Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-2750

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van de erven van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 juni 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 6 augustus 2021

Hoorzitting: n.v.t

Overdracht advies aan UHT: 11 oktober 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ontvankelijk en ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door de erven van belanghebbende (hierna: de erven) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 24 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A (hierna: de bestreden
beschikking) over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019. Hierin is bepaald dat er bij de
beoordeling van de kinderopvangtoeslag van belanghebbende in deze toeslagjaren geen fouten zijn gemaakt. De erven hebben daarom geen recht op compensatie.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 16 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 tot en met 2019.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 14 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de toeslagjaren 2012 tot en met 2019
    geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
  • Bij beschikking van 24 juni 2021 is aan de erven bericht dat belanghebbende
    geen recht heeft op compensatie kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 tot en
    met 2019.
  • De erven hebben bij brief van 22 juli 2021, ingekomen bij UHT op 6 augustus
    2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 25 januari 2022 hebben de erven de bezwaargronden aangevuld.
  • Op 8 februari 2022, toegezonden aan de Commissie op 15 juli 2022, heeft UHT
    een schriftelijke reactie (hierna: verweerschrift) uitgebracht.
  • Op 9 september 2022 heeft de Commissie de ‘Voorlopige zienswijze UHT m.b.t. beoordeling individuele institutionele vooringenomenheid’ van UHT ontvangen. Dit
    is doorgestuurd naar de erven.
  • Op 21 september 2022 hebben de erven laten weten niet deel te zullen nemen aan de hoorzitting gepland op 28 september 2022. Op 23 september 2022 heeft de Commissie partijen bericht dat het bezwaarschrift zal worden behandeld zonder hoorzitting en dat de Commissie op basis van de ingediende stukken tot advisering zal overgaan.
  • Op 29 september 2022 heeft UHT een aanvullend verweerschrift gedateerd
    16 september 2022 uitgebracht, in reactie op de bezwaargronden van 25 januari Dit is doorgestuurd naar de erven.

Feiten

Belanghebbende, heeft ten behoeve van zijn kinderen en kinderopvangtoeslag aangevraagd en ontvangen over de toeslagjaren 2012 tot en met 2019. Belanghebbende heeft op 16 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over deze toeslagjaren. Op 8 mei 2021 is belanghebbende overleden. Zijn erven hebben de procedure voortgezet.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Beoordeling bezwaar

De erven voeren in bezwaar aan dat belanghebbende behoort tot de groep van toeslaggedupeerden. Zij menen dat hij voldoet aan de voorwaarden. Na het overlijden van zijn vrouw in oktober 2011 was belanghebbende een alleenstaande vader van 2 jonge kinderen. Hij moest toen erg veel geld terugbetalen aan de Belastingdienst, deels ook nog voor zijn vrouw. In het doolhof van verschillende brieven en dwangbevelen is voor de erven niet duidelijk waarom dit was. Ook met hulp van de
gemeente Rotterdam en – naar de Commissie begrijpt – het Juridisch Loket lukte het niet om hierover duidelijkheid te krijgen. Belanghebbende heeft in 2012/2013 zijn baan verloren en het inkomen was sterk gewijzigd, maar niet gestegen. De erven hebben belanghebbende ook niet om duidelijkheid kunnen vragen vanwege zijn ziekte en latere overlijden. Het kan best zo zijn dat hij geen slachtoffer is van de kinderopvangtoeslagaffaire, maar de erven vragen zich dan wel af waarom hij zo werd
benadeeld door de Belastingdienst na het overlijden van zijn vrouw.

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2019 af te wijzen. De vraag die
daarbij als eerste voorligt, is of UHT zich mocht baseren op het advies van de CvW van
14 juni 2021. De Commissie stelt voorop dat een dergelijk advies moet worden aangemerkt als deskundigenadvies. Op grond van vaste rechtspraak mag verweerder
(UHT) bij de besluitvorming in beginsel van zo’n advies uitgaan.

De Commissie vindt dat UHT zich gelet op de uitleg in het advies van de CvW en de
inhoud van de ‘Voorlopige zienswijze UHT’ in dit geval kon baseren op het advies van de CvW. De voorschotten zijn op reguliere wijze aangepast op basis van wijzigingen van het aantal opvanguren en het toetsingsinkomen en naar aanleiding van stopzetting van de kinderopvangtoeslag door belanghebbende zelf.

In de onderzochte toeslagjaren 2012 tot en met 2019 is daarom ook naar de mening van de Commissie geen sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen.
Evenmin is sprake geweest van hardheid van het stelsel. UHT stelt zich dan ook terecht
op het standpunt, bevestigd door de CvW, dat de compensatieregeling van artikel 49b
van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de hardheidscompensatie van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de
toeslagjaren 2012 tot en met 2019. De Commissie vindt dat UHT dit voldoende
gemotiveerd heeft uitgelegd in de bestreden beschikking met het daarbij gevoegde
advies van de CvW en de Voorlopige zienswijze UHT. Daarin is verder toegelicht dat
belanghebbende geen Opzet/Grove Schuld (O/GS) kwalificatie heeft gekregen, zodat hij voor deze toeslagjaren ook geen recht heeft op de O/GS-tegemoetkoming.
In het verweerschrift en het aanvullende verweerschrift heeft UHT nog een nadere
toelichting gegeven, ook naar aanleiding van de bezwaargronden van 25 januari 2022 en de daarbij gevoegde bijlagen. Ook deze uitleg kan de Commissie volgen.

De Commissie begrijpt uit het aanvullende verweerschrift en het daarbij gevoegde
gespreksverslag dat het verweerschrift de erven al meer duidelijkheid heeft geboden en dat UHT zich heeft ingespannen om de erven nog opheldering te geven over het bedrag van ongeveer € 3.000 (genoemd in bijlage 1 van de bezwaargronden) dat omstreeks 2012 van belanghebbende is teruggevorderd.
Dat de erven de duidelijkheid is gegeven waar zij naar op zoek zijn, verheugt de
Commissie.

Samenvatting en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ontvankelijk en ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter