Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1368

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 april 2021 met kenmerk UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 16 juni 2021

Hoorzitting: 31 augustus 2022

Overdracht advies aan UHT: 14 september 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit in stand te laten. De Commissie vindt dat de lichte toets niet voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Zo is niet gekeken naar 2017. De Commissie adviseert om bij de integrale beoordeling het jaar 2017 en ook de jaren 2008 en 2009 te betrekken. Ook adviseert de Commissie om te onderzoeken of de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 rekening heeft gehouden met het feit dat de echtgenoot van [belanghebbende] zich beschikbaar diende te houden in het kader van een werkgelegenheidstraject.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 26 april 2021. Bij deze beschikking is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT nog geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 te betalen.

Procesverloop

  • Op 21 januari 2021 heeft belanghebbende zich gemeld voor de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2017, met uitzondering van 2012.
  • Bij besluit van 26 april 2021 (UHT) heeft UHT belanghebbende laten weten na een lichte toets nog geen reden te zien voor betaling van € 30.000.
  • Belanghebbende heeft op 13 juni 2021 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 26 april 2021. Het bezwaar is ontvangen op 16 juni 2021 (bijlage 1).
  • Op 2 december 2021 heeft [gemachtigde] zich namens belanghebbende als gemachtigde gesteld.
  • Op 15 juni 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend (bijlage 2).
  • Op 31 augustus 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Beoordeling bezwaar

De Commissie staat voor de vraag of UHT op goede gronden, na een lichte toets, het verzoek van belanghebbende om compensatie vooralsnog heeft afgewezen.

Adviseringskader

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand
gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit
van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de herstelregelingen).

Beoordeling lichte toets

De beschikking van 26 april 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Bij de schriftelijke reactie en de aanvulling daarop heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij over de jaren 2010 tot en met 2016 nog niet tot toekenning van een uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan. Daarin heeft UHT per onderzocht toeslagjaar aangegeven waarom de aan belanghebbende toegekende voorschotten aan kinderopvangtoeslag werden verlaagd: stijging van het toetsingsinkomen, vermindering van kinderopvanguren en stopzetting van de kinderopvangtoeslag door belanghebbende.

Over de reden waarom er geen lichte toets is uitgevoerd over de jaren 2008, 2009 en
2017 heeft UHT zich in de schriftelijke reactie niet uitgelaten.
Met betrekking tot het jaar 2017 heeft UHT ook ter zitting geen reden gegeven voor het achterwege laten van een onderzoek naar dat jaar.
Dat in de lichte toets zonder meer toeslagjaren buiten beeld zijn gebleven die wel in de
aanvraag zijn vermeld, vormt een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel als
algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De Commissie acht het bezwaar op dit punt
dan ook gegrond.

Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende betoogd dat de jaren 2008 en
2009 in het kader van de integrale behandeling alsnog onderzocht dienen te worden en dat van meet af aan bekend was dat de aanvraag om herbeoordeling door beide partners is gedaan.

UHT heeft verklaard dat de jaren 2008 en 2009 niet in de lichte toets zijn betrokken
omdat in principe alleen de toeslagjaren die op naam van belanghebbende staan worden beoordeeld. De kinderopvangtoeslag over het jaar 2008 en 2009 staan op naam van de echtgenoot van belanghebbende.

De Commissie overweegt dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat haar aanvraag om haar situatie opnieuw te beoordelen mede was ingediend mede namens
haar echtgenoot. De echtgenoot is vanaf 2008 tot op heden toeslagpartner van
belanghebbende. Aangezien UHT ter zitting heeft verklaard dat het integrale onderzoek inmiddels is gestart, adviseert de Commissie UHT de jaren 2008 en 2009 in dat kader alsnog te beoordelen.

Ter zitting is de vraag aan de orde gekomen of bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 rekening is gehouden met de omstandigheid dat de echtgenoot van belanghebbende zich beschikbaar diende te houden in het kader van een werkgelegenheidstraject en het gezin daarom kinderopvang nodig had. UHT heeft toegezegd deze vraag mee te nemen in de integrale beoordeling.

Met betrekking tot de jaren 2010, 2011, 2013, 2014, 2015 en 2016 meent de Commissie dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor deze jaren hebben, voor
zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie. De wijzigingen in
toegekende kinderopvangtoeslag zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht
verklaarbaar. De Commissie maakt daarbij de kanttekening dat met betrekking tot het
jaar 2014 nader onderzoek nodig is naar de vraag of bij het vaststellen van de
kinderopvangtoeslag rekening is gehouden met de omstandigheid dat dat de echtgenoot van belanghebbende zich beschikbaar diende te houden in het kader van een werkgelegenheidstraject.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, dan kan alsnog worden overgegaan tot
compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dat heeft
derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten adviseert de
Commissie UHT om voor het verschijnen op de hoorzitting en proceskostenvergoeding
toe te kennen van 1 procespunt met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie en advies

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • het bestreden besluit in stand te laten;
  • in de integrale beoordeling de jaren 2008, 2009 en 2017 te betrekken;
  • in de integrale beoordeling te onderzoeken of er bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 rekening is gehouden met de omstandigheid dat de echtgenoot van belanghebbende zich beschikbaar diende te
    houden in het kader van een werkgelegenheidstraject en het gezin daarom kinderopvang nodig had; en
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure van 1 punt met een wegingsfactor 2, tegen het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter