BAC 2021-2417
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 september 2021 met kenmerk UHT-DC
Ontvangst bezwaarschrift: 20 oktober 2021
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 11 juli 2022
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 17 september 2021, met kenmerk UHT-DC.
Aan belanghebbende is een definitief compensatiebedrag van € 52.670 toegekend omdat bij de beoordeling van de Kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2008 en 2009 fouten zijn gemaakt.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft bij de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om herbeoordeling van zijn situatie, omdat hij in het verleden problemen heeft ervaren met de kinderopvangtoeslag en vermoedt dat hij op vergelijkbare wijze als de gedupeerden van CAF-11 onderzoeken is behandeld. De ontvangst van dit verzoek is op 25 februari 2020 door de Belastingdienst/Toeslagen bevestigd.
- Op 21 november 2020 is aan belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming uitgekeerd voor het lange wachten op de beoordeling van zijn situatie.
- Bij vooraankondiging van 24 februari 2021 is aan belanghebbende medegedeeld
dat het voorlopige compensatiebedrag is vastgesteld op € 51.690. - Bij brief van 17 september 2021 is het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 52.670.
- Bij brief van 14 oktober 2021 is door gemachtigde een bezwaarschrift ingesteld, dat op 20 oktober 2021 door de UHT is ontvangen.
- Op 22 juni 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland in haar beslissing het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De UHT is opgedragen uiterlijk op 19 juli 2022 een beslissing op bezwaar te nemen.
- Bij brief van 4 juli 2022 heeft gemachtigde de gronden van het bezwaar nader aangevuld. Daarin is uitdrukkelijk opgenomen dat belanghebbende afziet van een
hoorzitting.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.
- Belanghebbende is van oordeel dat reeds in de bestreden beschikking had moeten worden toegelicht waarom in zijn situatie sprake is van institutioneel vooringenomen handelen. Pas bij de ontvangst van het procesdossier heeft belanghebbende kennis kunnen nemen van de onderliggende stukken, zodat
sprake is van een gebrekkig gemotiveerd besluit. - Belanghebbende heeft reeds in 2020 verzocht om verstrekking van het volledige procesdossier, maar heeft dit pas na het indienen van het bezwaarschrift ontvangen.
- De toegekende immateriële schadevergoeding dient te worden berekend tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
- Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivering bestreden besluit
De Commissie is van oordeel dat hoewel UHT in de bestreden beslissing geen nadere toelichting heeft gegeven bij de compensatieberekening en daarnaast niet heeft uitgelegd waarom in de situatie van belanghebbende sprake zou zijn geweest van institutioneel vooringenomen handelen, dit echter niet impliceert dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. Door het verstrekken van het procesdossier is voor belanghebbende inzichtelijk geworden waarom hij als gedupeerde van de toeslagenaffaire kan worden aangemerkt en hoe de compensatievergoeding is opgebouwd.
De Commissie is van opvatting dat de beperkte motivering van het bestreden besluit daarmee voldoende is hersteld, zodat het bezwaar ten aanzien van dit punt niet slaagt.
Immers is niet gebleken dat belanghebbende door deze gang van zaken is benadeeld (vgl. artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht).
Vergoeding immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor de geleden immateriële schade wordt berekend over de periode van het eerste neerwaartse correctiebesluit tot de dagtekening van de beschikking waarmee de compensatie voor de correctiebesluiten wordt vastgesteld.
De Commissie heeft eerder geadviseerd dat in gevallen waarin tegen de compensatiebeschikking bezwaar is aangetekend de voor het berekenen van de hier bedoelde immateriële schadevergoeding maatgevende periode doorloopt tot de beslissing op dat bezwaarschrift (zie BAC 2020-013, BAC 2020-015, BAC 2020-016).
In de compensatieberekening is uitgegaan van een einddatum van 10 mei 2021. De Commissie kan niet volgen waarom UHT in de berekening van de immateriële schadevergoeding is uitgegaan van deze einddatum, nu de dagtekening van de
definitieve beschikking 17 september 2021 betreft.
Volgens de Commissie heeft gemachtigde zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de einddatum dient te worden gewijzigd, zodat het bezwaar ten aanzien van dit punt doel treft. Gelet hierop, adviseert de Commissie de UHT de compensatievergoeding in zoverre te wijzigen, dat bij de berekening van de hoogte van de immateriële schadevergoeding wordt uitgegaan van een einddatum die gelijk is aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Daarbij wordt – wellicht ten overvloede – door de Commissie opgemerkt dat wijziging op dit punt eveneens gevolgen heeft voor de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal.
Proceskostenvergoeding huidige procedure
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, recht op een forfaitaire proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen, adviseert de Commissie de UHT in de onderhavige procedure in totaal twee procespunten (één punt voor het indienen van het bezwaarschrift, tegen een wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogst geldende tarief.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:
- het bezwaar ten aanzien van de immateriële schadevergoeding gegrond te verklaren
en deze te berekenen vanaf 7 september 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar; - de rente gemiste KOT eveneens aan te passen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen;
- de kosten van belanghebbende voor het indienen van het bezwaarschrift te
vergoeden.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter