHT dan ter advies voorleggen aan de Commissie Werkelijke Schade.

Belanghebbende bestrijdt voorts dat hij de KOT voor het toeslagjaar 2010 telefonisch heeft stopgezet; hij stelt dat deze wijze van beëindiging destijds niet mogelijk was. UHT heeft aangegeven dat de KOT in 2010 door middel van een telefonische melding met een BSN nummer kon worden stop gezet. Bij de schriftelijk reactie van UHT is een uitdraai gevoegd die als aanduiding BelTelMutatie heeft. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt dat belanghebbende op 14 oktober 2010 de KOT per 1 oktober 2010 heeft stopgezet; in deze uitdraai is het BSN nummer van belanghebbende opgenomen. Deze uitdraai in combinatie met het gegeven dat uit niets gebleken is dat belanghebbende enige actie heeft ondernomen nadat zijn KOT was stopgezet, is naar mening van
de Commissie voldoende om aan te nemen dat de KOT voor het toeslagjaar 2010 op verzoek van belanghebbende is beëindigd.

In tegenstelling tot wat UHT stelt, heeft belanghebbende aangevoerd dat hij in 2011 KOT heeft ontvangen. Hij heeft daartoe geen verdere informatie verstrekt. Gemachtigde heeft in dit verband wederom aangegeven dat er mogelijk relevante gegevens in het dossier van de ex-partner van belanghebbende zijn terug te vinden.
Volgens UHT heeft belanghebbende op 23 augustus 2011 weliswaar een aanvraag voor KOT voor opvang bij de kinderopvanginstelling in Haarlem ingediend, maar heeft deze instelling desgevraagd aan de Belastingdienst aangegeven dat belanghebbende daar geen opvang afnam. De Commissie deelt de mening van UHT dat het op grond daarvan, in combinatie met het feit dat belanghebbende niet heeft gereageerd toen de verstrekking van KOT uitbleef, voldoende aannemelijk is er voor het jaar 2011 geen KOT is toegekend. De Commissie meent dat het op de weg van belanghebbende had gelegen om op enigerlei wijze aannemelijk te maken dat hij in dit betreffende jaar KOT heeft ontvangen; belanghebbende heeft zijn stelling onvoldoende onderbouwd.

Belanghebbende is tot slot van mening dat er nog een compensatie voor de verzuimboete moet worden toegekend. Op grond van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag ontvangt een ouder compensatie voor een verzuimboete inzake de KOT indien de boete betrekking heeft op dezelfde periode als waarvoor compensatie geboden wordt vanwege hardheid of institutionele
vooringenomenheid. De Commissie heeft uit de LIC-overzichten kunnen opmaken dat de verzuimboete die bij besluit van 25 maart 2015 (VzB BT12) is opgelegd, niet door belanghebbende is betaald. Zij ondersteunt het standpunt van UHT dat belanghebbende om die reden niet voor compensatie voor de boete in aanmerking kan komen.

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie en advies

Samengevat adviseert de Commissie:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten;
  • het verzoek om proceskosten af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter