Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-3032

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 23 september 2021 met kenmerk UHT-DC l A

Ontvangst bezwaarschrift: 4 november 2021

Hoorzitting: 31 augustus 2022

Overdracht advies aan UHT: 17 oktober 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) om in de beslissing op bezwaar deugdelijk te onderbouwen waarom UHT met betrekking tot het jaar 2006 tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van vooringenomenheid. Tevens adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking van 23 september 2021 (UHT-DC lA) tot afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over de jaren 2005-2011.

Procesverloop

  • Bij besluit van 8 april 2021 (UHT-DC 1) is aan belanghebbende over de jaren 2012,
    2013, 2014 en 2015 een definitief compensatiebedrag toegekend van € 90.621.
  • Op 8 september 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende om advies over de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2005 tot en met 2011 aan UHT gestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
  • Bij beschikking van 23 september 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht
    heeft op compensatie kinderopvangtoeslag voor de jaren 2005 tot en met 2011.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 1 november 2021, ingekomen 4 november 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
  • Op verzoek van gemachtigde is op 4 oktober 2021 het persoonlijk dossier verstuurd.
  • Op 17 mei 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
  • Bij besluit van 17 augustus 2022 is aan belanghebbende na advies van de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (hierna: CWS) een aanvullende schadevergoeding van € 39.448 toegekend.
  • Op 31 augustus 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
  • Na de hoorzitting heeft UHT op 8 september 2022 heeft UHT nadere informatie verstrekt. Op 20 september 2022 heeft gemachtigde gereageerd op de nadere informatie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordelingskader

Deze bezwaarschriftprocedure heeft betrekking op de afwijzing van compensatie over de jaren 2005 tot en met 2011 en niet op de berekening van het eerder toegekende
compensatiebedrag over de jaren 2012 tot en met 2015.

De Commissie staat voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot
haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2005 tot en met 2011 af te wijzen.
Beoordeeld dient te worden of UHT zich mocht baseren op het advies van CvW. De
Commissie stelt voorop dat CvW een adviseur is in de zin van artikel 3:5 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb). UHT mag zich daarom op het advies van CvW
baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het onderzoek dat aan het advies ten
grondslag ligt zorgvuldig is verricht (artikel 3:9 Awb).

De CvW heeft in het advies van 8 september 2021 geoordeeld dat voor het toeslagjaar
2005 de herstelregelingen niet van toepassing zijn gelet op artikel 50 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Voor de toeslagjaren 2006 tot en met 2011 zijn de voorschotten kinderopvangtoeslag aangepast vanwege wijzigingen die belanghebbende heeft doorgegeven, informatie van de kinderopvanginstelling en het toetsingsinkomen. Van institutioneel vooringenomen handelen is daarom voor die jaren geen sprake. De compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir zijn niet van toepassing op de jaren 2005 tot en met 2011.

De Commissie is van mening dat UHT zich in dit geval niet kon baseren op het advies van de CvW voor wat betreft het jaar 2006. De Commissie zal dit hieronder uitleggen.

Uit de stukken blijkt dat het wijzigingsverzoek van belanghebbende van 20 maart 2006
pas op 28 augustus 2006 is verwerkt in een herziene voorschotbeschikking. In de
tussenliggende maanden zijn handmatig betalingen verricht. Dit heeft geleid tot een
betalingsachterstand bij het kinderdagverblijf met ernstige gevolgen voor
belanghebbende.

Ook blijkt uit de stukken dat er sprake is geweest van zogenaamd HOTHOR-toezicht, dat dit HOTHOR-toezicht kennelijk verband hield met het pre-onderzoek/(CAF-)toezicht en dat belanghebbende vermeld stond op de FSV-lijst. In het dossier (Invulformulier herstel toeslagen KOT, productie 37) staat daarover op pagina 9 het volgende vermeld:

  • III. Is er sprake van individuele institutionele vooringenomenheid?
  • Casuspositie/bijbehorende feitelijke vragen
    Aanleiding: Wat was de aanleiding voor het pre-onderzoek/(CAF-)toezicht? Uitval vanwege- (HOTHOR).
  • Vermeld je bevindingen onder D
    Vindplaats informatie in het hersteldossier (naam document/paginanummer): In de notities van de RKT-bestanden van verscheidene jaren.
  • Zie de detailvragen in de handleiding; vermeld je bevindingen onder D
    Ouder is opgenomen op de FSV-lijst. Ouder heeft naar eigen zeggen altijd alle stukken aangeleverd, deze werden echter vaak niet ontvangen. Ouder heeft vaak telefonisch contact gezocht.

Deze omstandigheden – tijdelijk geen uitbetaling voorschotten in 2006 waardoor
belanghebbende is gedupeerd; vermelding op de FSV-lijst; HOTHOR-toezicht en een
kennelijk verband met pre-onderzoek/(CAF)toezicht – doen vermoeden dat er in 2006
sprake is geweest van vooringenomenheid.

De Commissie heeft daarom ter zitting aan UHT gevraagd hoe de vertraagde en
handmatige uitbetalingen in 2006 verklaard kunnen worden, vanaf wanneer er sprake
was van HOTHOR en vermelding op de FSV-lijst en welk verband er bestaat tussen het
HOTHOR-toezicht en het pre-onderzoek/(CAF-)toezicht.
Ter zitting en in haar nadere schriftelijke reactie heeft UHT antwoord gegeven op de vraag vanaf wanneer er sprake is geweest van HOTHOR (2005) en van vermelding op de FSV-lijst (vanaf 2008). UHT heeft echter geen verklaring gegeven voor de vertraagde en handmatige uitbetalingen aan belanghebbende in 2006. Daarom kan niet uitgesloten worden dat de gang van zaken in 2006 verband hield met het HOTHOR-toezicht en een pre-onderzoek/(CAF-)toezicht.

De Commissie meent dat het onderzoek te weinig diepgaand is geweest om de conclusie te kunnen dragen dat er geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. De Commissie acht dit onzorgvuldig. De vermelding op de FSV-lijst is weliswaar van latere datum, maar mogelijk is hier een traject aan voorafgegaan waarin verdenking van fraude een rol kan hebben gespeeld. Het bezwaar is in zoverre gegrond. Gezien het vermoeden dat er in 2006 sprake is geweest van vooringenomenheid adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar deugdelijk te onderbouwen waarom UHT met betrekking tot het jaar 2006 tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van vooringenomenheid.

Proceskostenvergoeding

Gemachtigde heeft niet verzocht om proceskostenvergoeding. Nu het bezwaar naar de
mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om vergoeding
van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te kennen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • in de beslissing op bezwaar deugdelijk te onderbouwen waarom UHT met betrekking tot het jaar 2006 tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van vooringenomenheid gezien het vermoeden dat er in 2006 wel sprake is geweest van vooringenomenheid;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter