BAC 2021-2107
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 6 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 26 augustus 2021
Hoorzitting: 18 augustus 2022
Overdracht advies aan UHT: 22 november 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar nader uitleg te geven over de mogelijke gevolgen van de registratie van belanghebbende op de FSV-lijst voor de terugvorderingen die na deze registratie hebben plaatsgevonden. Voorts adviseert de Commissie UHT om belanghebbende nader te informeren over de Kind regeling en over de wijze waarop een verzoek bij de Commissie Werkelijke schade kan worden ingediend. De Commissie adviseert tot slot om met in achtneming van het bovenstaande het bezwaar tegen de beschikking van 6 augustus 2021 ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 6 augustus 2021, met kenmerk UHT-DC-I A.
Aan belanghebbende is over de toeslagjaren 2012 tot en met 2017 geen
compensatievergoeding toegekend omdat de Belastingdienst/Toeslagen geen fouten
heeft gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2012 tot en met
2017.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 20 november 2019 een verzoek tot herbeoordeling van
de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2012 tot en met 2017 ingediend. - Bij brief van 21 november 2020 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat
zij een eenmalige tegemoetkoming van € 750 ontvangt, omdat zij lang heeft moeten wachten op de beoordeling van haar situatie. - De Commissie van Wijzen heeft op 7 juli 2021 geoordeeld dat over de toeslagjaren 2010 en 2012 tot en met 2017 geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen, zodat de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie van artikel 49 voor die jaren niet van toepassing zijn.
- Uit de schriftelijke reactie van UHT van 19 mei 2022 (zie hieronder) volgt dat
belanghebbende op 16 november 2021 een compensatiebeschikking heeft
gekregen over het toeslagjaar 2011 ten bedrage van € 46.086. Op 30 december 2021 heeft belanghebbende een beschikking O/GS gekregen over het toeslagjaar
2010 ten bedrage van € 3.779. - Bij definitieve beschikking van 6 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft
UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren
2012 tot en met 2017, omdat de Belastingdienst geen fouten heeft gemaakt bij
de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over die jaren. - Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 26 augustus 2021, bezwaar
gemaakt tegen de definitieve beschikking van 6 augustus 2021. - Op 8 april 2022 heeft UHT per brief de ontvangst van de ingebrekestelling van
belanghebbende aan haar bevestigd. - Op 19 mei 2022 heeft de UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 18 augustus 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende (digitaal) en de UHT. De termijn voor de
beslissing op bezwaar is op de hoorzitting, met instemming van de gemachtigde,
verlengd tot 18 oktober 2022. - Na de hoorzitting heeft UHT meermaals aan de Commissie kenbaar gemaakt dat
zij de gevraagde stukken niet binnen de door de Commissie gestelde termijn kan
aanleveren. Op 30 september 2022 heeft de Commissie de ongelakte aanvullende stukken van UHT bij e-mail ontvangen. - Op 28 oktober 2022 heeft de Commissie de gelakte aanvullende stukken van UHT naar belanghebbende gestuurd om hierop te reageren.
- Op 4 november 2022 heeft de Commissie de reactie van belanghebbende op deze aanvullende stukken van UHT ontvangen.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Wet Hersteloperatie Toeslagen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaren 2012 tot en met 2014
Uit het dossier blijkt hetgeen door belanghebbende is bevestigd dat belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2014 geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd dan wel ontvangen. De Commissie is om die reden van oordeel dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat van vooringenomen handelen over die toeslagjaren geen sprake is, zodat het Compensatiebesluit voor die jaren niet van toepassing is.
Uit het bezwaarschrift maakt de Commissie op dat in het geval van belanghebbende in de periode 2012 tot en met 2014 wellicht sprake is geweest van doorwerking van de schade als gevolg van de terugvorderingen over eerdere toeslagjaren. De Commissie merkt ten aanzien hiervan op dat de onderhavige procedure uitsluitend betrekking heeft op de vergoedingen die op grond van de Compensatieregeling kunnen worden toegekend. De procedure ziet niet op vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij CWS bestemd. De Commissie adviseert UHT om belanghebbende te ondersteunen bij het indienen van een verzoek om vergoeding bij CWS.
Toeslagjaren 2015 tot en met 2017 en mogelijke doorwerking fraudemelding
De Commissie overweegt ten aanzien van de toeslagjaren 2015 tot en met 2017 dat UHT in de schriftelijke reactie voldoende heeft gemotiveerd waarom destijds delen van de voorschotten van de kinderopvangtoeslag zijn teruggevorderd. Zo hebben over de
toeslagjaren 2015 en 2016 terugvorderingen plaatsgevonden als gevolg van wijzigingen van de opvanggegevens, het inkomen en het maximale uurtarief. De terugvorderingen over het toeslagjaar 2017 zijn het gevolg van de stopzetting van de kinderopvangtoeslag door belanghebbende, waardoor een deel van het voorschot is teruggevorderd.
Belanghebbende stelt dat zij over de toeslagjaren 2015 tot en met 2017 veel te streng is beoordeeld door de Belastingdienst/Toeslagen. Zo werd zij geconfronteerd met een
terugvordering van € 30.000, die zij in één keer moest terugbetalen.
In een aanvullende schriftelijke reactie schrijft UHT dat belanghebbende inderdaad op 13 november 2018 ten behoeve van KOT 2015 en 2016 een persoonlijke betalingsregeling heeft aangevraagd. Op 4 december 2018 heeft belanghebbende voor de terugbetaling van de KOT 2017 een betalingsregeling aangevraagd. Het is UHT niet bekend waarom de verzoeken om betalingsregelingen van belanghebbende geweigerd zijn en of deze weigering in verband kan worden gebracht met de FSV-registratie van belanghebbende. Daarnaast stelt UHT dat – ondanks dat zij de verzoeken voor betalingsregelingen in het systeem heeft teruggevonden – onbekend is dat belanghebbende een bedrag van € 30.000 in één keer heeft moeten terugbetalen in de jaren 2015 tot en met 2017. Wel acht UHT aannemelijk dat dit bedrag onderdeel was van een bedrag van € 40.000 dat belanghebbende over de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 moest terugbetalen. De Commissie kan bij gebrek aan enige nadere duiding door belanghebbende, deze aanname van UHT over het door belanghebbende genoemde bedrag van € 30.000 onderschrijven.
Belanghebbende heeft in haar nadere schriftelijke reactie van 4 november 2022
geschreven dat zij een brief heeft ontvangen dat zij in het FSV-systeem geregistreerd
stond van 2012 tot nu toe. Zij stelt dat zij hierdoor nooit recht heeft gehad op bijstand of schuldsanering.
De Commissie stelt vast dat UHT geen link kan leggen tussen de FSV-registratie en het
weigeren van betalingsregelingen. Op 30 april 2022 is bij brief aan belanghebbende
medegedeeld dat belanghebbende sinds haar aanvraag van kinderopvangtoeslag voor
het jaar 2012 staat geregistreerd op de FSV-lijst, dus vóór de terugvorderingen in 2016. Derhalve vindt de Commissie dat op UHT de bewijslast rust om uit te leggen dat de terugvorderingen in 2016 (en 2017) niet mede het gevolg zijn geweest van die registratie op de FSV-lijst. De Commissie adviseert UHT om deze uitleg te geven bij de
beslissing op bezwaar.
In lijn met eerdere adviezen (waaronder BAC 2021-1982) adviseert de Commissie UHT
om belanghebbende indien zij mogelijk schade heeft ondervonden vanwege haar
registratie op de FSV-lijst te ondersteunen bij het indienen van een verzoek om
vergoeding bij CWS.
Kindregeling
De Commissie adviseert UHT om belanghebbende te informeren over de Kindregeling die op 1 november 2022 van kracht is geworden.
Samenvatting en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om in de beslissing op bezwaar nader uitleg te geven over de mogelijke gevolgen van de registratie van
belanghebbende op de FSV-lijst voor de terugvorderingen die na deze registratie hebben plaatsgevonden. Voorts adviseert de Commissie UHT om belanghebbende nader te informeren over de Kind regeling en over de wijze waarop een verzoek bij de Commissie Werkelijke schade kan worden ingediend. De Commissie adviseert tot slot om met in achtneming van het bovenstaande het bezwaar tegen de beschikking van 6 augustus 2021 ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter