BAC 2021-2165
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 september 2021 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 12 oktober 2021
Hoorzitting: 8 juli 2022
Overdracht advies aan UHT: 27 september 2022
Samenvatting
[Belanghebbende] heeft verzocht om compensatie voor de toeslagjaren 2011 en 2015. Haar verzoek is afgewezen en daartegen is bezwaar aangetekend. De Bezwaarschriftenadviescommissie adviseert om het bestreden besluit in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 1 september 2021 (UHT-DH5 A). Het verzoek om compensatie voor de toeslagjaren 2011 en 2015 is afgewezen, omdat is vastgesteld dat er bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: kot) ten
aanzien van genoemde jaren geen fouten zijn gemaakt.
Procesverloop
Belanghebbende heeft op 12 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de jaren 2010 tot en met 2015.
De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 5 augustus 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat voor de jaren 2011 en 2015 geen sprake is geweest van institutionele
vooringenomenheid of hardheid.
Bij brief van 1 september 2021 (UHT-VC I) heeft UHT belanghebbende een
vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is
voor de jaren 2010 en 2012 tot en met 2014 een bedrag toegekend van € 21.927 en
aangevuld tot € 30.000. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 1 september 2021 (UHT-DH5A) heeft UHT aan belanghebbende
bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2011 en 2015. Bij brief van 12 oktober 2021 heeft gemachtigde pro forma bezwaar ingediend tegen deze beschikking, met daarbij het verzoek om een termijn voor aanvulling van de gronden. Bij brief van 25 november 2021 heeft gemachtigde de gronden van het bezwaar aangevuld.
Op 8 juli 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een
hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde, belanghebbende en UHT. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Na de hoorzitting heeft de behandelend ambtenaar van UHT de mogelijkheid gekregen om nader te reageren op een tweetal punten die door de gemachtigde van
belanghebbende naar voren zijn gebracht ter hoorzitting. Deze reactie is op 11 juli 2022 ontvangen. Bij e-mailbericht van 19 juli 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende hierop gereageerd.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
proceskosten); - Het Verzamelbesluit Toeslagen van 11 januari 2021, nr. 2020-179259
(Stcrt 2021,2142, hierna: Verzamelbesluit Toeslagen); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling
(Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691
(hierna: Catshuisregeling); - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1
juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling); - Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende heeft gesteld dat de kot over 2011 onjuist (want te laag) is vastgesteld en dat de Belastingdienst/Toeslagen de kot over 2015 ten onrechte heeft
teruggevorderd.
Een ouder komt in aanmerking voor compensatie indien aannemelijk is dat de vaststelling van de aanspraak op kot in enig jaar onderdeel is geweest van een
institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna ook: B/T of de dienst). Voor de Commissie is dat niet aannemelijk geworden.
Evenmin is aannemelijk geworden dat sprake is geweest van hardheid als bedoeld in
artikel 49 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir).
Wat betreft het jaar 2012 heeft de gemachtigde op de hoorzitting aangevoerd dat het
voor dat jaar ingediende bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de Belastingdienst/Toeslagen. Uit de na de hoorzitting gewisselde stukken maakt de Commissie op dat dit bezwaar door B/T inhoudelijk wel is beoordeeld. Nu herbeoordeling heeft plaatsgevonden, acht de Commissie niet aannemelijk dat belanghebbende door de niet-ontvankelijk verklaring is benadeeld.
De gemachtigde heeft verder aangevoerd dat belanghebbende voor de jaren voor 2015 niet bereid was een betalingsregeling te treffen. De Commissie heeft echter niet kunnen vaststellen dat belanghebbende voor die jaren om een betalingsregeling heeft verzocht. Ook dit bezwaar kan derhalve volgens de Commissie niet leiden tot toekenning van een compensatie.
Conclusie en advies
Op grond van het vorenstaande:
- komt de Commissie tot het oordeel dat ten aanzien van de jaren 2011 en 2015 niet is gebleken van een institutioneel vooringenomen handelwijze/of hardheid van de
Belastingdienst; - adviseert om de bezwaren ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter