Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1452

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 mei 2021

Ontvangst bezwaarschrift: 30 juni 2021

Ontvangst aanvullend bezwaarschrift:12 augustus 2021

Hoorzitting: 8 december 2021

Overdracht advies aan UHT: 15 april 2022

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 24 mei 2021 (UHT-DC I) over de jaren 2010-2014.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat de Belastingdienst bij de
beoordeling van de situatie van belanghebbende over de toeslagjaren 2010 t/m 2014
fouten heeft gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 6
december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een
bedrag van €92.490 toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
    (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
    invorderingskosten);
  • vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand (3.1.5.
    Compensatie voor proceskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2
    Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de
procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

Op 15 november 2019 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een
herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Bij brief van 2 maart 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de
voorlopige compensatieberekening toegezonden, waarbij haar een bedrag van €75.490 is toegekend over de jaren 2010-2014.

Bij brief van 23 april 2021 heeft gemachtigde zich als zodanig bij UHT gesteld en het
dossier van belanghebbende opgevraagd.

Bij beschikking van 24 mei 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van €92.490 over de jaren 2010-2014.

Bij brief van 29 juni 2021, door UHT ontvangen op 30 juni 2021, heeft gemachtigde
hiertegen bezwaar ingesteld. Bij brief van 12 augustus 2021 heeft gemachtigde de
bezwaargronden aangevuld.

Op 22 november 2021 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.

Op 2 december 2021 heeft gemachtigde aanvullende stukken ingediend.

Op 8 december 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.

Daarna heeft de Commissie de zaak aangehouden met toepassing van artikel 7:10,
eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Op 9 december 2021 is namens de Commissie aan partijen bericht dat de zaak zal worden aangehouden in afwachting van de herbeoordeling van de toeslagjaren 2009 en 2015.

Bij beschikking van 22 december 2021 heeft UHT in het kader van de herbeoordeling van O/GS over 2009 een bedrag van € 1.692 toegekend.

Bij beschikking van 8 april 2022 heeft UHT 2015 her beoordeeld en geconstateerd dat ook over dat jaar fouten zijn gemaakt. Het totaal van het definitieve compensatiebedrag op grond van de compensatieregeling komt daarmee op € 79.846. Samen met de tegemoetkoming over 2009 bedraagt het totaal € 81.538. Het totaal van de betaalde bedragen bedraagt echter € 92.490. Abusievelijk heeft belanghebbende dus meer ontvangen dan waarop zij recht heeft. Daarom betaalt UHT geen extra bedrag (€ 462) uit over 2015.

Op 12 april 2022 heeft gemachtigde de Commissie per e-mail bericht geen bezwaren te hebben ten aanzien van de compensatiebeschikkingen over 2009 en 2015.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Jaren 2009 en 2015

Gemachtigde stelt dat de toeslagjaren 2009 en 2015 ten onrechte niet zijn meegenomen in de herbeoordeling, aangezien belanghebbende en haar partner vanaf 2009 kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) hebben ontvangen en beiden een baan hadden.

Ten aanzien van 2009 brengt gemachtigde naar voren dat uit het hersteldossier volgt dat belanghebbende in dat jaar opzet/grove schuld is verweten, waardoor zij geen
persoonlijke betalingsregeling kreeg. Dit is bevestigd door de Commissie van Wijzen. Op grond hiervan stelt gemachtigde dat ondeugdelijk is gemotiveerd waarom er voor 2009 geen compensatie is toegekend en geen sprake zou zijn van institutionele
vooringenomenheid, terwijl dit in de jaren 2010 t/m 2014 wel het geval was.

Ten aanzien van 2015 stelt gemachtigde dat ondeugdelijk is gemotiveerd waarom het
jaar niet is meegenomen in de beoordeling.

Berekening Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

Gemachtigde meent dat de bedragen onder e) in de compensatieberekening niet juist
zijn, aangezien belanghebbende eerst per brief van 6 oktober 2017, en vervolgens
mondeling, door de Belastingdienst is medegedeeld dat haar restschuld zou worden
kwijtgescholden.

FSV

Belanghebbende heeft over de jaren 2014 t/m 2016 en 2018 extra controle op haar
aangiften inkomstenbelasting gehad. Belanghebbende vraagt zich af of er een verband
bestaat met een mogelijke registratie op de FSV-lijst. Gemachtigde verzoekt om inzage
in de persoonsgegevens van belanghebbende op grond van art. 12 en 15 lid 1 AVG, om
te kunnen bepalen of zij of haar gezinsleden op de FSV-lijst voorkomen.

Ouderdossier

Gemachtigde stelt dat belanghebbende zowel het herstel- als het onderliggende
ouderdossier niet heeft ontvangen.

Gemaakte kosten opvang

Tot slot verzoekt gemachtigde om vergoeding van de kosten voor kinderopvang die zijn gemaakt omdat belanghebbende niet langer KOT heeft aangevraagd vanwege angst voor de mogelijke gevolgen. Het is gemachtigde ter ore gekomen dat deze kosten niet langer bij CWS worden opgevoerd, maar binnen de compensatieregeling worden vergoed.

Verzoek vergoeding proceskosten

De gemachtigde heeft in het pro forma bezwaarschrift verzocht om vergoeding van
proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Verweer

UHT brengt – samengevat – het volgende naar voren.

Jaren 2009 en 2015

Allereerst stelt UHT dat de beschikking waar belanghebbende bezwaar tegen maakt enkel ziet op de toeslagjaren 2010 tot en met 2014. UHT maakt uit het bezwaar op dat de jaren 2009 en 2015 ook (nog) moeten worden beoordeeld. Dit is inmiddels in gang
gezet.

Berekening Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

UHT volgt het standpunt van belanghebbende met betrekking de bedragen onder e) van de compensatieberekening niet. De berekening is correct uitgevoerd, volgens de
Compensatieregeling moeten niet betaalde schulden kinderopvangtoeslag in mindering worden gebracht.

FSV

UHT kan daarnaast geen reactie geven op de vraag of belanghebbende extra is
gecontroleerd voor de inkomstenbelasting. Belanghebbende wordt verwezen naar de
website van de Belastingdienst om te controleren of zij in het verleden op de FSV-lijst
heeft gestaan.

Ouderdossier

Ten aanzien van het verzoek om inzage in de persoonsgegevens bevestigt UHT dat er
een registratie is gemaakt van het verzoek om het persoonlijk dossier.

Gemaakte kosten opvang

Ten aanzien van de verzochte vergoeding van de door belanghebbende voor eigen
rekening in 2016 en 2017 gemaakte kosten voor kinderopvang, brengt UHT het volgende naar voren. De Compensatieregeling is voor dit geval niet van toepassing, omdat het besluit ziet op compensatie van het totaalbedrag waarmee de KOT is stopgezet of neerwaarts is gecorrigeerd als direct gevolg van het (CAF-)onderzoek. De jaren 2009 en 2015 moeten voorts nog beoordeeld worden, en het verzoek zou pas daarna kunnen worden gedaan. In deze bezwaarprocedure is het dus niet aan de orde. Daarbij merkt UHT op dat de immateriële schade forfaitair is opgebouwd en niet de werkelijk geleden schade vergoed. Een dergelijk verzoek om aanvullende schade dient dus aan CWS te worden gedaan.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling) van 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020,
    45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni
    2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021,10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Beoordeling bezwaar

Jaren 2009 en 2015

UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat de herbeoordeling van deze toeslagjaren op zichzelf staat, en niet in onderhavige procedure kan worden meegenomen omdat het een apart besluit zal opleveren. Ter zitting is vervolgens aan de orde gekomen dat door belanghebbende initieel om beoordeling van de toeslagjaren 2009 t/m 2015 is verzocht. Over dat tijdvak heeft de Commissie van Wijzen geadviseerd, waarbij in ieder geval voor 2009 is vastgesteld dat er sprake is van een recht op compensatie vanwege O/GS. Dat de jaren 2009 en 2015 ten onrechte niet zijn meegenomen in de bestreden
compensatiebeschikking, is door belanghebbende voorts als bezwaargrond opgevoerd.

Op grond van bovenstaande omstandigheden heeft de Commissie op 9 december aan
partijen bericht de zaak te zullen aanhouden in afwachting van de beschikkingen naar
aanleiding van de op handen zijnde herbeoordeling. Daar de beschikkingen op
respectievelijk 22 december 2021 en 8 april 2022 zijn geslagen, en belanghebbende
heeft aangegeven hier geen bezwaar tegen in te stellen, treft de bezwaargrond in de
visie van de Commissie niet langer doel. Wel adviseert de Commissie UHT om het er in
de toekomst toe te leiden dat alle toeslagjaren in het kader van één beschikking worden beoordeeld.

Berekening Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag

Gemachtigde heeft aanvankelijk opgeworpen dat de bedragen onder e) in de
compensatieberekening niet juist zijn, aangezien de Belastingdienst in haar brief van 6
oktober 2017 heeft medegedeeld dat enige restschuld zou worden kwijtgescholden. In
deze brief staat echter enkel vermeld dat de restschuld blijft bestaan en dat
belanghebbende deze niet hoeft terug te betalen. Bovendien wordt bij de berekening van het compensatiebedrag uitgegaan van ‘niet terugbetaalde KOT.’ Wanneer dit niet het geval zou zijn, dan zou belanghebbende voor het deel KOT dat niet succesvol is
ingevorderd, dubbel worden gecompenseerd. Zelfs als de schulden zouden zijn
kwijtgescholden, dan nog zou dit voor de hoogte van de compensatie dus niet hebben
uitgemaakt.

UHT heeft ter zitting met belanghebbende aan de hand van de LIC-overzichten de
compensatieberekening doorgenomen en voorgaande ratio achter de
Compensatieregeling nader uiteengezet. Gemachtigde heeft hierop desgevraagd
geantwoord dat er niet langer onduidelijkheid bestond over de opbouw van de bedragen onder e). De Commissie adviseert UHT dus om de compensatieberekening op dit punt in stand te laten.

FSV

Ter zitting is aan de orde gekomen of belanghebbende geregistreerd heeft gestaan op de FSV-lijst. Belanghebbende meent dat dit het geval was en dat zij hierdoor schade heeft geleden.

Echter, de thans bestreden compensatiebeschikking ziet op de toekenning van compensatie op grond van onderdeel 3 van de Compensatieregeling, die is opgebouwd uit vaste (deels) forfaitaire elementen. In het kader van die regeling bestaat niet de mogelijkheid om af te wijken van deze elementen. Daarvoor is de mogelijkheid in het leven geroepen op grond van onderdeel 4 van de Compensatieregeling om een aanvullende compensatie te verzoeken bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Zelfs als vast zou komen te staan dat belanghebbende concrete schade heeft geleden die voortkomt uit de FSV registratie, dan nog kan dit verzoek in onderhavige procedure dus niet worden gehonoreerd.

Gezien het voorgaande adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar te
benadrukken dat belanghebbende voor de vergoeding van haar werkelijke schade,
waaronder schade vanwege een registratie op de FSV-lijst nadrukkelijk valt, zich tot
CWS kan wenden.

Ouderdossier

Gemachtigde heeft in haar bezwaarschrift verzocht om het herstel- en ouderdossier van belanghebbende. Uit de aanvullende gronden volgt dat belanghebbende in ieder geval het hersteldossier inmiddels heeft ontvangen. Voor zover het ouderdossier nog niet aan belanghebbende in verzonden, adviseert de Commissie om hier zo spoedig mogelijk toe over te gaan.

Gemaakte kosten opvang

In het bezwaarschrift en ter zitting heeft gemachtigde uiteengezet dat haar via
verschillende PZB’ers ter ore is gekomen dat de voor eigen rekening gemaakte kosten
voor kinderopvang binnen onderhavige procedure kunnen worden opgevoerd. De
Commissie kan voorgaande stelling evenwel niet volgen. Ook deze werkelijk geleden
schade valt buiten de grenzen van onderhavige procedure en kan, evenals de schade die voortkomt uit de FSV-registratie, worden voorgelegd aan CWS.

Immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.

Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de
definitieve berekening van haar compensatie. De gemachtigde heeft de stress benadrukt die de belanghebbende ervaren heeft en nog steeds ervaart door deze hele affaire.

De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van
belanghebbende te berekenen vanaf de eerste onterechte vermindering van de KOT, 3
juni 2011, tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Extra compensatie 1%

Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet worden aangepast, daar het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure

Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van UHT gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert om per procespunt de hoogste vergoeding toe te kennen.

Samenvatting en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:

  • de immateriële schade voor het verloop van de procedure toe te kennen vanaf 3juni 2011 tot het moment van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
    aan te passen; en
  • vergoeding juridisch hulp voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen
    van twee procespunten met elk een wegingsfactor twee, tegen het hoogste tarief
    per procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter