Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-160

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 februari 2021 met kenmerk UHT-DCI

Ontvangst bezwaarschrift: 8 maart 2021

Hoorzitting: 16 september 2021

Overdracht advies aan UHT: 11 november 2021

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder meer om het compensatiebedrag dat is verminderd met een bedrag van €16.910 over het jaar 2010 voor niet betaalde schuld, met dit bedrag te corrigeren en ook de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf het besluit van 29 oktober 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar. Tot slot adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan belanghebbende dat deze beslissing alleen betrekking heeft op de forfaitaire vergoedingen volgens de Compensatieregeling en geen beslissing bevat op zijn verzoek om vergoeding van de werkelijke schade.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van [belanghebbende], gedateerd 3 maart 2021 en op 8 maart 2021 ontvangen door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT), is gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 10 februari 2021 (UHT-DC I) van de UHT. De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat belanghebbende een vergelijkbare behandeling heeft gehad als in het CAF-11 dossier.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF-11 van 6 december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: de Compensatieregeling)is aan belanghebbende een
compensatiebedrag van € 76.358 toegekend.

De toegekende compensatie bestaat uit verschillende elementen zoals bepaald in onderdeel 3.1 van die regeling:

  • compensatie voor correctiebesluiten (onderdeel 3.1.1);
  • compensatie voor immateriële schade (onderdeel 3.1.2);
  • compensatie voor materiële schade (onderdeel 3.1.3);
  • compensatie voor invorderingskosten (onderdeel 3.1.4);
  • compensatie voor proceskosten (onderdeel 3.1.5).

Procesverloop

Verzoek om herbeoordeling

Bij brief van 14 april 2020 heeft belanghebbende de UHT verzocht om een
herbeoordeling van de aan haar toegekende kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2011.

Vooraankondiging

Bij brief van 21 december 2020 heeft de UHT belanghebbende per brief een
vooraankondiging verstuurd met daarin de 'berekening voorlopig compensatiebedrag' van € 76.358.

Besluit

Bij besluit gedateerd 10 februari 2021 heeft de UHT het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 76.358.

Bezwaar

Belanghebbende heeft bij brief gedateerd 3 maart 2021 en ontvangen door de UHT op 8 maart 2021 tegen het besluit definitieve compensatie KOT bezwaar gemaakt.

Verweerschrift

De UHT heeft bij brief van 1 september 2021 een verweerschrift ingediend.

Hoorzitting

De Commissie heeft het bezwaar ter zitting behandeld op 16 september 2021.

Stukken na zitting

Belanghebbende heeft bij mail van 17 september 2021 een formeel verzoek gedaan tot herbeoordeling van het besluit kinderopvangtoeslag 2009.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

Belanghebbende stelt dat de niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag, te weten de bedragen van € 16.910 over het jaar 2010 en € 9.790 over het jaar 2011 bij het besluit definitieve compensatie ten onrechte op het compensatiebedrag in mindering zijn gebracht.

Materiële schade

Belanghebbende maakt bezwaar tegen het bij het besluit toegekende extra
compensatiebedrag van 25% voor materiële schade van € 15.421. Ter onderbouwing is door belanghebbende aangevoerd dat zij extra kosten heeft gemaakt als gevolg van de stopzetting van de kinderopvang. De Belastingdienst heeft belanghebbende
onrechtvaardig behandeld, met name doordat bedragen al werden teruggevorderd bij het maken van geringe fouten. Deze situatie leidde ertoe dat belanghebbende geld moest lenen bij familie en kennissen voor levensonderhoud, in totaal een bedrag van € 22.439 welke bedrag ten onrechte niet is vergoed.

Immateriële schade

Evenmin kan belanghebbende zich verenigen met de bij het besluit toegekende
compensatiebedrag van € 11.500 voor immateriële schade. Gelet op de ernst van de situatie kan de vergoeding voor immateriële schade niet worden afgedaan met een forfaitaire vergoeding. Hiervoor heeft belanghebbende € 25.000 nodig; voor
immateriële schade vraagt belanghebbende derhalve een aanvullend bedrag van € 13.500.

Hoogte compensatiebedrag

Belanghebbende wijst erop dat de persoonlijk zaakbehandelaar van UHT in een telefoongesprek heeft aangegeven dat een compensatiebedrag van € 92.000 zou worden toegekend. Voor belanghebbende is onduidelijk waarom het compensatiebedrag nu lager is vastgesteld.

Kinderopvangtoeslag over het jaar 2009

Ter zitting heeft de adviseur van belanghebbende ook aangevoerd dat belanghebbende kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 heeft aangevraagd maar daarover niets heeft vernomen. Wel heeft de persoonlijk zaakbehandelaar voornoemd aangegeven dat een bedrag is uitgekeerd aan het gastouderbureau voor het gebruik van kinderopvang en dat dit gastouderbureau failliet is gegaan.

Verweer Belastingdienst/Toeslagen

Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

De UHT erkent dat het compensatiebedrag ten onrechte is verminderd met de schuld over het jaar 2010 van € 16.910. Op dit punt dient het besluit definitieve compensatie te worden herzien.
Op basis van het schuldenoverzicht blijkt dat de belanghebbende over het jaar 2011 een schuld van € 9.790 heeft openstaan wegens niet ingevorderde kinderopvangtoeslag. Volgens UHT zal deze openstaande schuld van € 9.790 worden kwijtgescholden, zodra het recente besluit van de Staatssecretaris van Financiën over kwijtschelding van (publieke) schulden inwerking zal treden (Besluit van 31 mei 2021 nr. 2021-103578, Staatscourant 2021, 28304). Dit doet volgens UHT er evenwel niet aan af dat bij de berekening van de toe te kennen compensatie dit bedrag terecht in mindering is gebracht op grond van de Compensatieregeling. Belanghebbende heeft dit bedrag immers wel ontvangen, maar niet terugbetaald.

Materiële schade

UHT wijst erop dat de Compensatieregeling voorziet in de mogelijkheid om voor de geleden schade die niet op grond van de Compensatieregeling wordt vergoed een verzoek om aanvullende compensatie in te dienen. UHT heeft in dit verband gesteld dat het de materiële schade die niet bij het bestreden besluit is vergoed heeft
aangemerkt als een verzoek om een vergoeding van de werkelijke schade op grond van artikel 4 van de Compensatieregeling. Indien hierover na advies van de CWS een besluit wordt genomen kan belanghebbende daartegen bezwaar maken.

Immateriële schade

UHT voert aan dat de vergoeding van de immateriële schade in de rechtspraak is gevormd en forfaitair is opgebouwd en daarom niet de werkelijke schade compenseert. De forfaitaire vergoeding voor het toekennen van immateriële schade bedraagt van € 500 per halfjaar. De vergoeding van de immateriële schade wordt aangepast en berekend vanaf 29 oktober 2010 tot en met de beslissing op bezwaar.

Proceskostenvergoeding

UHT geeft aan dat belanghebbende terecht stelt dat de proceskostenvergoeding voor het voeren van deze bezwaarprocedure in aanmerking komt voor vergoeding. UHT is voornemens bij de te nemen beslissing op bezwaar proceskosten toe te kennen op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2, te weten:

  • een punt voor het indienen van het bezwaarschrift; en
  • een punt voor het bijwonen van de hoorzitting.

Rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag

Het bedrag aan rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag moet worden berekend vanaf de datum van het besluit van de eerste verlaging van de
kinderopvangtoeslag te weten 29 oktober 2010 tot de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding

UHT geeft aan dat de extra compensatie van 1% in de beslissing op bezwaar zal worden aangepast als gevolg van de hierboven genoemde aanpassingen in de
compensatieberekening.

Aanvraag kinderopvangtoeslag over 2009

Wat betreft de vraag van belanghebbende over het uitblijven van de beslissing op de ingediende aanvraag kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 wijst UHT erop dat aan belanghebbende een bedrag van € 22.978 is toegekend en uitgekeerd aan het gastouderbureau. UHT merkt op dat belanghebbende over het jaar 2009 geen aanvraag voor compensatie heeft ingediend. UHT zal het bezwaar van belanghebbende aanmerken als een verzoek om herbeoordeling over het jaar 2009. Daartoe zal een primair besluit moeten worden genomen, waartegen vervolgens
belanghebbende bezwaar kan maken. UHT heeft toegezegd het bezwaar zo spoedig mogelijk te behandelen en voor zover mogelijk deze te betrekken bij de te nemen beslissing op het onderhavige bezwaar.

Frauderegistersysteem

UHT geeft ter zitting aan dat het gastouderbureau, waar belanghebbende voor de kinderopvang gebruik van maakte, onder een strafrechtelijk onderzoek viel. Dat was de aanleiding voor het onderzoek. Belanghebbende staat echter niet geregistreerd in het Fraude Signaleringssysteem van UHT.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de Compensatieregeling), gedateerd:
    • 6 december 2019 (Staatscourant 9 december 2019, nr. 66172);
    • 20 mei 2020 (Staatscourant 26 mei 2020, nr. 28700);
    • 28 augustus 2020 (Staatscourant 7 september 2020, nr. 45904);
    • Staatscourant 19 maart 2021, nr. 14691;
    • Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag (Staatscourant 2021, nr. 10248);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

De Commissie onderschrijft het punt van UHT dat het compensatiebedrag onterecht is verminderd met een niet bestaande schuld van € 16.910 over het jaar 2010. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar de compensatieberekening te herzien met het bedrag dat onterecht is verminderd. In dit verband wijst de
Commissie erop dat de uitlating van de medewerker van UHT over het totaalbedrag waar belanghebbende zich in het bezwaarschrift op beroept, niet onbegrijpelijk is.

Voor wat betreft de openstaande schuld van € 9.790 over het jaar 2011 overweegt de Commissie dat UHT zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij de
compensatieberekening deze nog niet betaalde invordering kinderopvangtoeslag van het compensatiebedrag dient te worden afgetrokken op grond van de Compensatieregeling. De Commissie heeft kennis genomen van de toezegging van UHT dat, na de inwerkingtreding van de nieuwe kwijtscheldingsregeling, het bedrag van € 9.710 zal worden kwijtgescholden en belanghebbende dat bedrag alsnog ontvangt.

Materiële schade

De Commissie overweegt dat niet is gebleken dat de toegekende forfaitaire vergoeding voor materiële schade onjuist is berekend. Ter zitting is vastgesteld dat belanghebbende een verzoek tot vergoeding van de geleende gelden bij de CWS heeft ingediend. De Commissie beveelt UHT aan om de mogelijkheden voor de kwijtschelding van private schulden te onderzoeken zodra de door de staatssecretaris aangekondigde regeling is gepubliceerd. Daarbij adviseert de Commissie UHT om in nauw overleg met belanghebbende de omvang van de private schulden vast te stellen aan de hand van de beschikbare bewijsstukken.

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend.
De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van Belanghebbende, conform de toezegging van UHT in zijn schriftelijke reactie, te berekenen vanaf 29 oktober 2010 tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.

Proceskostenvergoeding

Ter zitting is gebleken dat belanghebbende bij het opstellen van het bezwaarschrift ondersteuning heeft gehad van zijn adviseur die belanghebbende ook tijdens de zitting heeft bijgestaan. De Commissie heeft met instemming kennisgenomen van het voornemen van UHT om in de beslissing op bezwaar proceskosten toe te kennen op basis van 2 procespunten (met een vergoeding van € 748 per procespunt) met elk een wegingsfactor 2, toe te kennen, zoals eerder is geadviseerd door de Commissie onder andere in nummer BAC 2020-029.

Rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag

De Commissie is van oordeel dat UHT terecht heeft gesteld dat de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag, anders dan bij het besluit, dient te worden berekend vanaf 29 oktober 2010 tot en met de datum van de beslissing op bezwaar. Het
compensatiebedrag dient overeenkomstig te worden aangepast.

Extra compensatie

De Commissie deelt het oordeel van UHT dat de extra compensatie van 1% in de beslissing op bezwaar moet worden berekend over het als gevolg van aanpassingen in de compensatieberekening gewijzigde subsaldo.

Kinderopvangtoeslag over het jaar 2009

De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat het besluit definitieve
compensatie van 10 februari 2021 geen betrekking heeft op kinderopvangtoeslag over het jaar 2009 en daarom in deze bezwaarprocedure niet ter beoordeling voorligt. UHT heeft het bezwaarschrift aangemerkt als een verzoek om een herbeoordeling over 2009 en zal dit verzoek doorsturen naar de persoonlijk zaakbehandelaar van belanghebbende. De Commissie dringt erop aan dat UHT hierover op korte termijn een beslissing zal nemen en deze mee te nemen in de beslissing op het onderhavige bezwaar.

Advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het volgende:

  • het compensatiebedrag dat is verminderd met een bedrag van € 16.910 over het jaar 2010 voor niet betaalde schuld, met dit bedrag te corrigeren;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf het besluit van 29 oktober 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de vergoeding juridisch hulp voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2;
  • de rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen vanaf het besluit van 29 oktober 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen; en
  • een beslissing te nemen op korte termijn over het jaar 2009 en deze te betrekken bij de beslissing op het onderhavige bezwaar.

Tot slot adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan belanghebbende dat deze beslissing alleen betrekking heeft op de forfaitaire
vergoedingen volgens de Compensatieregeling en geen beslissing bevat op zijn verzoek om vergoeding van de werkelijke schade.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter