BAC 2021-169
Publicatiedatum 31-05-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 februari 2021 met kenmerk UHT-B ADJ
Ontvangst bezwaarschrift: 9 maart 2021
Overdracht advies aan UHT: 23 december 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: Commissie), bestaande [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 8 december 2021.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van belanghebbende], ingediend door [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking van 1 februari 2021 (UHT- B AJD), waarin het besluit definitieve compensatie CAF 11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 2) van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) wordt aangevuld tot € 30.000. De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek.
Procesverloop
Vaststelling betrokkenheid CAF 11
Bij brief van 16 november 2019 heeft UHT vastgesteld dat belanghebbende betrokken is bij het CAF 11-dossier en mogelijk is gedupeerd door vooringenomen handelen door de Belastingdienst.
Vooraankondiging
Bij brief van 17 december 2020 heeft UHT belanghebbende per brief een vooraankondiging verstuurd met daarin de berekening van het voorlopig
compensatiebedrag van € 17.240.
Zienswijze
De UHT heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om tot 28 januari 2020 te
reageren op het voornemen tot compensatie van UHT.
Besluit van 26 maart 2020
et toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020
(Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar bij het besluit van 26 maart 2020 een bedrag van € 17.745 toegekend over de jaren 2012, 2013 en 2014 . De toegekende compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van het bedrag
van de teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade); - vergoeding van invorderingskosten en voldane rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
- vergoeding van juridische bijstand (3.1.5 Compensatie voor proceskosten);
- extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).
Besluit van 1 februari 2021
Dit bedrag is op 1 februari 2021 aangevuld met € 12.255 tot € 30.000 op grond van
het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna Catshuisregeling).
Bezwaar
Belanghebbende heeft bij brief gedateerd 5 maart 2021 en ontvangen door UHT op 9 maart 2021 tegen de beschikking een pro forma bezwaarschrift ingediend. Op 16 juni
2021 is het aanvullend bezwaar d.d. 11 juni ontvangen.
Verweerschrift
UHT heeft bij brief van 25 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
Hoorzitting
De op 15 september 2021 geplande hoorzitting is door ziekte van de gemachtigde
uitgesteld. Een nieuwe hoorzitting was gepland voor 8 december 2021. De gemachtigde heeft echter afgezien van het horen en de Commissie zal de zaak
schriftelijk afdoen.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat - als volgt.
Ongelijke behandeling
De gedupeerden hebben in het kader van de toeslagenaffaire de toezegging gekregen dat de overheidsschulden worden kwijtgescholden zodat de compensatie in het geheel
toekomt aan de gedupeerden. Deze regeling was nog niet in werking toen
belanghebbende eind 2019 en in het jaar 2020 gecompenseerd werd. Belanghebbende heeft derhalve de toegekende compensatie in 2019 en 2020 deels aangewend voor het betalen van overheidsschulden. Belanghebbende meent dat er daarmee sprake is van een ongelijke behandeling ten opzichte van de gedupeerden die de gehele compensatie in 2021 hebben gekregen. Belanghebbende verzoekt dat de compensatie wordt verhoogd met de door haar na de compensatie in 2019 en 2020 betaalde overheidsschulden.
Immateriële schade
Gemachtigde stelt dat de component immateriële schade met een vergoedingsbedrag van € 500 per zes maanden tot onvoldoende compensatie van de werkelijk geleden schade leidt.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van de proceskosten in de
bezwaarprocedure.
Verweer Belastingdienst/Toeslagen
Ongelijke behandeling
Belanghebbende die reeds een compensatie is toegekend en dat bedrag geheeld of
gedeeltelijk heeft aangewend om op een publieke schuld af te lossen, komt niet meer in aanmerking voor de kwijtscheldingsregeling als genoemd onder kopje 3 van de
Catshuisregeling. In lijn met het kwijtscheldingsbeleid heeft het kabinet, vooruitlopend op wetgeving, compensatieverlening goedgekeurd in gevallen waar voorgenoemde situatie zich heeft voorgedaan. Belanghebbende moet in ieder geval kunnen aantonen dat:
- zij vóór 13 februari 2021 een bedrag aan compensatie of tegemoetkoming heeft
ontvangen; - zij nadien een publieke schuld heeft afgelost die zou zijn kwijtgescholden door een publieke schuldeiser in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag indien deze schuld niet zou zijn afgelost. Mits belanghebbende deze twee punten kan aantonen, bedraagt de hoogte van de compensatie het bedrag van de aflossing van de publieke schuld als hiervoor bedoeld, met een maximum van het herstelbedrag dat de ouder voorafgaand aan deze aflossing heeft ontvangen.
Deze compensatie maakt verder geen onderdeel uit van de herstelregelingen noch van
een eventuele aanvulling tot het forfaitaire bedrag van € 30.000. Belanghebbende kan tot 1 januari 2024 een verzoek hiertoe indienen. De compensatie wordt vastgesteld binnen zes maanden na indiening van het verzoek. Deze termijn kan eenmaal met 6 maanden worden verlengd.
Immateriële schade
UHT voert aan dat de vergoeding van de immateriële schade forfaitair is opgebouwd en daarom niet de werkelijke schade compenseert. Deze vergoeding bedraagt € 500 per half jaar en wordt berekend vanaf 10 februari 2015 – de datum van de melding die
geleid heeft tot de eerste neerwaartse correctie van de toeslagjaren 2013 en 2014 – tot en met de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
UHT geeft aan dat belanghebbende terecht stelt dat de proceskosten voor het voeren van deze bezwaarprocedure in aanmerking komen voor vergoeding.
UHT is voornemens bij de te nemen beslissing op bezwaar proceskosten toe te
kennen op basis van een procespunt met een wegingsfactor twee voor het
indienen van het bezwaarschrift.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
Compensatieregeling), gedateerd:
o 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
o 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
o 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904); - Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna:
Catshuisregeling):
o Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
o Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304; - Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag
(Staatscourant 2021, nr. 10248); - Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ongelijke behandeling
Deze bezwaargrond met betrekking tot het aflossen van overheidsschulden met uit de
compensatie verkregen geld, ligt buiten het bestreden besluit. Hiervoor is een regeling
getroffen waar UHT naar verwijst (zie hiervoor).
Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
toegekend.
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van
belanghebbende, conform de toezegging van UHT in zijn schriftelijke reactie, te
berekenen vanaf de eerste baliebrief op 5 januari 2015 tot aan de datum van de
beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft bij het opstellen van het bezwaarschrift ondersteuning gehad van haar gemachtigde, De Commissie heeft met instemming kennisgenomen van
het voornemen van UHT om in de beslissing op bezwaar proceskosten toe te kennen op basis van 1 procespunt (met een vergoeding van € 748 per procespunt) met een
wegingsfactor twee.
Tot slot adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan
belanghebbende dat deze beslissing alleen betrekking heeft op de vergoedingen volgens de Compensatieregeling en geen beslissing bevat op het verzoek om vergoeding van de werkelijke schade.
Conclusie en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het volgende:
- de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf het besluit van
5 januari 2015 tot de datum van de beslissing op bezwaar; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen; en
- de vergoeding voor juridisch hulp bij de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen op basis van een procespunt tegen een tarief van € 748 per punt met een
wegingsfactor twee.
Hoewel de Commissie adviseert om het bedrag van de compensatie te verhogen, zal dit niet leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende omdat het totale bedrag van de compensatie blijft beneden de eerder ontvangen compensatie van in totaal € 30.000.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter