Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-164 BAC 2021-2141

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 28 september 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 6 oktober 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 17 februari 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 15 juli 2011 tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar, de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen en een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van één procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen Aanvullende beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 28 september 2021 (UHT-DHR HA).
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de
procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Bij brief van 10 december 2019 heeft belanghebbende UHT verzocht om een herbeoordeling van de aan haar toegekende kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 tot en met 2014.
  • Op 19 november 2020 heeft UHT aan belanghebbende een noodvoorziening ten bedrage van € 500 uitbetaald.
  • Bij brief van 21 november 2020 heeft UHT aan belanghebbende een eenmalige tegemoetkoming van € 750 uitbetaald.
  • In haar advies van 7 december 2020 heeft de Commissie van Wijzen geoordeeld dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat er in het geval van belanghebbende geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Wel komt belanghebbende voor de jaren 2010 t/m 2012 in aanmerking voor toepassing van de hardheidsregeling. Voorts is belanghebbende ten onrechte van opzet/grove schuld (hierna: O/GS) beticht, en dient voor de jaren 2011 en 2012 een O/GS- tegemoetkoming te worden verleend.
  • In een drietal beschikkingen van 27 januari 2021 heeft UHT vastgesteld dat belanghebbende recht had op een hardheidstegemoetkoming voor de jaren 2010 tot en met 2012. De tegemoetkomingen bedroegen respectievelijk €9.594,-, € 11.227 en € 6.786. Belanghebbende heeft tegen de beschikkingen over 2011 en 2012 bezwaar ingediend, dat op 1 maart 2021 door UHT is ontvangen. Voornoemd bezwaar is op 21 januari 2022 door de gemachtigde van belanghebbende ingetrokken.
  • Bij beschikking van 28 januari 2021 heeft UHT aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2011 en 2012 een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 6.907. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend, dat op 1 maart 2021 door UHT is ontvangen. Ook dit bezwaar is op 21 januari 2022 door de gemachtigde van belanghebbende ingetrokken.
  • Op 2 augustus 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Bij brief van 28 september 2021 heeft UHT op grond van de gewijzigde berekening van de hardheidsregeling aan belanghebbende een aanvullende tegemoetkoming ten bedrage van € 28.197 toegekend, waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 62.711. Gemachtigde heeft hiertegen op 2 oktober namens belanghebbende bezwaar ingediend, dat op 6 oktober 2021 door UHT is ontvangen.
  • Op 12 januari 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend. Op 21 januari 2022 heeft gemachtigde de door belanghebbende in de bezwaarschriften van 1 maart 2021 aangevoerde gronden van bezwaar ingetrokken, evenals een deel van de door gemachtigde zelf in het bezwaarschrift van 2 oktober 2021 aangevoerde gronden. Voorts heeft zij aangegeven dat belanghebbende afziet van een hoorzitting.

Gronden van bezwaar

De door gemachtigde thans gehandhaafde gronden uit het bezwaarschrift van 2 oktober 2021 luiden – samengevat – als volgt.

Rentevergoeding

Gemachtigde stelt dat er in het geval van belanghebbende verschillende verrekeningen
van onder andere huur- en zorgtoeslag hebben plaatsgevonden met de KOT-schuld. Voor de terugbetaling van deze verrekende toeslagen geldt een hoger rentepercentage, hetgeen ten onrechte niet in de huidige rentevergoeding is verdisconteer.

Vergoeding immateriële schade

Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat belanghebbende recht heeft op een hogere vergoeding voor immateriële schade dan thans is toegekend. Belanghebbende en haar gezin hebben ernstig geleden als gevolg van de door de Belastingdienst gemaakte fouten. Voorts is niet duidelijk of voor de periode waarover de schadevergoeding wordt toegekend het juiste aanvangsmoment is gehanteerd, en dient deze voor ieder jaar afzonderlijk te worden toegekend.

Verzoek vergoeding proceskosten

Gemachtigde heeft verzocht om vergoeding van proceskosten voor de onderhavige
bezwaarprocedure.

Verweer

UHT stelt – samengevat – het volgende.

Rentevergoeding

Allereerst zet UHT de wettelijke grondslag van het rentepercentage uiteen. Op grond van het eerste lid van art. 27 Awir wordt rente enerzijds vergoed over uit te betalen
bedragen, en anderzijds in rekening gebracht over terug te vorderen bedragen (die op
grond van art. 30 Awir mogen worden verrekend met een nog uit te betalen
tegemoetkoming of voorschot). Op grond van het derde lid van art. 27 Awir wordt daarbij het rentepercentage gehanteerd zoals bedoeld in art. 30hb lid 1 Awr, zijnde 4%. De rentevergoeding over gemiste KOT wordt eveneens op deze wijze berekend en betreft derhalve hetzelfde percentage. De bezwaargrond dat rekening had moeten worden gehouden met een hoger rentepercentage, treft derhalve geen doel.

Vervolgens merkt UHT op dat belanghebbende behalve KOT en kindgebonden budget
geen andere toeslagen heeft aangevraagd, dan wel toegekend gekregen. Ook om deze
reden acht UHT het bezwaar ten aanzien van de rentevergoeding ongegrond.

Vergoeding voor immateriële schade

UHT geeft aan dat in lijn met eerdere adviezen van de Commissie de zogeheten baliebrief als uitgangspunt voor de berekening van de aanvang van de vergoeding voor
immateriële schade wordt genomen. Deze baliebrief dateert van 15 juli 2011, hoewel
vanwege het ontbreken van de gegevens van belanghebbende niet kan worden
vastgesteld of hij daadwerkelijk is verzonden. Niettemin zal UHT dit als aanvangsdatum hanteren, en de schadevergoeding berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Verzoek vergoeding proceskosten

Voor het indienen van het bezwaarschrift in deze procedure zal een proceskostenvergoeding worden toegekend.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);

  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en ontvangen en ook
overigens voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Rentevergoeding

De Commissie begrijpt het standpunt van UHT aldus, dat zij bij de vaststelling van de
rentepercentages in het geval van belanghebbende steeds dezelfde wettelijke grondslag heeft gehanteerd. Zowel over de uitbetalingen als over de invorderingen/verrekeningen, alsook over de rentevergoeding over gemiste KOT, is hierdoor een rentepercentage van 4% berekend.

In dit licht bezien, kan de Commissie de stelling van belanghebbende dat er een hoger
bedrag aan rente in rekening is gebracht dan haar thans is gecompenseerd niet
onderschrijven. De Commissie adviseert UHT derhalve om de compensatieberekening op dit punt in stand te laten.

Vergoeding immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van
belanghebbende, conform de toezegging van de dienst, te berekenen vanaf 15 juli 2011, zijnde de datum van de melding die geleid heeft tot het eerste neerwaartse
correctiebesluit in het kader van het CAF-onderzoek, tot de datum van de dagtekening
van de beslissing op bezwaar.
Anders dan gemachtigde, is de Commissie van mening dat uit de tekst van de
Compensatieregeling niet volgt dat de vergoeding voor immateriële schade per
berekeningsjaar moet worden vastgesteld. Gelet op de Compensatieregeling wordt de
vergoeding voor immateriële schade niet toegekend per toeslagjaar, maar voor het totale tijdvak waarop de compensatiebeschikking betrekking heeft (zoals eerder geadviseerd in bijvoorbeeld BAC 2020-026).

Extra compensatie 1%

De bijstelling van extra compensatie van 1% zal aangepast moeten worden aan het naar boven bij te stellen compensatiebedrag.

Vergoeding proceskosten

Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een proceskostenvergoeding. Daar belanghebbende heeft afgezien van de mogelijkheid om haar bezwaar op een hoorzitting toe te lichten, bestaat deze forfaitaire vergoeding uit één procespunt met een wegingsfactor 2, waarbij het hoogste tarief per procespunt wordt gehanteerd.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:

  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 15 juli 2011 tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen; en
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen
    van één procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter