BAC 2021-545
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 3 februari 2021 met kenmerk UHT-B ADJ
Ontvangst bezwaarschrift: 18 maart 2021
Hoorzitting: 22 december 2021
Overdracht advies aan UHT: 25 februari 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om te onderzoeken of er naar aanleiding van hetgeen belanghebbende op zitting
geeft verteld, aanknopingspunten zijn voor toekenning van compensatie over 2017 en om de vergoeding voor immateriële schade driemaal toe te kennen (met forfaitaire vergoeding ) en de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 11 maart 2021 is gericht tegen het door de Belastingdienst / Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen besluit van 3 februari 2021, strekkende tot aanvulling tot € 30.000 van een reeds eerder aan haar toegekend bedrag van € 12.406 en de nadere besluiten hieronder weergegeven.
Procesverloop
- Op 6 februari 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan tot herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij besluit van 28 december 2020 heeft UHT belanghebbende in de vorm van een
vooraankondiging compensatie meegedeeld dat er fouten zijn gemaakt over de
toeslagjaren 2014 tot en met 2016, hetgeen heeft geleid tot de toekenning van een
bedrag aan haar van € 12.406. - Bij besluit van 3 februari 2021 heeft UHT belanghebbende meegedeeld dat haar verzoek om herbeoordeling van haar KOT heeft geleid tot een aanvulling tot € 30.000.
- Bij brief van 11 maart 2021, ingekomen op 18 maart 2021, heeft belanghebbende tegen het besluit van UHT van 3 februari 2021 een bezwaarschrift ingediend.
- Bij besluit van 27 mei 2021 heeft UHT belanghebbende medegedeeld dat er bij de
beoordeling van haar situatie over de toeslagjaren 2007, 2014, 2015 en 2016 fouten zijn gemaakt. Een voorlopig compensatiebedrag van € 24.656 wordt toegekend rekening houdend met de aftrek van een eerste betaling van € 12.406 en een aanvulling tot € 30.000. - Bij besluit van 27 mei 2021 heeft UHT belanghebbende medegedeeld dat er bij de
beoordeling van haar situatie over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2017 geen fouten zijn gemaakt, en dat dit voor haar betekent dat zij geen compensatie voor deze jaren krijgt. Definitieve beschikking compensatie KOT 2007, 2014, 2015 en 2016.
Bij brief van 18 juni 2021 heeft UHT belanghebbende naar aanleiding van haar verzoek van 6 februari 2020 medegedeeld dat er bij de beoordeling van haar situatie over de toeslagjaren 2007, 2014, 2015 en 2016 fouten zijn gemaakt. Het definitieve
compensatiebedrag is nu € 24.702, en het voorlopig compensatiebedrag was €
24.656. - Bij brief van 1 december 2021 heeft UHT een verweerschrift ingediend.
- Op 22 december 2021 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.
Gronden van bezwaar
De gronden van het bezwaar van belanghebbende luiden samengevat als volgt. De eerste grond betreft 2017. Tegen de integrale beoordeling over 2017 maakt belanghebbende bezwaar omdat haar KOT over dat jaar werd ontzegd. Op zitting heeft
belanghebbende verteld dat ze over dat jaar heeft gehandeld op advies van de
Belastingdienst/Toeslagen. De tweede grond betreft vergoeding van immateriële schade. Deze vergoeding dient te lopen vanaf 2007 tot en met 2018.
Verweer
Het verweer van de dienst luidt – samengevat – als volgt.
Wat betreft de gestelde ontzegging van KOT over het jaar 2017 staat vast dat
belanghebbende de KOT per 1 september 2016 heeft laten stopzetten, zodat dit de reden is voor de nihil stelling voor dat jaar. De Compensatieregeling kent geen grond om op dit punt te kunnen compenseren. Naar aanleiding van wat belanghebbende naar voren heeft gebracht ter zitting, wil UHT over dit jaar nader met belanghebbende in gesprek. Bij besluit van 18 juni 2021 is de vergoeding voor immateriële schade berekend vanaf 27 april 2009. De datum van 27 april 2009 is als begindatum gekozen, omdat uit productie 10, laatste bladzijde, behandelstap, eerste kolom, blijkt dat de vooringenomen correctie over 2007 toen is geïnitieerd. Dit betreft 25 halve jaren (naar boven afgerond) vermeerderd met € 500 is € 12.500. In de compensatieberekening is met een bedrag gerekend van € 12.210, dus er is € 290 te weinig uitbetaald.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
2017
Ter zitting heeft belanghebbende aangegeven dat zij over 2017 op aanraden van de B/T geen KOT had aangevraagd. De Commissie adviseert UHT om in het kader van de
heroverweging in bezwaar samen met belanghebbende te kijken naar de gebeurtenissen uit die tijd en te bezien of er aanknopingspunten zijn alsnog tot toekenning van compensatie over 2017 over te gaan, dan wel om na advies van CWS te beslissen over een op dat toeslagjaar toegesneden verzoek om aanvullende schadevergoeding.
Immateriële schade
De Commissie stelt voorop en meer in het algemeen dat de forfaitaire vergoeding voor
immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en
onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren, omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend.
In eerdere adviezen heeft de Commissie overwogen dat een vergoeding in geld voor
immateriële schade, gelet op de Compensatieregeling, niet wordt toegekend per
toeslagjaar, maar voor het gehele tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft (onder meer BAC 2020-026). Dit betekent dat voor verschillende CAF-onderzoeken ook verschillende vergoedingen voor immateriële schade toegekend behoren te worden.
Voorts heeft de Commissie overwogen dat een compensatiebeschikking in het kader van een ander CAF(-vergelijkbaar) onderzoek (over andere toeslagjaren) geen nader besluit is in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Dit heeft tot gevolg dat er voor een dergelijk CAF(-vergelijkbaar) onderzoek een afzonderlijke vergoeding voor immateriële
schade toegekend behoort te worden.
Bij afzonderlijke (geclusterde) compensatiebeschikkingen met verschillende grondslagen, heeft een gedupeerde, kortom, recht op evenveel vergoedingen in geld voor immateriële schade als er (geclusterde) beschikkingen zijn.
Van een dergelijke situatie is in het geval van belanghebbende sprake. Immers,
belanghebbende heeft verschillende compensatiebeschikkingen ontvangen. Daaraan
liggen verschillende feitencomplexen ten grondslag. De beschikkingen zijn respectievelijk gegrond op vooringenomen handelen tegenover belanghebbende over 2007 en vooringenomen handelen over 2014-2016 (vgl. de beide adviezen van de Commissie van wijzen, pr. 25 en 37). Nu de beschikking over de jaren 2014-2016 geen nader besluit is in de zin van artikel 6:19 van de Awb, kan belanghebbende naar aanleiding van de beschikkingen naar het oordeel van de Commissie aanspraak maken op afzonderlijke immateriële schadevergoedingen over de perioden 2007, 2012-2014 en 2015 en verder.
Gezien het voorgaande adviseert de Commissie om de vergoeding voor immateriële
schade in deze zaak driemaal toe te kennen. De forfaitaire vergoeding dient daarbij
telkens te worden toegekend vanaf de datum van de brief met het eerste verzoek om
informatie (zgn. baliebrief) over het betreffende tijdvak, tot de datum van het besluit op bezwaar.
Extra compensatie 1%
Deze extra compensatie dient naar het oordeel van de Commissie in verband met de
mogelijke gevolgen van vermogenstoename nog meegenomen te worden indien het
definitieve compensatiebedrag bij het besluit op bezwaar opnieuw berekend wordt.
De compensatieregelingen bieden voor het toekennen van een hoger percentage geen
ruimte.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT:
- om te onderzoeken of er naar aanleiding van hetgeen belanghebbende op zitting
geeft verteld, aanknopingspunten zijn voor toekenning van compensatie over 2017; - om de vergoeding voor immateriële schade driemaal toe te kennen, en daarbij de
forfaitaire vergoeding telkens vanaf de datum van de brief met het eerste verzoek om informatie (zgn. baliebrief) tot de datum van het besluit op bezwaar te berekenen; en de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter