Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-2582

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 6 september 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 21 oktober 2021

Hoorzitting: 9 juni 2022

Overdracht advies aan UHT: 5 juli 2022

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen
definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 6 september 2021.

Belanghebbende komt in aanmerking voor toekenning van een compensatievergoeding, omdat er door de Belastingdienst in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag fouten zijn gemaakt. Aan belanghebbende is een compensatievergoeding toegekend van € 42.917 over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011.

Procesverloop

  • Bij brief van 23 december 2019 heeft gemachtigde de Belastingdienst
    aansprakelijk gesteld voor de door belanghebbende geleden materiële en
    immateriële schade als gevolg van de fouten die zijn gemaakt bij het
    terugvorderen van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Belanghebbende heeft op 6 februari 2020 een verzoek gedaan tot herbeoordeling
    van de KOT 2008 t/m 2011. De ontvangst van dit verzoek is door de UHT op 25
    februari 2020 per brief bevestigd.
  • Op 21 november 2020 heeft belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming
    van € 750 ontvangen, omdat het beoordelen van de herziening KOT te lang op
    zich liet wachten.
  • Bij brief van 28 mei 2021 is belanghebbende geïnformeerd over het feit dat de
    gegevens over het in het verleden ingestelde beroep bij de rechtbank
    abusievelijk zijn vernietigd.
  • Bij beschikking van 7 juli 2021 (kenmerk: UHT-VC I) heeft de UHT de
    gemachtigde medegedeeld dat belanghebbende in aanmerking komt voor
    compensatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011. Het voorlopige
    compensatiebedrag is vastgesteld op € 36.216.
  • Bij de definitieve beschikking van 6 september 2021 (kenmerk: UHT-DC I) geeft
    de UHT het compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011
    vastgesteld op € 42.917.
  • Door gemachtigde is op 18 oktober 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen het
    besluit van 6 september 2021 met kenmerk UHT-DC I. Dit bezwaarschrift is op
    21 oktober 2021 ontvangen.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 10 januari 2022 de bezwaargronden nader
    aangevuld.
  • De UHT heeft op 11 mei 2022 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 7 juni 2022 heeft de UHT per e-mailbericht het verweer met betrekking tot de
    proceskostenvergoeding voor eerdere proceshandelingen nader toegelicht.
  • Op 9 juni 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de
    Commissie) een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende,
    de gemachtigde en de UHT.
  • De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de
    gemachtigde, verlengd tot 21 juli 2022.
  • De UHT heeft op 9 juni 2022 gereageerd op de vragen die ter zitting aan de orde
    zijn gekomen. De aanvullende reactie van UHT is op 10 juni 2022 aan de
    gemachtigde verzonden. Gemachtigde heeft hier niet op gereageerd.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  • In de definitieve compensatiebeschikking bevinden zich enige onvolkomenheden
    waardoor het compensatiebedrag te laag is vastgesteld.
  • De bestreden beslissing berust op onzorgvuldig onderzoek en is onvoldoende
    gemotiveerd, nu geen overzicht is verstrekt van betalingen en verrekeningen van de
    toeslagen. Belanghebbende wenst dit overzicht alsnog te ontvangen en een
    herziening.
  • Betwist wordt dat de in de bestreden beslissing opgenomen terugvorderingen en
    betalingen hebben plaatsgevonden.
  • Ten onrechte is er geen rekening gehouden met de juridische kosten die
    belanghebbende na 2011 heeft gemaakt. In het bijzonder wordt gewezen op de
    kosten voor de juridische bijstand in de jaren 2020 en 2021.
  • In het kader van de kwijtscheldingsregeling is er onvoldoende rekening gehouden
    met de belastingschulden die als gevolg van de toeslagenaffaire zijn ontstaan.
  • De immateriële schadevergoeding is te laag vastgesteld en doet geen recht aan de
    persoonlijke situatie van belanghebbende en zijn zoon. Ook de zoon van
    belanghebbende heeft ernstig geleden onder de situatie. Echter is de Kindregeling
    tot op heden niet geëffectueerd dan wel verwerkt in de compensatieregeling.
  • Belanghebbende doet een beroep op de compensatie voor zijn zoon die het
    forfaitaire bedrag te boven gaat.
  • De toegekende compensatie doet volgens belanghebbende geen recht aan de
    werkelijke geleden (im)materiële schade.
  • Namens belanghebbende wordt verzocht om het toekennen van een
    proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure.

Verweer

  • Dat belanghebbende bij ontvangst van het bestreden besluit niet beschikte over de
    bijbehorende betaal- en verrekenoverzichten impliceert niet dat er sprake is van een
    onzorgvuldig onderzoek dan wel gebrekkige motivering. In zowel de
    vooraankondiging als de definitieve beschikking is voldoende toegelicht uit welke
    elementen de compensatieberekening bestaat. Ook is belanghebbende steeds in de
    gelegenheid gesteld om bij vragen of opmerkingen contact op te nemen met UHT.
  • De bijgevoegde LIC-overzichten geven weer welke bedragen over de jaren 2008 tot
    en met 2011 zijn verrekend. Het bezwaar geeft geen aanleiding voor het oordeel dat
    de opgenomen bedragen niet kloppend zouden zijn.
  • De Belastingdienst heeft op grond van artikel 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) de bevoegdheid verschillende
    toeslagen te verrekenen. Belanghebbende heeft onvoldoende aangetoond dat één of meer specifieke verrekeningen onjuist zijn uitgevoerd.
  • Voor wat betreft de juridische kosten die in het verleden zijn gemaakt, verwijst de
    UHT naar onderdeel 3.1.5 van het Compensatiebesluit. Het besluit voorziet in een
    forfaitaire vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
    voor zover die kosten niet eerder zijn vergoed.
  • Voor de huidige bezwaarprocedure wordt aan belanghebbende een
    proceskostenvergoeding toegekend. Die komt neer op één procespunt voor het
    indienen van het bezwaarschrift, tegen een wegingsfactor 2. Verder kan nog een
    punt worden toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting bij de Commissie.
    Hiermee wordt in de beslissing op bezwaar rekening gehouden.
  • De in onderdeel E van de compensatieberekening genoemde bedragen worden op de in onderdeel A genoemde bedragen in mindering gebracht, ter voorkoming dat een ouder meer compensatie krijgt dan waar hij recht op heeft gehad. In het geval van belanghebbende zijn er geen bedragen aan niet-ingevorderde KOT in mindering
    gebracht. Hiervoor wordt verwezen naar de compensatieberekening.
  • Voor wat betreft de vaststelling van de hoogte van de immateriële
    schadevergoeding, verwijst UHT naar onderdeel 3 van het Compensatiebesluit.
    Opgemerkt dient te worden dat in dit proces het niet mogelijk is af te wijken van de
    standaard bedragen zoals in het Compensatiebesluit staan vermeld. De vergoeding
    voor de immateriële schade is forfaitair opgebouwd en compenseert derhalve niet de werkelijk door belanghebbende geleden schade.
  • Een verzoek om aanvullende schade kan worden voorgelegd aan de Commissie
    Werkelijke Schade, op grond van onderdeel 4 van het Compensatiebesluit.
  • Het is nu nog niet mogelijk om voor een gedupeerd kind een verzoek voor
    compensatie op grond van de door gemachtigde genoemde Kindregeling te doen
    omdat deze regeling nog niet in werking is getreden. Na afronding van deze
    procedure is het mogelijk kinderen aan te melden voor deze regeling.
  • Voor de jaren 2008 tot en met 2011 zijn de Regeling Kinderopvangtoeslag-overzichten bij het dossier gevoegd, zodat op beschikkingsniveau te zien is op welke
    gegevens de beschikking en de hoogte van het toegekende voorschotbedrag KOT
    zijn gebaseerd.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december 2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Op grond van Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van
een bezwaarschrift zes weken, die op de eerste werkdag na de dagtekening van de
bestreden beslissing aanvangt. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9 van de
Algemene wet bestuursrecht tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

Op 21 oktober 2021 is het namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift bij de
Centrale Verwerkingseenheid van de Belastingdienst te Heerlen ingekomen. De termijn
voor het indienen van het bezwaarschrift eindigde – zes weken na de beschikking van 6 september 2021 – op 19 oktober 2021, zodat het bezwaarschrift na het verstrijken van de termijn is ontvangen. De Commissie volgt evenwel de opvatting van de UHT, dat het bezwaarschrift op grond van artikel 6:9 tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) tijdig is ingediend, omdat dit binnen de bezwaartermijn is verzonden en niet later dan één week is ontvangen. Gelet hierop, acht de Commissie het bezwaar ontvankelijk.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motivering en zorgvuldigheid

De Commissie kan zich verenigen met het door de UHT ingenomen standpunt ten
aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten
grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft de UHT de berekeningen bij het
uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter
niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De
Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, de bijbehorende producties en het ter zitting gevoerde verweer het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.

Daarbij wordt door de Commissie opgemerkt dat de wijze waarop de totstandkoming van het compensatiebedrag en de verrekeningen uit de LIC-overzichten in het schriftelijk verweer door de UHT zijn toegelicht, zeer verhelderend is. Het verdient aanbeveling deze werkwijze tot standaard te maken, uiterlijk in de reactie op bezwaar.

In mindering gebrachte bedragen en verrekeningen

De Commissie overweegt dat de UHT onder verwijzing naar de bijgevoegde LIC overzichten en desbetreffende wetsartikelen voldoende gemotiveerd heeft aangegeven op grond waarvan verrekening tussen verschillende toeslagen heeft plaatsgevonden.

Ook overigens is de Commissie van oordeel dat de UHT voldoende heeft onderbouwd op welke wijze de bedragen “niet-ingevorderde KOT schuld” zijn vastgesteld, alsmede
voldoende heeft gemotiveerd om welke reden deze bedragen van het compensatie-bedrag zijn afgetrokken. Belanghebbende heeft deze bedragen immers wel ontvangen, maar niet terugbetaald. Het verkrijgen van een schone lei vanwege het kwijtschelden van de publieke schulden kan in dat geval niet leiden tot een andere uitkomst. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt derhalve ongegrond.

(Im)materiële schadevergoeding

De Commissie verwijst ten aanzien van het bezwaar tegen de naar het oordeel van de
belanghebbende tekortschietende (im)materiële schadevergoeding naar het verweer van de UHT en onderstreept daarbij dat de onderhavige procedure enkel betrekking heeft op toekenning van de standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd. Dit geldt eveneens voor de overige aanvullende schadeposten, waaronder de reeds afgeloste private schulden, waarin belanghebbende in het bezwaarschrift om heeft verzocht.

Kindregeling

Door de gemachtigde is terecht opgemerkt dat bij het vaststellen van de hoogte van de
compensatieberekening niet is ingegaan op de zogeheten Kind regeling. De Commissie
merkt hierover op dat het op dit moment niet mogelijk is om als of namens een
gedupeerd kind een verzoek voor een compensatiebeoordeling in te dienen. Gelet hierop, is het voor de Commissie niet mogelijk zich binnen het huidige advies hierover te buigen dan wel de UHT te adviseren hier uiterlijk in de beslissing op bezwaar op te anticiperen.

De Commissie wijst er echter op dat de door een kind geleden schade als gevolg van de
toeslagenaffaire bij het ontbreken van de Kind regeling ook nu al kan worden voorgelegd bij de eerdergenoemde Commissie Werkelijke Schade.

Proceskosten eerdere procedures

Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op basis van de aanvullende toelichting
van 7 juni 2022 in combinatie met het verweer ter zitting voldoende toegelicht hoe de
proceskostenvergoeding voor de proceshandelingen die in het verleden hebben
plaatsgevonden, tot stand is gekomen. Ter zitting heeft gemachtigde zich verenigd met
de toekenning van een totaal van 28 procespunten voor de eerdere, voor vergoeding in aanmerking komende juridische bijstand.

Proceskostenvergoeding huidige procedure

De Commissie heeft kennisgenomen van de ter zitting gemaakte opmerking van UHT om de toekenning van een proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure te
betrekken bij de beslissing op bezwaar. De UHT wordt geadviseerd zich hierover uit te
laten in de beslissing op bezwaar.

Samenvatting en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:

  • in de beslissing op bezwaar op te nemen of belanghebbende voor toekenning van een proceskostenvergoeding in aanmerking komt en zo ja, de hoogte van het bedrag vast te stellen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter