BAC 2021-1937
Publicatiedatum 03-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 juli 2021
Ontvangst bezwaarschrift: 27 juli 2021
Hoorzitting: 25 mei 2022
Overdracht advies aan UHT: 12 juli 2022
Samenvatting
De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 1 juli 2021 (UHT-DHR HV).
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat de Belastingdienst bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 fouten heeft gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van € 81.979 toegekend.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding voor door de Belastingdienst teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
- vergoeding voor materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
- vergoeding voor invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
- vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand (3.1.5. Compensatie voor proceskosten);
- vergoeding voor immateriële schade van € 500 per 6 maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
- rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag (3.1.6 Rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag);
- extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de
procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.
Procesverloop
- Op 20 december 2019 heeft belanghebbende een verzoek persoonlijk dossier ingediend, dat tevens is opgevat als een verzoek tot herbeoordeling van de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.
- Bij brief van 21 november 2020 heeft UHT aan belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming van € 750 uitbetaald.
- Op 28 oktober 2020 heeft UHT vooruitlopend op de compensatie aan belanghebbende een noodvoorziening ten bedrage van € 15.000 uitbetaald.
- In haar advies van 30 november 2020 heeft de Commissie van Wijzen geoordeeld dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat er in het geval van belanghebbende geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Wel komt belanghebbende voor de jaren 2007 tot en met 2009 in aanmerking voor proportionele toekenning van KOT.
- Op 18 december 2020 heeft UHT vooruitlopend op de compensatie een bedrag van € 34.874 aan belanghebbende uitgekeerd.
- Bij brief van 3 mei 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag toegekend € 81.581 voor de jaren 2007 tot en met 2010.
- Bij beschikking van 1 juli 2021 heeft UHT aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend ter hoogte van € 81.979. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingesteld, dat op 27 juli 2021 door UHT is ontvangen.
- Bij brief van 26 juli 2021 heeft UHT aan belanghebbende haar persoonlijk dossier verstrekt.
- Op 21 maart 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
- Op 20 mei 2022 heeft [gemachtigde] namens belanghebbende aanvullende bezwaargronden ingediend.
- Op 25 mei 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.
- Belanghebbende en haar gemachtigde zijn in de gelegenheid gesteld een nadere schriftelijke toelichting te geven, wat zij bij brief van 30 mei 2022 hebben gedaan.
- UHT heeft daar bij brief van 9 juni 2022 op gereageerd.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het aan haar uitgekeerde
compensatiebedrag veel te laag is.
Onjuiste compensatieberekening
De berekening van de kinderopvanguren is niet juist. Op basis van een opsomming van de daadwerkelijk afgenomen uren, concludeert belanghebbende aanvankelijk dat er in plaats van € 52.129 in werkelijkheid € 67.089,29 aan kinderopvang is besteed. Derhalve heeft belanghebbende nog recht op € 14.960,69. Zij heeft een verklaring van de directeur van [kinderopvangorganisatie] van 26 maart 2021 overgelegd. In de aanvullende bezwaargronden zijn nog diverse kostenoverzichten van [kinderopvangorganisatie] en [kinderopvangorganisatie] over de jaren 2007 tot en met 2009 overgelegd. Belanghebbende wijst erop dat zij in 2008 en 2009 gebruik maakte van 2kinderopvangorganisaties. Zij werkte uren zijn niet meegenomen bij de berekening van de toeslagen.
Bij brief van 30 mei 2022 hebben belanghebbende en haar gemachtigde een reactie gegeven op productie 5A, waar UHT op de hoorzitting naar heeft verwezen. Productie 5A betreft een overzicht van de KOT-beschikkingen in toeslagjaar 2007. Dit overzicht is volgens belanghebbende en haar gemachtigde onjuist en onvolledig; het jaarbedrag KOT € 8.633 lijkt maar voor 1 kind te zijn. Er is 121 uur per maand per kind opvang afgenomen.
Verder hebben zij de uren kinderopvang en de kinderopvanginstelling per jaar
verduidelijkt. Onder verwijzing naar annex I en annex IV van de aanvullende
bezwaargronden van 20 mei 2022 stellen zij dat de opvangkosten in 2007 € 17.424 bedroegen. De opvangkosten in 2008 bedroegen € 26.434 en in 2009 € 24.081. Dit is dan een totaalbedrag van € 67.939 over deze 3 jaren.
Afgeloste schulden
Verder heeft belanghebbende na ontvangst van de deelbetalingen een aantal schulden, die werden veroorzaakt door de toeslagenaffaire, afgelost. Aangezien deze schulden bij anderen zijn kwijtgescholden, verzoekt belanghebbende alsnog om compensatie hiervan ten bedrage van € 16.868,61.
Compensatie wegens fraude gastouderbureau
Belanghebbende vindt dat zij nog recht heeft op een bedrag vanwege de fraude van het gastouderbureau waar UHT, aldus belanghebbende, reeds bewijzen van heeft.
Terugbetaling € 2.776
Belanghebbende vraagt om terugbetaling van een bedrag van € 2.776. Dit is door de Belastingdienst geïnd over toeslagjaar 2010 maar belanghebbende maakte toen geen gebruik van kinderopvang en zij heeft dit bedrag ook niet ontvangen.
Smartengeld
Tot slot verzoekt belanghebbende om smartengeld op meerdere grondslagen. Belanghebbende verzoekt voor haar beide kinderen om een bedrag van € 10.000 per kind. Voor zichzelf verzoekt zij om € 40.000 vanwege pijn, verdriet, ziekte, werkverlies, gederfd loon en deurwaarderskosten.
Daarnaast is zij 8 keer verhuisd in 10 jaar, heeft geldleningen aan moeten gaan, en heeft zij door de stress een kind verloren in 2008. Ook heeft zij de eerste factuur bijgevoegd van de therapie die zij inmiddels volgt.
Verweer
Het verweer van UHT luidt samengevat als volgt.
Allereerst licht UHT de bedragen in de compensatieberekening toe, om vervolgens op de bezwaargronden van belanghebbende in te gaan.
Onjuiste compensatieberekening
Toen belanghebbende in 2020 om herbeoordeling heeft verzocht, is bij de berekening van de compensatie op grond van de hardheidsregeling uitgegaan van proportionele toekenning. Hierbij is ruimhartig omgegaan met het door belanghebbende opgegeven aantal uren. Dit houdt in dat alle door belanghebbende opgegeven opvanguren zijn overgenomen en de destijds toegekende bedragen reeds zijn aangevuld tot het
werkelijke bedrag waar belanghebbende recht op zou hebben gehad.
In haar reactie van 9 juni 2022 heeft UHT uitgebreid gereageerd op de brief van
belanghebbende en haar gemachtigde van 30 mei 2022. UHT heeft het bedrag in regel a van de berekening (het bedrag van de beschikking voorafgaand aan de onterecht neerwaartse beschikking of nihilstelling) over 2007 bijgesteld. Dit wordt verhoogd van € 11.289 naar € 13.566. Voor de jaren 2008 en 2009 is volgens UHT voor de berekening van het bedrag in regel a ruimschoots uitgegaan van het aantal uren zoals belanghebbende heeft verzocht. De bedragen zoals ze er nu staan zijn dus goed.
Afgeloste schulden
UHT verwijst naar de brief van 12 maart 2022 die aan belanghebbende is verzonden. Hierin is uiteengezet hoe wordt omgegaan met zowel private als publieke schulden van gedupeerden, en welke reeds afgeloste schulden alsnog voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Voor het overige heeft belanghebbende de mogelijkheid om de resterende schulden voor te leggen aan CWS.
Compensatie wegens fraude gastouderbureau
De aan belanghebbende toegekende compensatie vindt zijn grondslag in de
Compensatieregeling. Hierin ligt ook een beperking, aangezien enkel de hierin
opgenomen schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen. Voor alle andere schade, zoals die ten gevolge van de fraude van de kinderopvangorganisatie dient belanghebbende zich te wenden tot CWS.
Terugbetaling € 2.776
Deze terugvordering vindt zijn grondslag in de stopzetting van de KOT door
belanghebbende zelf op 18 januari 2010. Het terug te betalen bedrag is deels afgeboekt, waarna het overgebleven bedrag van € 2.776 door belanghebbende is voldaan. Dit betreft derhalve een rechtmatige inning van toeslaggelden.
In haar reactie van 9 juni 2022 verwijst UHT naar het bij die brief gevoegde LIC-overzicht. Daaruit blijkt dat het bedrag van € 2.776 in 2 gelijke gedeelten op 16 december 2009 en 15 januari 2010 door UHT is uitbetaald aan [deurwaarderskantoor]. UHT moest dit doen omdat sprake was van een derdenbeslag.
Smartengeld
Ook hier geldt dat de Compensatieregeling enkel voorziet in de compensatie van de daarin genoemde schadeposten. In het uitkeren van smartengeld is derhalve evenmin voorzien. Ook hiervoor kan belanghebbende zich wenden tot CWS.
Toepasselijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht;
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
- Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993;
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691; - Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Onjuiste compensatieberekening
De Commissie stelt vast dat UHT, anders dan gebruikelijk, voor de vaststelling van het compensatiebedrag is uitgegaan van de door belanghebbende opgegeven opvanguren. Dit heeft geleid tot een hoger compensatiebedrag dan zou zijn toegekend als UHT, zoals gebruikelijk, was uitgegaan van de laatste onherroepelijke KOT beschikking voor stopzetting of neerwaartse correctie. Deze handelwijze van UHT is dus in het voordeel van belanghebbende, hetgeen te prijzen valt.
De Commissie ziet echter niet in waarom UHT in bezwaar niet langer uitgaat van de door belanghebbende opgegeven uren en daarmee samenhangende kinderopvangkosten, zeker nu deze grotendeels zijn onderbouwd. Dit is door UHT ook niet toegelicht. De Commissie meent daarom dat sprake is van een motiveringsgebrek.
De Commissie is het niet met UHT eens dat met de bijstelling voor 2007 en de al
opgenomen bedragen voor 2008 en 2009 in de berekening onder a, van het urenaantal is uitgegaan zoals door belanghebbende is verzocht.
Zo is voor 2007 door belanghebbende aangevoerd dat de kinderopvangkosten € 17.424 waren, en dat 1.452 uur (121 x 12) opvang per kind in dat jaar is genoten. UHT gaat uit van 1.096,5 (603 + 493,5) uur.
Belanghebbende heeft aangegeven dat de kinderopvangkosten in 2008 € 26.434 waren en dat per kind 2.219,5 uur opvang is genoten. Belanghebbende stelt, onder verwijzing naar annex I, dat de kosten van opvang bij [kinderopvangorganisatie] € 9.150 per kind bedroegen tegen een uurbedrag van € 6,10, dus dat is 1.500 per kind. Daarnaast stelt belanghebbende, onder verwijzing naar annex IV, dat de opvang bij [kinderopvangorganisatie] 719,5 uur (121 x 2 + 95,5 x 5) per kind plaatsvond.
UHT gaat echter uit van 1.562 uur.
Voor 2009 heeft belanghebbende aangegeven dat de kinderopvangkosten € 24.081 waren en dat per kind 1.962,5 uur opvang is genoten. Belanghebbende stelt, onder verwijzing naar annex I, dat de kosten van opvang bij [kinderopvangorganisatie] € 9.150 per kind bedroegen, dit was voor 1.500 uur opvang per kind. Daarnaast stelt belanghebbende, onder verwijzing naar annex IV, dat de opvang bij de kinderopvang 462,5 uur (77,08 x 6) per kind plaatsvond.
UHT gaat voor 2009 echter uit van 1.101 uur opvang per kind.
Omdat de Commissie meent dat sprake is van een motiveringsgebrek, adviseert de Commissie aan UHT het bezwaar gegrond te verklaren. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar de compensatieberekening voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aan te passen en daarbij uit te gaan van de door belanghebbende opgevoerde kinderopvangkosten en uren (zoals hiervoor vermeld).
De Commissie wijst er nog wel op, als toelichting voor belanghebbende, dat het bedrag aan opvangkosten niet gelijk is aan het bedrag dat aan kinderopvangtoeslag wordt toegekend, dit vanwege de eigen bijdrage. De opvangkosten zijn hoger. Dat betekent dat het bedrag onder a) in de berekening van het compensatiebedrag ("Uw kinderopvangtoeslag na toepassing van de hardheidsregeling") lager is dan de
opvangkosten van belanghebbende.
Afgeloste schulden
Belanghebbende verzoekt om compensatie van een aantal schulden die zij heeft
afbetaald met de aan haar uitgekeerde deelbetalingen. UHT beroept zich vervolgens op de aan belanghebbende verzonden brief over de kwijtschelding en verwijst haar voor het overige naar CWS.
De Commissie acht de argumentatie van UHT juist. De Commissie betreurt wel dat op dit moment nog niet duidelijk is waar en wanneer belanghebbende al betaalde schulden kan indienen.
Compensatie wegens fraude gastouderbureau
Met betrekking tot de compensatie van de gestelde fraude door de kinderopvangorganisatie volgt de Commissie de stelling van UHT dat de vergoeding van dergelijke schade niet onder de reikwijdte van de Compensatieregeling valt. Hiervoor kan belanghebbende zich wenden tot CWS.
Terugbetaling € 2.776
De terugvordering van € 2.776 vindt zijn grondslag, zoals uiteengezet door UHT min haar schriftelijke reactie, in de stopzetting van de KOT door belanghebbende. Belanghebbende heeft geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang vanaf 1 januari 2010, waaruit volgt dat de eerder derhalve ten onrechte ontvangen KOT weer terug moest worden betaald. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat de KOT rechtstreeks is overgemaakt aan de kinderopvanginstelling. Zij heeft de KOT dus zelf niet ontvangen, maar deze werd wel bij haar teruggevorderd. Uit de brief van UHT van 9 juni 2022 blijkt dat de KOT inderdaad niet aan belanghebbende is uitgekeerd maar aan [gerechtsdeurwaarders], omdat er een derdenbeslag was gelegd. De Commissie volgt UHT in zoverre in haar standpunt dat de KOT voor 2010 ten onrechte is overgemaakt en daarmee ook terecht weer is teruggevorderd. De vraag is of dit terecht bij belanghebbende is gedaan, nu het bedrag niet aan haar is uitgekeerd. De Commissie beantwoordt deze vraag niet, omdat de vergoeding van deze schade niet onder de reikwijdte van (het voor deze procedure relevante deel van) de
Compensatieregeling valt. Ook hiervoor kan belanghebbende zich eventueel wenden tot CWS.
Smartengeld
Evenals de vergoeding van de hierboven genoemde fraude door de kinderopvangorganisatie en de terugvordering van € 2.776 valt de vergoeding van smartengeld niet onder de reikwijdte van de Compensatieregeling. Ook hiervoor geldt dat belanghebbende zich kan wenden tot CWS.
Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt (verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:
- het bezwaar gegrond te verklaren;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van één procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
- het compensatiebedrag opnieuw te berekenen, uitgaande van de door belanghebbende opgevoerde kinderopvangkosten en -uren;
- de vergoeding voor rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag hierop aan te passen tot en met de beslissing op bezwaar;
- de vergoeding voor immateriële schade aan te passen tot en met de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter