Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-163

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 8 februari 2021 met kenmerk UHT-DC

Ontvangst bezwaarschrift: 19 maart 2021

Overdracht advies aan UHT: 17 december 2021

Samenvatting

De Bezwaarschriftencommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om voor toeslagjaren 2013 en 2014 het compensatiebedrag onder c en de compensatie voor materiële schade onder f aan te passen en om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf 24 februari 2014 tot het moment van de beslissing op bezwaar toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie van 8 februari 2021 (UHT-DC).
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van een CAF onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6
december 2019, zoals deze naderhand is aangepast en gewijzigd (Stcrt. 2019,
nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een bedrag van € 63.934,-
toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (3.1.2 Compensatie
    voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en Catshuisregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie
Werkelijke Schade bestemd. Een eventuele beslissing naar aanleiding van het advies van die commissie is vatbaar voor bezwaar.

Procesverloop

  • Bij brief van 17 december 2020 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 een bedrag toegekend van € 63.934.
  • Bij besluit van 8 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 63.934. De gemachtigde heeft bezwaar ingediend op 19 maart 2021 en dit, naar aanleiding van de brief van UHT van 11 augustus 2021, aangevuld bij brief van 19 september 2021.
  • Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 28 oktober 2021 laten weten dat
    belanghebbende afziet van een hoorzitting en dat het bezwaar op de schriftelijke stukken mag worden afgedaan.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Ook de jaren 2010,2011, 2018 en 2019 dienen in aanmerking te komen voor compensatie.
Ten onrechte is geen vergoeding voor juridische bijstand verleend.
De immateriële schadevergoeding dient per toeslagjaar te worden berekend nu er per jaar afzonderlijke beschikkingen zijn geweest. Bovendien rijst de vraag of het bedrag van € 500 volstaat, gezien het leed dat belanghebbende is aangedaan.

De vraag is in hoeverre rekening is gehouden met het evenredigheidsbeginsel bij
de wijze van berekening van het compensatiebedrag. Feitelijk is geen sprake van
compensatie, maar een terugbetaling van ten onrechte teruggevorderde bedragen. Naarmate gedupeerden grotere bedragen dienen terug te betalen over meerdere jaren achtereen, kan aangenomen worden dat het leed, zowel financieel als anderszins, zwaarder is geweest. Belanghebbende meent dat dit niet, dan wel onvoldoende in de berekening van het compensatiebedrag tot uitdrukking komt en dat er daarom sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Bij de berekening van het compensatiebedrag over het jaar 2013 mist een bedrag
van € 701.
Ten aanzien van het jaar 2014 dient nog een bedrag van € 540 in de compensatiebeschikking te worden betrokken.

Belanghebbende verzoekt om toekenning van een vergoeding voor de juridische
bijstand in deze procedure.

Verweer

In zijn verweer van 11 augustus 2021 en aanvullende schriftelijke reactie van 21 oktober 2021 stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. Het bezwaar van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond: het primaire besluit van 8 februari 2021 wordt aangepast voor wat betreft de volgende onderdelen:

  • de immateriële schadevergoeding wordt berekend vanaf de datum van de eerste
    uitvraag aan belanghebbende, te weten 24 februari 2014, tot de beslissing op bezwaar;
  • het compensatiebedrag onder a voor het jaar 2013 wordt verhoogd met € 700,-. Dit
    betreft de in rekening gebrachte en betaalde en ten onrechte nog niet vergoede
    toeslagrente.

Voor het overige is het bezwaar ongegrond.

Vaststaande feiten

Vaststaat dat belanghebbende voor de jaren 2012 (€ 13.001), 2013 (€ 16.171),
2014 (€ 16.171) en 2015 (€ 8.528) kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor een
totaalbedrag van € 53.871.

De KOT voor het jaar 2012 is bij definitieve beschikking van 31 juli 2015 neerwaarts
bijgesteld naar € 3.769.
De KOT voor het jaar 2013 is bij definitieve beschikking van 31 juli 2015 op nihil
gesteld.
De KOT voor het jaar 2014 is bij definitieve beschikking van 10 juni 2016 op nihil
gesteld.
De KOT voor het jaar 2015 is bij voorlopige beschikkingen van 21 juli 2015 en 21
oktober 2015 op nihil gesteld.

Omdat belanghebbende betrokken is geweest bij het CAF 11-onderzoek is haar bij
beschikking van 8 februari 2021 een definitieve compensatie CAF 11 toegekend van
€ 63.934.

De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen, zoals bepaald in de
Compensatieregeling. Het toegekende bedrag is opgebouwd uit een compensatiebedrag van € 50.102 (sub c), een bedrag van € 12.526 ter vergoeding van materiële schade (sub f) en een bedrag van € 2.225 voor rente en kosten (sub g). Ter vergoeding van immateriële schade is een bedrag van € 7.000 toegekend (sub i), de rentevergoeding over de gemiste KOT bedraagt € 11.915 en als extra compensatie is een bedrag van € 634 verstrekt ter compensatie van de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename in de inkomstenbelasting (sub k).

Er is geen vergoeding voor kosten van juridische bijstand toegekend.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);

  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Het Verzamelbesluit Toeslagen van 11 januari 2021, nr. 2020-179259 (Stcrt 2021,2142, hierna: Verzamelbesluit Toeslagen);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
    beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
    2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De jaren 2010, 2011, 2018 en 2019

De jaren 2010 en 2011 zijn niet langer onderwerp van bezwaar. Voor de jaren 2018 en 2019 heeft gemachtigde nog enkele ontbrekende stukken opgevraagd en aanvullende
vragen gesteld aan UHT. Deze zijn nog niet beantwoord door UHT. De Commissie
adviseert gemachtigde en UHT hierover in overleg te treden. Indien daarna nog steeds
prijs wordt gesteld op een herbeoordeling van deze jaren, dan heeft UHT in haar
schriftelijke reactie van 11 augustus 2021 reeds toegezegd dat de herbeoordeling dan
alsnog zal volgen en er een primaire beschikking zal worden afgegeven. Indien deze
herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de
Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Het jaar 2013

In het jaar 2013 is het compensatiebedrag onder c € 700 te laag vastgesteld. Het betreft toeslagrente die bij belanghebbende in rekening is gebracht en volledig is
terugbetaald. UHT geeft in haar aanvullende schriftelijke reactie van 21 oktober 2021
aan dit te corrigeren. De Commissie kan zich daarin vinden. Dit leidt ook tot verhoging
van de 25% vergoeding voor materiële schade.

Het jaar 2014

Over de berekening van het compensatiebedrag over het jaar 2014 bestaat, na de
aanvullende schriftelijke reactie van UHT 21 oktober 2021, niet langer onduidelijkheid bij gemachtigde. Dit bedrag staat niet meer ter discussie.

De Commissie heeft evenwel geconstateerd dat over het jaar 2014 € 71 aan
toeslagrente bij belanghebbende in rekening is gebracht en door belanghebbende is betaald. Dit bedrag dient ook, conform eerdere adviezen van de Commissie, te worden
vergoed onder c van de compensatieberekening en heeft invloed op de 25% vergoeding voor materiële schade.

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit het CAF 11-besluit is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.

Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de
definitieve berekening van haar compensatie. De gemachtigde heeft de stress benadrukt die de belanghebbende ervaren heeft en nog steeds ervaart door deze hele affaire.
De Commissie adviseert dan ook de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende, conform de toezegging van UHT in haar aanvullende schriftelijke reactie van 21 oktober 2021, te berekenen vanaf het moment van eerste uitvraag aan belanghebbende op 24 februari 2014 tot het moment van de beslissing op bezwaar.
De compensatie van de immateriële schade wordt, gelet op de regeling, niet toegekend per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen de eerste uitvraag en de afhandeling van de compensatie.

Exceptieve toetsing Compensatieregeling

De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de
toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is. De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25%
van het compensatiebedrag, en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke
schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de
Commissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de
compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het inwinnen van het advies van de CWS.

Vergoeding juridische bijstand eerdere procedures

De vergoeding voor juridische bijstand voor eerdere procedures is niet langer onderwerp van bezwaar, nu gemachtigde dit onderdeel van het bezwaar niet nader heeft aangevuld.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure

Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure zonder hoorzitting heeft
belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt met een wegingsfactor 2.

Extra compensatie 1%

Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen worden indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Advies

Samengevat adviseert de Commissie:

  • om voor toeslagjaren 2013 en 2014 het compensatiebedrag onder c en de compensatie;
  • om de immateriële schade voor het verloop van de procedure vanaf 24 februari 2014;
  • om de proceskosten van de huidige bezwaarprocedure te compenseren. Een en ander heeft tevens gevolgen voor de extra compensatie (1%).

Voor het overige zijn de vergoedingen conform de (destijds) toepasselijke regelgeving
vastgesteld.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter