Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-353

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 4 maart 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 20 april 2021

Hoorzitting: 9 december 2021

Overdracht advies aan UHT: 24 december 2021

Samenvatting

De Commissie adviseert de UHT om het bezwaar gegrond te verklaren en [belanghebbende] een passende compensatie toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van belanghebbende, ingediend door [gemachtigde], gedateerd 14 april 2021, is gericht tegen de beschikking van 4 maart 2021. Aan belanghebbende is geen compensatie toegekend, omdat bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2008 en 2009 is gebleken dat de Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) geen fouten heeft gemaakt.

Procesverloop

Vooraankondiging

Bij brief van 28 mei 2020 heeft belanghebbende een brief ontvangen van de UHT met de informatie dat zij onderdeel is geweest van een CAF-dossier en mogelijk in aanmerking komt voor compensatie. Belanghebbende is om toestemming gevraagd om haar persoonlijke situatie opnieuw te laten beoordelen. Bij brief van 3 december 2020 is belanghebbende geïnformeerd dat haar dossier wordt beoordeeld.

Eenmalige tegemoetkoming

Bij brief van 21 november 2020 is aan belanghebbende een bedrag van € 750 toegekend.

Commissie van Wijzen

Op 17 februari 2021 heeft de Commissie van Wijzen geoordeeld dat er geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst en dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Compensatieregeling als bedoeld in artikel 49b Awir.

Besluit

Bij de definitieve beschikking van 4 maart 2021 is aan belanghebbende bekend gemaakt dat bij de beoordeling van haar kinderopvangtoeslag geen fouten zijn gemaakt, dat de UHT het oordeel van de Commissie van Wijzen heeft overgenomen en dat zij geen compensatie krijgt.

Bezwaarschrift

De gemachtigde heeft op 14 april 2021 namens belanghebbende een pro forma bezwaarschrift ingediend en dit aangevuld met gronden bij brief van 1 oktober 2021.

Verweer

De UHT heeft bij brief van 17 november 2021 een schriftelijke reactie ingediend op het
bezwaar tegen de beschikking van 4 maart 2021.

Hoorzitting

Op 9 december 2021 heeft de hoorzitting inzake het bezwaarschrift plaatsgevonden.
Belanghebbende heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde.

Nagezonden stukken

Voorafgaand aan de hoorzitting heeft de belanghebbende aanvullende stukken ingediend. Deze stukken zijn door het secretariaat van de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) op dezelfde dag toegezonden aan de UHT.

Beslistermijn

De beslistermijn is met instemming van de gemachtigde verlengd tot 1 februari 2022.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Aanleiding stopzetting KOT

Belanghebbende was aangesloten bij het gastouderbureau . Belanghebbende had drie kinderen die naar de opvang gingen. Op 22 oktober 2011 heeft belanghebbende een dreigende brief ontvangen van de Belastingdienst waarin werd vermeld dat het vermoeden bestond dat er fraude werd gepleegd door belanghebbende. Tevens heeft de Belastingdienst veel stukken opgevraagd. Indien belanghebbende deze stukken niet zou kunnen aanleveren, zou zij alle ontvangen kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen. Belanghebbende is enorm geschrokken door het woord fraude en het noemen van de FIOD in de brief, waardoor zij de kinderen direct van de opvang heeft gehaald. Een nieuwe opvang vinden verliep niet voorspoedig, waardoor is besloten om de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) stop te zetten.

Minder uren opgegeven

De gemachtigde voert aan dat er minder uren zijn opgegeven door het gastouderbureau dan belanghebbende daadwerkelijk heeft afgenomen. Dit heeft ertoe geleid dat belanghebbende minder kinderopvangtoeslag heeft ontvangen dan waar recht op bestond. Belanghebbende is hiermee te kort gedaan door toedoen van het gastouderbureau.

Aanvullende schade

Vanwege de angst voor de Belastingdienst heeft belanghebbende geen KOT meer durven aanvragen. Dit heeft ertoe geleid dat belanghebbende heeft moeten stoppen met werken, waardoor het gezin inkomsten heeft gemist. De echtgenoot van belanghebbende heeft in zijn eentje de financiële lasten moeten dragen en heeft enige tijd dubbele banen gehad. Hierdoor is hij overspannen geraakt. De echtgenoot van belanghebbende heeft ook een boekenonderzoek gehad van de Belastingdienst. Op grond van dat onderzoek heeft hij duizenden euro’s moeten betalen. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben jarenlang het gevoel gehad dat zij meer dan anderen en meer dan gemiddeld werden gecontroleerd door de Belastingdienst. Een registratie op FSV sluiten zij niet uit.

Grond voor compensatie

De gemachtigde voert aan dat het enkele feit dat er geen terugvorderingen hebben
plaatsgevonden, niet wegneemt dat belanghebbende en haar echtgenoot gedupeerd zijn door het handelen van de Belastingdienst. Daartoe voert zij aan dat het breed uitvragen van stukken als bedoeld in onderdeel 2.2 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken een grond is voor compensatie. Daarnaast voert de gemachtigde aan dat de UHT met de brief van 28 mei 2020, waarin is vermeld dat belanghebbende onderdeel heeft uitgemaakt van een CAF-dossier, alsook het uitbetalen van de tegemoetkoming van € 750 aan belanghebbende, het vertrouwen heeft gewekt dat zij recht heeft op compensatie.

Proceskostenvergoeding

De gemachtigde heeft in het pro-forma bezwaarschrift verzocht om vergoeding van
proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Verweer UHT

Compensatieregeling

Of belanghebbende recht heeft op compensatie op grond van de Compensatieregeling, dient bepaald te worden aan de hand van de vraag of aannemelijk is dat bij de vaststelling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag in enig jaar sprake is geweest van een institutioneel vooringenomen handelswijze jegens belanghebbende. De hardheidstegemoetkoming wordt slechts toegekend, indien er sprake is van een terug te vorderen bedrag van ten minste € 1.500 per berekeningsjaar. Voorts bestaat op grond van artikel 49c Awir recht op compensatie, indien de belanghebbende geen persoonlijke betalingsregeling toegekend heeft gekregen vanwege de onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.

Grond voor compensatie?

In het geval van belanghebbende is geen sprake geweest van stopzetting of terugvordering van het voorschot op de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij de vaststelling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009 niet institutioneel vooringenomen gehandeld, zoals ook is vastgesteld door de Commissie van Wijzen. Het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meerdere jaren is als zodanig onvoldoende om te spreken van institutioneel vooringenomen handelen.
Belanghebbende komt evenmin in aanmerking voor de compensatie op grond van de
hardheidsregeling nu geen terugvordering heeft plaatsgevonden. Verder was er voor de jaren 2008 en 2009 ook geen sprake van onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, zodat belanghebbende ook voor deze compensatie niet in aanmerking komt.
Het bezwaar is ongegrond en geeft geen aanleiding tot aanpassing van de primaire beslissing.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
    o 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
    o 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna: Catshuisregeling):
    o Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
    o Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag (Staatscourant 2021, nr. 10248);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaar tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Minder uren

In reactie op de bezwaren van de gemachtigde met betrekking tot de urenstaat en gelet op de toezegging van UHT ter zitting om zich hierover intern te beraden, beveelt de Commissie UHT aan om de bevindingen van het intern beraad te betrekken bij de
beslissing op bezwaar, voor zover deze niet (tijdig) zijn ingebracht voor het uitbrengen
van dit advies.

Frustratie en leed

De Commissie gaat allereerst in op het standpunt van UHT dat om voor compensatie in aanmerking te komen er sprake moet zijn van institutioneel vooringenomen handelen én terugvordering van kinderopvangtoeslag.

Het breed uitvragen van bewijsstukken is onvoldoende om te spreken van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen.

Hoewel het niet zo ver kwam dat bij belanghebbende de ontvangen kinderopvangtoeslag werd teruggevorderd, is in dit geval volgens de Commissie wel sprake van een duidelijke relatie tussen het CAF-onderzoek en de benarde feitelijke situatie waarin belanghebbende en haar gezin hebben verkeerd.

Daarbij wijst de Commissie in het bijzonder op de brieven die belanghebbende heeft
ontvangen en de dreiging die onmisbaar daarvan uitging.
Bij brief van 22 oktober 2011 heeft de Belastingdienst belanghebbende verzocht om
bewijsstukken aan te leveren. “Er zijn bij contracten aangetroffen die niet aan
de voorwaarden voldoen. Wij vermoeden dat uw contract ook niet aan de voorwaarden voldoet en dat u geen daadwerkelijke kosten heeft gemaakt”.

Bij brief van 19 januari 2012 werd belanghebbende nogmaals verzocht om de stukken
aan te leveren en werd meegedeeld wat het gevolg zou zijn als de stukken niet tijdig
zouden worden ontvangen: “De kinderopvangtoeslag die u voor kinderopvang via
gastouderbureau ontvangen hebt, moet u dan terugbetalen”.

De Commissie acht aannemelijk dat de nadere uitvraag van gegevens in 2011 in verband met een onderzoek naar heeft geleid tot het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door belanghebbende. Belanghebbende heeft de kinderopvangtoeslag daarna niet meer durven aanvragen. Dit heeft ertoe geleid dat
belanghebbende en haar echtgenoot hebben geleefd onder een financiële last die
ingrijpend is geweest voor hun persoonlijke leven. Daarnaast zijn zij ook behoorlijk
gefrustreerd geraakt, doordat zij het begrijpelijke gevoel hebben gehad dat zij als
fraudeur werden behandeld. De mededeling van UHT dat belanghebbende en of haar
echtgenoot nooit in het FSV hebben gestaan, neemt deze frustratie niet weg.

De Commissie constateert dat al deze omstandigheden aannemelijk maken dat er sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst jegens belanghebbende.

Voor de Commissie weegt voorts zwaar dat de UHT bij brief van 28 mei 2020 belanghebbende heeft geïnformeerd dat zij mogelijk in aanmerking komt voor compensatie, aangezien zij onderdeel is geweest van een CAF-dossier. Daarnaast heeft
UHT belanghebbende ook in 2020 een tegemoetkoming van € 750 uitgekeerd. Deze
acties hebben er niet alleen toe geleid dat bij belanghebbende het verleden en alle stress weer zijn opgerakeld door UHT, maar ook dat bij belanghebbende het vertrouwen is opgewekt dat zij recht heeft op compensatie. Voor zover de Compensatieregeling strikt genomen niet van toepassing is, nu terugvorderingen uiteindelijk niet daadwerkelijk hebben plaatsgehad, beveelt de Commissie op voornoemde gronden UHT met klem aan om belanghebbende uit coulance te erkennen als een gedupeerde in de toeslagenaffaire en alsnog een passende compensatie toe te kennen.

Proceskostenvergoeding

De Commissie geeft de UHT in overweging om voor de compensatie van de proceskostenvergoeding twee punten toe te kennen en te berekenen op grond van het
per 1 juli 2021 geldende hoogste tarief van € 748 per punt voor de volgende proceshandelingen: het opstellen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de
hoorzitting.

Conclusie en advies

De Commissie adviseert de UHT om het bezwaar gegrond te verklaren en belanghebbende een passende compensatie toe te kennen.

Voorts adviseert de Commissie om voor de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure een vergoeding toe te kennen van 2 punten met wegingsfactor 2, voor het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter