BAC 2021-1505
Publicatiedatum 30-05-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 23 februari 2021 met kenmerk UHT-DC1-I en 14 november 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 26 maart 2021
Hoorzitting: woensdag 17 augustus 2022
Overdracht advies aan UHT: 17 februari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar en een proceskostenvergoeding toe te kennen. De overige bezwaargronden dienen te worden afgewezen.
Onderwerp van advies
Het namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift door destijds gemachtigde van belanghebbende, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikkingen definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 23 februari 2021 (UHT-DC I) en 14 november 2022 (UHT-DC I).
Bij beschikking van 23 februari 2021 is beslist dat belanghebbende op grond van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: compensatieregeling) in aanmerking komt voor een bedrag van 42.839 omdat de Belastingdienst/Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld met betrekking tot de kinderopvangtoeslag (hierna: kot) over de toeslagjaren 2009 t/m 2012. Bij beschikking van 14 november 2022 is dit bedrag na herbeoordeling van de toeslagjaren 2006 t/m 2008 aangevuld tot een bedrag van 67.363.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304, hierna: de Catshuisregeling), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 van de Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1., vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet hierop worden beide beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van afdeling 2.1. van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 10 februari 2020 bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling van de kot.
- Bij brief van 23 december 2020 heeft UHT belanghebbende middels een vooraankondiging een voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is de compensatie voor de toeslagjaren 2009 t/m 2012 vastgesteld op € 42.100. Bij beschikking van 23 februari 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 42.839 . Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 23 februari 2021 bezwaar ingesteld. Dit bezwaarschrift is op 30 juli 2021 aangevuld.
- UHT heeft op 11 april 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Per e-mailbericht van 10 augustus 2022 heeft [gemachtigde] zich gesteld als gemachtigde en op de schriftelijke reactie gereageerd. Op 17 augustus 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.
- Per e-mail van 17 augustus 2022 heeft de Commissie de ter zitting gemaakte procesafspraken per e-mail bevestigd, waaronder begrepen dat de zaak met instemming van partijen is aangehouden totdat een compensatiebeschikking over de toeslagjaren 2006-2008 is geslagen.
- Per e-mail van 29 augustus 2022 heeft gemachtigde de procesafspraken in aangevuld, in zoverre dat wat haar betreft door UHT ook expliciet uitleg dient te worden gegeven over het FIOD-onderzoek. Per e-mail van diezelfde dag heeft UHT toegezegd ook op dit punt te reageren.
- Op 9 september 2022 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie ingediend. Per e-mailbericht van 12 oktober 2022 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
- Bij beschikking van 14 november 2022 heeft UHT ook de jaren 2006-2008 betrokken en de compensatie aangevuld tot € 67.363 .
- Per e-mail van 19 december 2022 heeft UHT voornoemde beschikking aan gemachtigde en de Commissie verstrekt.
- Per e-mail van 20 december 2022 heeft gemachtigde aangegeven dat het bezwaar verder kan worden opgepakt.
- Per e-mail van 16 januari 2023 heeft de Commissie aan partijen bericht dat zij tot advisering zal overgaan.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Samenloop van beschikkingen
Het besluit van 14 november 2022 met kenmerk UHT DC-I kan worden aangemerkt als een nader besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. De bezwaren die gericht zijn tegen dit besluit hoeven dan ook niet in een afzonderlijke procedure te worden
behandeld.
Beoordeling toeslagjaren 2006-2008
Gemachtigde heeft in haar aanvullende bezwaarschrift aangevoerd i) dat de toeslagjaren 2006 t/m 2008 ten onrechte niet zijn meegenomen in de herbeoordeling en ii) dat er in deze jaren sprake was van vooringenomen handelen. Ter zitting is door UHT toegezegd dat deze jaren zo mogelijk met voorrang zouden worden beoordeeld, waarna bij beschikking van 14 november 2022 is vastgesteld dat er over deze jaren inderdaad (ook) recht op compensatie bestaat.
Gezien voorgaande gang van zaken constateert de Commissie dat er een
zorgvuldigheidsgebrek heeft gekleefd aan de eerste compensatiebeschikking. Dit gebrek is met de herbeoordeling weliswaar gerepareerd, maar daarvoor heeft belanghebbende wel tot een bezwaarprocedure moeten overgaan. De Commissie meent dat het gebrek derhalve niet tijdig is gerepareerd en acht het bezwaar ten aanzien van het zorgvuldigheidsgebrek gegrond.
Toeslagjaren 2009-2011
Gemachtigde heeft aangevoerd dat de compensatieberekening onvoldoende duidelijk is ten aanzien van de nog openstaande schuld kot en de in rekening gebrachte rente. UHT heeft deze posten in de schriftelijke reactie en de aanvulling daarop nader toegelicht, onder verwijzing naar LIC-overzichten. Voor zover er ter zitting nog onduidelijkheden bestonden over de bedragen uit de compensatieberekening, stelt de Commissie vast dat UHT inmiddels voldoende duidelijk uiteen heeft gezet waar deze op zijn gebaseerd.
Toeslagjaar 2012
De Commissie kan het bezwaar van belanghebbende volgen dat zij niet bekend is met de laatst vastgestelde kot-beschikking over 2012, nu niet belanghebbende, maar
vermoedelijk haar ex-partner deze beschikking heeft ontvangen. In ieder geval volgt uit de LIC-overzichten dat belanghebbende, ondanks haar pogingen tot het aanvragen daarvan, over dit toeslagjaar geen kot heeft ontvangen. Hierdoor bestaat er evenmin een recht op compensatie.
De Commissie volgt echter de conclusie van UHT dat de compensatie op dit punt niet zal worden aangepast, aangezien belanghebbende anders door het instellen van bezwaar immers in een nadeligere positie zou worden gebracht. De Commissie adviseert derhalve om de beschikking op dit punt in stand te laten.
FIOD-onderzoek
Ter zitting heeft gemachtigde verzocht om nadere toelichting van (de aard van) het FIOD-onderzoek naar Kids2Oma, welk verzoek zij in haar e-mail van 29 augustus 2022 nogmaals heeft herhaald. Hoewel UHT eerst ter zitting en vervolgens per e-mail heeft toegezegd het onderzoek nader toe te lichten en het dossier zoveel mogelijk aan te vullen, is hier geen gevolg aan gegeven: op p. 7 van de aanvullende schriftelijke reactie staat slechts vermeld dat dit, in overleg met gemachtigde, in het kader van de
beoordeling van toeslagjaar 2013 zal worden meegenomen. Gemachtigde lijkt dit gestelde overleg voorts te weerspreken in haar reactie van 12 oktober 2022, daar zij aangeeft dat het FIOD-onderzoek ten onrechte niet aan de orde is gekomen. De vragen zijn, aldus gemachtigde, in het kader van deze bezwaarprocedure opgeworpen en moeten als zodanig worden beantwoord, terwijl het standpunt over toeslagjaar 2013 ter zitting is ingetrokken; dit jaar is niet langer in geschil.
De Commissie constateert dat gemachtigde herhaaldelijk heeft gevraagd om een
toelichting van het FIOD-onderzoek, wat bovendien meermaals is toegezegd. De
omstandigheid dat deze toelichting nog niet heeft plaatsgevonden, valt UHT in de visie van de Commissie dan ook aan te rekenen. Dit klemt temeer gezien de herbeoordeling van 2013, in welk kader de vragen blijkens de aanvullende schriftelijke reactie zouden worden beantwoord, niet zal plaatsvinden. De Commissie adviseert dan ook om de vragen van gemachtigde over het FIOD-onderzoek in de beslissing op bezwaar alsnog te beantwoorden, voor zover mogelijk voorzien van onderliggende stukken.
Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend.
Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de
definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
Zoals door UHT in haar schriftelijke reactie uiteengezet, wordt de vergoeding voor immateriële schade op grond van de Compensatieregeling aan de hand van forfaitaire elementen berekend. Hiervoor geldt een standaard bedrag van 500 euro - per zes maanden. De verwijzing van gemachtigde naar niet nader gespecificeerde jurisprudentie van de Hoge Raad doet hier niet aan af.
Uit de uitleg van de compensatieberekening bij de beschikking van 14 oktober 2022 is op te maken dat de vergoeding na herbeoordeling van de toeslagjaren 2006-2008 nog altijd wordt berekend vanaf 11 januari 2012. UHT heeft geen nadere stukken aangedragen die deze datum onderbouwen. De Commissie acht het in de rede dat de neerwaartse correctie over de toeslagjaren 2006-2008 eerder heeft plaatsgevonden dan deze datum.
De Commissie adviseert UHT om na te gaan en te onderbouwen wat de datum van de eerste neerwaartse correctie is en het tijdvak voor berekening van de vergoeding voor immateriële schade zo nodig aan te passen, alsmede om, nu het bezwaar (deels) gegrond is, de vergoeding toe te kennen tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft niet verzocht om proceskostenvergoeding. Aangezien belanghebbende op de hoorzitting is bijgestaan door een professionele
rechtsbijstandverlener en het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, adviseert de Commissie om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van een bezwaarschrift en de bijstand tijdens de hoorzitting (2 procespunten met een wegingsfactor 2, tegen het hoogste tarief).
Advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- na te gaan wat de datum is van de eerste neerwaartse correctie en het tijdvak voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade zo nodig aan te passen;
- de vragen van gemachtigde over het FIOD-onderzoek in de beslissing op bezwaar alsnog te beantwoorden, voor zover mogelijk voorzien van onderliggende
stukken; - de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot en met de beslissing op bezwaar;
- de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag en de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag hierop aan te passen;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter