BAC 2021-311
Publicatiedatum 07-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 22 februari 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 2 april 2021
Hoorzitting: 10 december 2021
Overdracht advies aan UHT: 24 februari 2022
Samenvatting
De Commissie adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, de berekening van de compensatie over 2013 en de berekening van de compensatie voor immateriële schade aan te passen en een vergoeding toe te kennen voor proceskosten.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door haar [gemachtigde], is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 22 februari 2021 (UHT-DC I).
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020, (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2013 tot en met 2016 een compensatie toegekend.
Procesverloop
Compensatie
Bij brief van 21 december 2020 heeft UHT belanghebbende een voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend van € 23.480. Op 28 januari 2021 is deze compensatie aangevuld tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling. Daarna is belanghebbende een definitieve beschikking compensatiekinderopvangtoeslag gezonden gedateerd op 22 februari 2021, eveneens vermeldend een bedrag van € 30.000 aan compensatie.
Bezwaarschrift
De gemachtigde heeft namens belanghebbende tegen de definitieve beschikking van 22 februari 2021 pro-forma bezwaar ingediend op 26 maart 2021 (ontvangen op 2 april 2021) en dit aangevuld met gronden op 17 september 2021.
Verweerschrift
Bij brief van 17 november 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie op het bezwaar ingezonden.
Hoorzitting
Op 10 december 2021 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.
- de berekening van de compensatie voor de jaren 2015 en 2016 is onjuist/onvolledig;
- de berekende vergoeding voor materiële schade ontbreekt of is te laag;
- de compensatie van 1% (aanvullende schadevergoeding) ontbreekt;
- de gehanteerde termijn voor de compensatie van immateriële schade is onjuist.
Belanghebbende verzoekt om een toekenning van proceskosten voor de juridische bijstand in deze procedure.
Verweer
Bij de berekening van de compensatie over 2016 is een vergissing is gemaakt, waardoor de compensatie voor dat jaar in het voordeel van de belanghebbende te hoog is berekend.
Voor het overige is de compensatie op de juiste wijze berekend.
Vaststaande Feiten
De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals opgenomen in de Compensatieregeling.
Voor 2013 is een bedrag van € 10.607 aan kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Daarin is een bedrag aan toeslagrente begrepen van € 521.
Voor 2016 is in de berekening van de compensatie uitgegaan van een bedrag aan aanspraak op kinderopvangtoeslag en een bedrag aan terugbetaalde kinderopvangtoeslag van € 7.927. Dit had moeten zijn: € 5.198. In de berekening van de compensatie is voor 2016 de vergoeding voor materiële schade gesteld op 25 % van € 7.927 = 1.982. Die vergoeding had moeten worden gesteld op 25 % van € 5.198 = €1.300.
De vergoeding voor immateriële schade is berekend op € 6.500. Deze vergoeding is berekend vanaf 24 december 2014 (de datum van de eerste neerwaartse correctie) tot aan 22 februari 2021 (de datum van de bestreden compensatiebeschikking).
Voorts is een aanvullende vergoeding van 1% toegekend van € 242 (sub k).
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd: 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling; - Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De compensatieberekening voor 2013
Over 2013 is bij de terugvordering van toegekende kinderopvangtoeslag een bedrag aan toeslagrente in rekening gebracht van € 521. Dat bedrag aan in rekening gebrachte toeslagrente had door UHT, zoals de Commissie in eerdere adviezen uiteen heeft gezet, in aanmerking moeten worden genomen bij de bepaling van het bedrag onder c van de compensatieberekening.
De compensatieberekening met betrekking tot de jaren 2015 en 2016
In de schriftelijke reactie van 17 november 2021 heeft UHT de verschillende onderdelen van de compensatieberekening over 2015 en 2016 toegelicht. Uit deze toelichting blijkt dat voor het jaar 2016 een vergissing is gemaakt, waardoor de compensatie voor materiële schade voor dat jaar op een te hoog bedrag is gesteld. De klacht van belanghebbende dat de berekening van het compensatiebedrag onjuist is, is derhalve wat 2016 betreft op zichzelf gegrond. Echter, nu het gaat om een fout in het voordeel van belanghebbende behoeft de berekening niet te worden aangepast.
Voor het overige acht de Commissie de berekening van de compensatie over 2015 en 2016, gelet op de door UHT gegeven toelichting en uitgezonderd de berekening van de compensatie voor immateriële schade waarop hierna apart zal worden ingegaan, goed uitgevoerd. Anders dan belanghebbende heeft betoogd, blijkt uit die toelichting dat ook een aanvullende compensatie van 1 % is verleend, uitkomend op een bedrag van € 242 (het bedrag onder k).
Vergoeding voor immateriële schade
Voor de termijn voor vergoeding van immateriële schade is UHT uitgegaan van de datum van de eerste neerwaartse correctie tot de compensatiebeschikking op 24 december 2014. Uit de door UHT bij de schriftelijke reactie op het bezwaar gevoegde productie 45 blijkt echter dat de Belastingdienst/Toeslagen al op 24 augustus 2014 heeft gevraagd bewijsstukken op te sturen. Zoals de Commissie al eerder heeft geadviseerd, dient de vergoeding voor immateriële schade dan te worden berekend vanaf de datum waarop die gegevens/bewijsstukken zijn opgevraagd. Verder
heeft de Commissie al eerder geadviseerd de termijn voor de berekening van deze vergoeding te laten eindigen op de datum waarop UHT op het bezwaar van de belanghebbende beslist (BAC 2020- 015). Ook op dit punt is het bezwaar dus gegrond.
Vergoeding voor proceskosten
Nu het bezwaar gegrond is, heeft de belanghebbende aanspraak op een vergoeding van proceskosten van 2 x 2 x € 759.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, de berekening van de compensatie over 2013 en de berekening van de compensatie voor immateriële schade aan te passen en een vergoeding toe te kennen voor proceskosten, een en ander als hiervoor vermeld.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter