Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1559

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 12 juli 2021

Hoorzitting: 26 november 2021

Overdracht advies aan UHT: 24 januari 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT onder andere om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren omdat ten aanzien van de jaren 2011 en 2012 niet is gebleken van een institutioneel vooringenomen handelwijze/of hardheid van de Belastingdienst. Daarnaast adviseert de Commissie om met betrekking tot de compensatieberekening voor het toeslagjaar 2013 de door belanghebbende gederfde rente te vergoeden met toepassing van art. 27 Awir en de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van [belanghebbende], ingediend door haar [gemachtigde], is gericht tegen de beschikking definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 18 juni 2021 (UHT-DC-I A)) van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT). Het verzoek om compensatie is afgewezen omdat niet is gebleken dat er bij de beoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: kot) met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 fouten zijn gemaakt.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 17 december 2019 het voornemen ontvangen voor een compensatie CAF 11 voor het toeslagjaar 2013 van € 3.066.
  • Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de dienst belanghebbende voor het toeslagjaar 2013 een definitieve compensatie toegekend van € 7.611.
  • Op 19 januari 2021 heeft belanghebbende het verzoek tot herbeoordeling van de compensatie kot voor de jaren 2011 en 2012 gedaan.
  • Bij besluit van 3 februari 2021 is het reeds toegekende compensatiebedrag op grond van de Catshuisregeling aangevuld tot een bedrag van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek tot herbeoordeling van belanghebbende op 7 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid en dat er geen reden is voor toepassing van de hardheidscompensatie.
  • Belanghebbende heeft naar aanleiding van het hiervoor genoemde verzoek tot herbeoordeling op 18 juni 2021 een definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag voor de jaren 2011 en 2012 ontvangen.
  • Bij brief van 8 juli 2021, ingekomen op 12 juli 2021, heeft gemachtigde namens belanghebbende pro forma bezwaar gemaakt tegen de afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag voor de jaren 2011 en 2012. Het aanvullende bezwaarschrift dateert van 7 september 2021.
  • UHT heeft voorafgaand aan de hoorzitting een verweerschrift met dagtekening 2 november 2021 ingediend bij de Commissie.
  • Op 26 november 2021 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt.
  • Na de hoorzitting heeft UHT bij e-mailbericht van 16 december 2021 nadere informatie verstrekt. Daarbij is door UHT onder meer meegedeeld dat belanghebbende voor 2013 aanspraak kan maken op een aanvullend bedrag aan compensatie o.g.v. paragraaf 3.1.6 van de CAF-regeling (rente wegens gemiste kot van1.396) . Voorts is daarbij meegedeeld dat dit niet zal leiden tot betaling van een extra bedrag aan compensatie, omdat de compensatie al op grond van de Catshuisregeling is aangevuld tot 30.000. Op 17 december 2021 heeft gemachtigde op de nadere informatie van UHT gereageerd.

Gronden van bezwaar

Belanghebbende is voor het jaar 2013 aangemerkt als gedupeerde van een CAF-onderzoek. Het zou logisch en juist zijn wanneer zij als zodanig ook wordt aangemerkt voor de toeslagjaren 2011 en 2012. Volgens de UHT is er ten aanzien van deze jaren echter geen sprake geweest van de institutionele vooringenomenheid en/of hardheid. Het bestreden besluit is niet met stukken ondersteund en ongeloofwaardig. Niet duidelijk is wanneer er sprake werd van een CAF- dossier.

Verweer

In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift en de aanvulling daarop bij mailbericht van 16 december 2021 stelt UHT, samengevat:

  • belanghebbende is ontvankelijk in haar bezwaar;
  • de dienst is gebonden aan het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna Compensatieregeling). In onderdeel 3 van dit Besluit is beschreven hoe de compensatie wordt berekend en uit welke elementen deze compensatie bestaat;
  • onderdeel 3.1.1 van de Compensatieregeling bepaalt dat het gaat om compensatie voor correctiebesluiten en niet om het alsnog uitkeren van de kinderopvangtoeslag voor de betreffende berekeningsjaren;
  • de CvW is om advies gevraagd en is van oordeel dat er ten aanzien van de jaren 2011 en 2012 geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen van de dienst; de aanpassingen in de kot waren een gevolg van de wijzigingen in verband met het gewijzigd toetsingsinkomen conform de door belanghebbende aangeleverde gegevens. Deze jaren komen dan ook niet voor compensatie in aanmerking;
  • in 2013 heeft wel een stopzetting en neerwaartse correctie plaatsgevonden vanwege een CAF-onderzoek. Belanghebbende heeft hier ook verscheidene stukken over ontvangen. In 2011 en 2012 is hiervan geen sprake geweest;
  • voor 2013 heeft belanghebbende op grond van paragraaf 3.1.6 van de in augustus 2020 aangepaste tekst van de Compensatieregeling ook aanspraak op een bedrag wegens gemiste kot van 1.396. Voor 2013 moet de compensatieberekening worden aangepast, voor dat jaar bestaat recht op een compensatie van € 7.611+€ 1.396= € 9.007. Die correctie zal niet leiden tot uitbetaling van een extra bedrag aan compensatie, omdat het compensatiebedrag al op grond van de Catshuisregeling is verhoogd tot € 30.000.

Feiten

Met betrekking tot het toeslagjaar 2011

Bij beschikking van 30 november 2011 is aan belanghebbende een voorschot kot ad , toegekend. Bij besluit van 27 december 2011 is het voorschot herzien en bepaald. Bij beschikking van 4 juli 2012 is het recht op kot definitief vastgesteld op € 2.575.

Met betrekking tot het toeslagjaar 2012

Bij beschikking van 30 december 2011 is aan belanghebbende een voorschot kot van € 12.738 toegekend. Bij besluit van 21 januari 2012 is het voorschot en bepaald op 10.621. Bij beschikking van 2 november 2013 is het recht op kot definitief vastgesteld op € 12.652.

Met betrekking tot het toeslagjaar 2013 toegekend

Bij beschikking van 21 november 2013 is aan belanghebbende een voorschot kot ad 6.080 toegekend. Bij besluit van 15 mei 2015 is het recht op kot definitief vastgesteld op 0-.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
    • 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    • 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    • 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid

De ontvankelijkheid is niet in het geding. Het bezwaarschrift is overigens tijdig ontvangen en voldoet tevens aan de andere wettelijke eisen.

Beoordeling bezwaar

Belanghebbende is van mening dat zij recht heeft op compensatie voor de jaren 2011 en 2012 nu zij voor het toeslagjaar 2013 is aangemerkt als gedupeerde van een CAF-onderzoek.

De Compensatieregeling noemt een aantal kenmerken aan de hand waarvan beoordeeld moet worden of er in een bepaald toeslagjaar daadwerkelijk sprake was van een institutionele vooringenomenheid.

  1. Een collectieve stopzetting zonder voorafgaande individuele beoordeling.
  2. Het breed uitvragen van informatie over één of meerdere jaren.
  3. Een zero tolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen en ontbrekende bewijsstukken met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden.
  4. Het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.
  5. Het afwijzen of reduceren van de aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de door de ouder verstrekte bewijsstukken.

Het is de Commissie niet gebleken dat met betrekking tot de berekenjaren 2011 en 2012 belanghebbende vooringenomen is behandeld of dat er over deze jaren een correctie vanwege een CAF 11 of vergelijkbaar onderzoek heeft plaatsgevonden.
De Commissie heeft daarnaast geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 49, derde lid onder b van de Awir geconstateerd. De wijzigingen met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 zijn gebaseerd op verandering in het toetsingsinkomen van belanghebbende en het aantal opvanguren. Een en ander is op te maken uit de toelichting bij de betreffende beschikkingen en uit de overige door UHT overgelegde stukken.

Er is geen sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid als de Belastingdienst de toekenning van kot enkel en alleen heeft aangepast aan nieuwe gegevens inzake de rechthebbende en daarbij de beginselen van behoorlijk bestuur in acht heeft genomen. Anders dan belanghebbende, is de Commissie van mening dat uit de besluiten en brieven van belang voldoende duidelijk wordt op welk moment belanghebbende deel werd van een CA- onderzoek. Zij verwijst in dat verband naar de stukken die UHT na de hoorzitting heeft overgelegd.

Verzoek vergoeding proceskosten

Nu de bezwaren tegen het besluit voor de jaren 2011 en 2012 ongegrond zijn, kan belanghebbende in zoverre ingevolge het Besluit proceskosten geen aanspraak maken op een vergoeding voor proceskosten. In de omstandigheid dat het bezwaar echter ook een voor belanghebbende gunstig gevolg heeft gehad voor het jaar 2013, ziet de Commissie reden UHT te adviseren de proceskosten voor deze bezwaarprocedure te compenseren, per procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij het hoogste bedrag van € 748 per procespunt te hanteren zoals eerder gesteld in BAC
advies 2021-029.

Advies

De Commissie adviseert om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren omdat ten aanzien van de jaren 2011 en 2012 niet is gebleken van een institutioneel vooringenomen handelwijze/of hardheid van de Belastingdienst.

Daarnaast adviseert de Commissie om met betrekking tot de compensatieberekening voor het toeslagjaar 2013 de door belanghebbende gederfde rente te vergoeden met toepassing van art. 27 Awir.

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure te compenseren, per procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij het hoogste bedrag van 748 euro per procespunt te hanteren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter