BAC 2021-165
Publicatiedatum 31-05-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 februari 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 17 maart 2021
Hoorzitting: 29 oktober 2021
Overdracht advies aan UHT: 17 december 2021
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het bezwaarschrift van belanghebbende ongegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie van 1 februari 2021, kenmerk UHT-DC I, van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT). De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van een CAF-onderzoek en heeft betrekking op de jaren 2007 tot en met 2012. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, 45904), is aan haar € 58.347 toegekend. De compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in onderdeel 1 sub a, b, c, d, e, f en onderdeel 7 van die regeling.
Procesverloop
- Bij brief van 15 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende zijn voornemen kenbaar gemaakt haar een voorlopige compensatie van € 58.347 toe te kennen.
- Bij besluit van 1 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 58.347.
- Gemachtigde heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend d.d. 12 maart 2021, ingekomen op 22 maart 2021.
- UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een schriftelijke reactie (hierna: verweerschrift) met dagtekening 12 oktober 2021 ingediend bij de Commissie.
- Op 29 oktober 2021 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt voor bij het advies.
- Na de hoorzitting heeft de Commissie op 8 november 2021 via de e-mail nog aanvullende stukken van gemachtigde ontvangen.
- UHT heeft in reactie daarop op 16 november 2021 nog een aanvulling op het verweerschrift met bijlagen overgelegd. Gemachtigde is daarvan op de hoogte gesteld.
Gronden van bezwaar
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de definitieve compensatiebeschikking op een onjuiste en onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen:
- er is geen rekening gehouden met afname van kinderopvang via [gastouderbureau] in de maanden mei tot en met december 2007. Belanghebbende werkte die periode fulltime waardoor het niet anders kan zijn geweest dan dat opvang noodzakelijk was;
- UHT stelt dat de door belanghebbende ingediende aanvraag voor kinderopvangtoeslag (hierna: kot) voor deze maanden niet is ontvangen; dit is kenmerkend voor de toeslagenaffaire;
- in de definitieve compensatiebeschikking van 1 februari 2021 is geen rekening
gehouden met de informatieverschaffing van belanghebbende.
Verweer
Het verweer van UHT houdt samengevat het volgende in.
De stelling van gemachtigde dat het ontbreken van de door belanghebbende bedoelde aanvraag in de systemen van de Belastingdienst kenmerkend is voor de toeslagenaffaire, wordt niet gedeeld. Als er een aanvraag zou zijn gedaan, dan zou deze terug te vinden moeten zijn in de systemen van de Belastingdienst. In elk geval zou, wanneer er kot over bedoelde periode is toegekend, moeten blijken van voorschotbeschikkingen kot. In alle beschikbare gegevens van de dienst komt niet naar voren dat er een aanvraag met betrekking tot de door belanghebbende aangegeven periode is ingediend en/of dat er voor de periode in geding kot is toegekend.
De door gemachtigde overgelegde documenten onderbouwen niet zijn bewering dat er in het tijdvak van belang sprake is geweest van afname van betaalde kinderopvang.
Nu er geen aanvraag is gedaan noch een beschikking is afgegeven voor de periode mei 2007 tot en met december 2007 is de Compensatieregeling niet van toepassing. Immers moet daarvoor sprake zijn van een stopzetting van de kot of een neerwaartse correctie als direct gevolg van het CAF-onderzoek.
Ambtshalve is nog beoordeeld of belanghebbende succesvol een beroep kan doen op de hardheidsregeling of op de tegemoetkomingsregeling Opzet/ Grove schuld. Belanghebbende voldoet ook daarvoor niet aan de voorwaarden.
Feiten
Aan de orde is de kot voor het berekenjaar 2007 ten behoeve van [kind], geboren op [datum].
Vaststaat, althans niet bestreden is dat belanghebbende op 20 april 2007 de kot met ingang van 30 april 2007 heeft stopgezet; het gastouderbureau waarvan zij de eerste maanden van 2007 kinderopvang had afgenomen, stond niet geregistreerd, waardoor er voor deze opvang geen aanspraak op kot gemaakt kon worden.
Als voorschot voor dit jaar is aan belanghebbende bij besluit van 24 april 2007 een bedrag van € 11.400 toegekend.
Bij besluit van 5 mei 2007 is het voorschot kot her berekend en vastgesteld op € 3.800.
Bij besluit van 12 mei 2009, is het voorschot kot opnieuw herzien en vastgesteld op € 0.
Per 5 november 2009 is de kot 2007 definitief vastgesteld op € 0.
Belanghebbende heeft bij beschikking van 1 februari 2021 voor de jaren 2007 tot en met 2012 een definitieve compensatie toegekend gekregen van € 58.347.
De toegekende compensatie voor het jaar 2007 is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 3.800 voor gemiste kot, een bedrag van € 950 ter vergoeding van materiële schade, een bedrag van € 80 voor rente en kosten en een bedrag van € 1.691 als vergoeding van rente over gemiste kinderopvang.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
- Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling; - Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende stelt dat er bij de berekening van het definitieve compensatiebedrag ten onrechte geen rekening is gehouden met afname van kinderopvang via [gastouderbureau] in de maanden mei tot en met december 2007. Zij zou voor deze periode een aanvraag hebben ingediend.
De Compensatieregeling voorziet in een compensatie voor de ouder die:
- aanspraak op kot had;
- deel uitmaakte van het CAF 11-onderzoek;
- deel uitmaakte van een vergelijkbaar (CAF)-onderzoek of
- die aannemelijk maakt dat de vaststelling van zijn aanspraak op kot in enig jaar onderdeel is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen.
Gelet op deze voorwaarden om voor compensatie in aanmerking te komen, is de Commissie van mening dat het op een of andere wijze aannemelijk moet zijn dat belanghebbende voor de periode mei tot en met december 2007 aanspraak heeft gemaakt op kot.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar argumenten delen van
documenten overgelegd. Het betreft onder andere de eerste pagina van de bemiddelingsovereenkomst tussen gastouderbureau en gastouder en de eerste pagina van de overeenkomst tussen de gastouder en belanghebbende en haar echtgenoot. De bladzijden met dagtekening en ondertekening zijn niet overgelegd. De Commissie meent dat aan het ontbreken van deze informatie zou kunnen worden voorbijgegaan, als op een andere wijze kan worden vastgesteld dat belanghebbende gedurende de periode in geding gebruik heeft gemaakt van kinderopvang via het gastouderbureau.
Zij concludeert dat dat niet het geval is. De schriftelijke toelichting die belanghebbende na de hoorzitting nog aan de Commissie heeft toegezonden, maakt evenmin duidelijk dat belanghebbende eerder dan vanaf 1 januari 2008 kinderopvang via het bureau heeft aangevraagd /afgenomen. Dit geldt eveneens voor de overige overlegde foto's. Die betreffen 3 pagina s van het document Risico Inventarisatie Gastouderopvang met verwarrende gegevens: zo zou dit document (versie oktober 2007) op 25 juni 2007 door belanghebbende en de vertegenwoordiger zijn ondertekend en wordt vermeld dat het om een kind van 10 maanden gaat terwijl de dochter voor wie kot zou zijn aangevraagd op [datum] is geboren en in 2007 dus 3 jaar oud was.
UHT stelt dat zij in geen enkel systeem van de Belastingdienst iets heeft aangetroffen dat wees op een aanvraag of toekenning van kot met betrekking tot belanghebbende in de periode in geding.
Nu op geen enkele wijze uit de stukken blijkt of anderszins aannemelijk is geworden dat belanghebbende daadwerkelijk in de periode mei tot en met december 2007 aanspraak had op kot, is de Commissie van mening dat belanghebbende voor dit tijdvak geen beroep op de Compensatieregeling kan doen. Zij adviseert het bezwaarschrift van belanghebbende dan ook ongegrond te verklaren.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende ongegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter