Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1547

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 september 2021 (UHT-CHR GU)

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften 1 tot en met 4 niet-ontvankelijk te verklaren en om het bezwaarschrift 5 ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Bezwaarschrift 1

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift d.d. 1 juni 2021 naar aanleiding van de mededeling in de brief van 28 mei 2021 van Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) dat het verzoek om herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: kot) behandeld gaat worden;

Bezwaarschrift 2

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 5 juli 2021 naar aanleiding van de mededeling in de brief van 28 mei 2021 van Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) dat het verzoek om herbeoordeling kot behandeld gaat worden.

Bezwaarschrift 3

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 8 juli 2021 gericht tegen de doorhaling van zijn vermelding op de lijst van gedupeerden door UHT, aangevuld bij brief van 21 juli 2021.

Bezwaarschrift 4

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 10 augustus 2021 gericht tegen het uitblijven van de betaling van € 30.000.

Bezwaarschrift 5

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 17 september 2021 gericht tegen het besluit van UHT d.d. 20 september 2021 met kenmerk UHT CHR GU. In dit besluit wordt belanghebbende meegedeeld dat UHT nu nog geen reden ziet om hem € 30.000 te betalen. Er wordt door UHT nog goed naar zijn situatie gekeken. Belanghebbende heeft zijn bezwaarschrift aangevuld bij brief van 11 oktober 2021.

      Procesverloop

      • Op 21 augustus 2020 heeft belanghebbende zich gemeld voor een herbeoordeling van de kot. Deze melding is bij brief van 31 augustus 2020 door UHT bevestigd.
      • Bij brief van 17 februari heeft UHT de beslistermijn met 6 maanden verlengd tot 21 augustus 2021. In deze brief wordt vermeld dat belanghebbende vóór 1 mei 2021 hoort of hij in aanmerking komt voor € 30.000.
      • Bij brief van 20 mei 2021 vraagt belanghebbende om een besluit op zijn melding.
      • Op 21 mei 2021 heeft UHT gebeld met de hulpverlener van belanghebbende en meegedeeld dat belanghebbende op grond van de lichte toets niet in aanmerking komt voor € 30.000 en dat er nog een integrale toets volgt.
      • Bij brief van 28 mei 2021 deelt UHT belanghebbende onder meer mee dat er nog een herbeoordeling van zijn recht op kot zal plaatsvinden.
      • Bij brieven van 1 juni 2021 en 5 juli 2021 heeft belanghebbende naar aanleiding van de brief van UHT van 28 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek om herbeoordeling van de kot en dringt aan op de betaling van € 30.000.
      • Naar aanleiding van een bericht van één van zijn schuldeisers dat UHT de naam van belanghebbende van de lijst van gedupeerden had verwijderd, heeft belanghebbende bij brief van 8 juli 2021 tegen deze verwijdering bezwaar gemaakt, aangevuld bij brief van 21 juli 2021.
      • Bij brief van 10 augustus 2021 maakt belanghebbende bezwaar tegen het uitblijven van de betaling van € 30.000.
      • Bij besluit van 20 september 2021 is belanghebbende medegedeeld dat hij vooralsnog niet in aanmerking komt voor het voorlopige compensatiebedrag van € 30.000. Tegen dit besluit heeft belanghebbende bij brief van 17 september 2021 en ontvangen op 22 september 2021 bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift is aangevuld bij brief van 11 oktober 2021.
      • Bij e-mailbericht van 20 januari 2022 gericht aan de Commissie geeft belanghebbende onder meer aan dat hij niet op de hoorzitting zal zijn omdat de stukken voldoende duidelijk zijn.
      • UHT heeft op 21 februari 2022 een schriftelijke toelichting op het bezwaarschrift (hierna: verweerschrift) gegeven. Dit verweerschrift is aan belanghebbende toegezonden.
      • Op verzoek van belanghebbende is zijn bezwaarschrift op de stukken afgedaan.

      Gronden van bezwaar

      De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

      Bezwaarschriften 1 en 2

      UHT had aangegeven dat het besluit met betrekking tot de compensatie van € 30.000 vóór 1 mei genomen zou worden. Deze datum is niet gehaald. Belanghebbende stelt recht te hebben op deze compensatie (plus rente) omdat hij op de lijst van gedupeerden vermeld is, schuldeisers daarvan door UHT op de hoogte zijn gesteld en de pauzeknop in werking is getreden.

      Bezwaarschrift 3

      Belanghebbende heeft van één van zijn schuldeisers vernomen dat hij niet langer als gedupeerde wordt aangemerkt doordat zijn naam van de lijst met gedupeerden is verwijderd. Dit is ten onrechte gebeurd omdat hij eerder wel als gedupeerde is aangemerkt en de pauzeknop in werking was gesteld. Hij had al vóór 1 mei 2021 gecompenseerd moeten zijn.

      Bezwaarschrift 4

      Belanghebbende dringt aan op uitbetaling van de compensatie van € 30.000 die al vóór 1 mei 2021 had moeten zijn uitbetaald.

      Bezwaarschrift 5

      Het besluit van 20 september 2021 om belanghebbende niet de voorlopige compensatie van € 30.000 toe te kennen, is onjuist gelet op het feit dat reeds vóór 1 mei 2021 door UHT aan de schuldeisers was doorgegeven dat de pauzeknop van 1 jaar in werking was getreden en dus kan worden vastgesteld dat hij al eerder op grond van de lichte toets al als gedupeerde was aangemerkt en recht had op het compensatiebedrag.

      Belanghebbende heeft in zijn e-mailbericht van 20 januari 2022 aangegeven dat al zijn
      bezwaarschriften niet-ontvankelijk zijn omdat deze zijn ingediend terwijl er nog geen voor bezwaar vatbaar besluit was genomen. Tevens stelt hij daarin dat hij van mening is dat de pauzeknop op 20 september 2021 had moeten ingaan gelet op het besluit van die datum. Dit zou echter in strijd zijn met de Catshuisregeling. Omdat er vóór 20 september 2021 geen sprake was van een afwijzing op grond van de lichte toets had hij recht op de vergoeding volgens de Catshuisregeling. Het besluit van 20 september 2021 is niet alleen te laat genomen maar is ook ongeoorloofd en dient nietig verklaard te worden.

      Verweer

      In de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift stelt de dienst, samengevat:

      • bezwaarschriften 3 en 4 zijn niet-ontvankelijk omdat deze bezwaarschriften niet zijn gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht;
      • tot 1 mei 2021 waren alle schulden gepauzeerd van ouders die zich vóór 15 februari 2021 hadden gemeld; dit betekende echter niet dat belanghebbende daardoor ook was aangemerkt als gedupeerde van de toeslagaffaire;
      • bezwaarschrift 5 is ontvankelijk;
      • onderzoek in verband met de lichte toets heeft aangetoond dat er in de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 geen sprake lijkt van vooringenomen handelen. Belanghebbende komt na de lichte toets dan ook nog niet in aanmerking voor compensatie van € 30.000.

      Feiten

      Belanghebbende heeft zich op 21 augustus 2020 gemeld voor een herbeoordeling van de kot.

      2008

      Als voorschot voor het berekeningsjaar 2008 is aan belanghebbende bij besluit van 26 november 2008 een bedrag van € 417 toegekend. Bij besluit van 19 oktober 2010 is de definitieve toeslag op € 0 berekend.

      2009

      Als voorschot voor het berekeningsjaar 2009 is aan belanghebbende bij besluit van 23 juni 2009 een bedrag van € 411 toegekend. Bij besluit van 12 maart 2011 is de definitieve toeslag op € 0 berekend.

      2010

      Als voorschot voor het berekeningsjaar 2010 is aan belanghebbende bij besluit van 29 juni 2010 een bedrag van € 112 toegekend. Bij besluit van 25 februari 2012 is de definitieve toeslag op € 0 berekend.

      Toepasselijke wet- en regelgeving

      • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
      • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
      • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
      • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
      • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
        kot), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling;
      • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kot, Staatscourant 1
        maart 2021, 10248.

      Beoordeling bezwaar

      De Commissie heeft vastgesteld dat UHT in haar verweerschrift 2 door belanghebbende ingediende bezwaarschriften (bezwaarschriften 1 en 2) buiten beschouwing heeft gelaten. De Commissie neemt deze bezwaarschriften mee in haar advisering. Een reactie op deze bezwaarschriften van UHT is daarvoor niet nodig.

      Bezwaarschriften 1 tot en met 4

      De bezwaarschriften 1 tot en met 4 richten zich tegen het niet tijdig nemen van het besluit over de toekenning van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling kot; UHT had immers aangegeven dat dit besluit vóór 1 mei 2021 genomen zou worden. Belanghebbende stelt in deze bezwaarschriften ook dat hij los van dit besluit al als gedupeerde is aangemerkt; het tegendeel was immers door de lichte toets (nog) niet aangetoond en zijn schuldeisers hadden van UHT vernomen dat de pauzeknop op zijn situatie van toepassing was.

      De Commissie heeft vastgesteld dat er in de periode vóór 20 september 2021 geen besluit op de melding van belanghebbende is genomen. UHT heeft weliswaar op 21 mei 2021 de hulpverlener van belanghebbende per telefoon meegedeeld dat belanghebbende niet aanmerking kwam voor de compensatie van € 30.000 maar een telefonische mededeling kan niet als een besluit in de zin van art. 1:3 eerste lid van de Awb worden beschouwd. Immers artikel 3:41 van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van een besluit geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.

      Sinds de invoering van de Wet dwangsom kan tegen het uitblijven van een te nemen besluit geen bezwaarschrift meer worden ingediend. Belanghebbende had nadat hij UHT in gebreke had gesteld, in beroep kunnen gaan. De Commissie deelt dan ook de mening van UHT dat deze bezwaarschriften niet ontvankelijk zijn.

      Bezwaarschrift 5

      Op grond van de Catshuisregeling kot komt een ouder op grond van (een van) de herstelregelingen voor een forfaitair bedrag van € 30.000 in aanmerking als hij in enig jaar voldoet aan de in de betreffende herstelregeling genoemde voorwaarden. Om te beoordelen hij hiervoor in aanmerking komt, wordt een zogenaamde lichte toets uitgevoerd. Na deze toets volgt eventueel nog een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. De beschikking van 20 september 2021 waartegen dit bezwaarschrift gericht is, bevat slechts algemene redenen die grond zouden kunnen opleveren voor (voorlopige) afwijzing van het verzoek om toekenning van € 30.000. In haar schriftelijke reactie geeft UHT nog aan dat in de jaren in geding niet is gebleken van institutionele vooringenomenheid of hardheid; in het berekenjaar 2008 zou er geen sprake van kinderopvang zijn geweest, in het berekenjaar 2009 heeft belanghebbende de kot per 1 januari 2009 vanwege emigratie stopgezet en voor het berekenjaar 2010 heeft belanghebbende op het betreffende aanvraagformulier aangegeven in dat jaar geen gebruik te hebben gemaakt van kot.

      Belanghebbende meent dat hij recht heeft op toekenning van € 30.000 omdat er reeds vóór 1 mei 2021 door UHT aan de schuldeisers was doorgegeven dat de pauzeknop van 1 jaar in werking was getreden. Gelet daarop kan volgens hem worden vastgesteld dat hij al als gedupeerde was aangemerkt. UHT stelt dat deze conclusie onjuist is: het feit dat alle schulden van ouders die zich hadden gemeld vóór 12 februari 2021 tot 1 mei 2021 waren gepauzeerd, betekent niet dat deze ouders daardoor ook waren aangemerkt als gedupeerden van de toeslagaffaire.

      De Commissie is het volgende gebleken. Bij ouders die zich als gedupeerden hadden gemeld vóór 12 februari 2021 werd de pauzeknop in werking gesteld tot 1 mei 2021. Deze datum was gekozen omdat door UHT verwacht werd dat het vóór die datum duidelijk zou zijn of de ouders aanspraak hadden op een uitlering ingevolge de Catshuisregeling. Nadat aan de hand van de lichte toets geconstateerd is dat een dergelijke aanspraak bestaat, gaat de pauze van één jaar van start.

      Belanghebbende heeft zich op 21 augustus 2020 gemeld. Op 1 mei 2021 was nog geen besluit op zijn melding genomen. Gelet op de berichten die belanghebbende van zijn schuldeisers ontving, leek UHT na 1 mei 2021 aan schuldeisers gemeld te hebben dat de pauzeknop niet langer op de schulden van belanghebbende van toepassing was.

      De Commissie deelt niet de mening van belanghebbende dat, gelet op het feit dat de pauzeknop een periode op zijn schulden van toepassing is geweest, UHT al eerder had vastgesteld dat hij als gedupeerde kon worden aangemerkt. Daarvoor moet immers eerst een besluit na de lichte toets genomen zijn. Dit besluit dateert pas van 20 september 2021. De Commissie meent wel dat de werking van de pauzeknop had moeten doorlopen tot aan de datum van dit besluit.

      De Commissie adviseert bezwaarschrift 5 ongegrond te verklaren.

      Advies

      Samengevat adviseert de Commissie:

      • om de bezwaarschriften 1 tot en met 4 niet ontvankelijk te verklaren;
      • om het bezwaarschrift 5 ongegrond te verklaren.

      [handtekening]

      Secretaris

      [handtekening]

      Fungerend voorzitter