BAC 2021-1290
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 28 juli 2021
Hoorzitting: 2 februari 2023
Overdracht advies aan UHT: 9 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak deels gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 17 juni 2021, met kenmerk UHT-DC I.
Aan belanghebbende is – met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 17 juni 2021 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) – over de toeslagjaren 2008 en 2009 een definitief compensatiebedrag van € 40.767 toegekend, omdat de
Belastingdienst bij de beoordeling fouten heeft gemaakt.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 17 juni 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde
of niet toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Wht); - vergoeding van de door de B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of
vergrijp (artikel 2.3 lid 2 Wht); - vergoeding van materiele schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(artikel 2.3 lid 3 Wht); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden (artikel 2.3 lid 4 Wht);
- vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Wht);
- vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Wht);
- rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Wht);
- extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8 Wht).
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Op 4 december 2019 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een
herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. - Bij brief van 23 oktober 2020 is aan belanghebbende bevestigd dat zij vanwege acute geldnood een voorschotbedrag van € 5.000 heeft ontvangen.
- Bij beschikking van 17 juni 2021 is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2008 en 2009 (definitief) compensatie toegekend van € 40.767.
- Per brief ingekomen op 28 juli 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende (pro forma) bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 17 juni 2021.
- Op 11 augustus 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 21 oktober heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
- Op 23 november 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 2 februari 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in (digitale) aanwezigheid van belanghebbende,
haar gemachtigde en UHT. - De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde
van belanghebbende, verlengd tot 15 maart 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan to stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compensatieberekening componenten en LIC-overzicht(en)
Belanghebbende maakt bezwaar tegen de compensatieberekening over de toeslagjaren 2008 en 2009. De bedragen van diverse componenten in de compensatieberekening komen volgens gemachtigde niet overeen met de LIC-overzichten van die toeslagjaren. Gemachtigde verzoekt om een ander overzicht van betalingen en verrekeningen.
De Commissie constateert dat UHT in de aanvullende schriftelijke reactie d.d. 23
november 2022 is teruggekomen op een aantal standpunten uit de eerdere reactie d.d.
11 augustus 2022 wegens enige onjuistheden in de schriftelijke reactie van UHT van 11 augustus 2022. De Commissie stelt daarnaast vast dat UHT de belanghebbende op
diverse punten van haar bezwaar tegemoetkomt. Slechts op enkele punten acht UHT het bezwaar ongegrond.
Hieronder zal de Commissie kort ingaan op de verschillende onderdelen van de
compensatieberekening:
Onderdeel a: Uw kinderopvangtoeslag voor het onderzoek
Ten aanzien van onderdeel a is de Commissie met UHT van oordeel dat dient te worden uitgegaan van het voor belanghebbende meest gunstige bedrag. De Commissie deelt het standpunt van UHT dat UHT van een verkeerd bedrag is uitgegaan en adviseert dit in de beslissing op bezwaar te herstellen. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit onderdeel dan ook gegrond.
Onderdeel c: Bedrag dat u eerder moest terugbetalen of niet hebt gekregen
Door de verhoging van het bedrag voor 2008 bij onderdeel a wordt ook het bedrag bij onderdeel c naar € 14.666 verhoogd. De Commissie deelt dit standpunt van UHT en acht het bezwaar op dit punt gegrond.
Onderdeel e: Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag
Belanghebbende kan zich niet vinden in berekening onder e. Zij meent meer te hebben afgelost. UHT neemt het standpunt in dat de betaal- en verrekenoverzichten van het LIC leidend zijn. De Commissie volgt UHT in dit standpunt, nu door belanghebbende geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander standpunt zouden kunnen leiden. Op dit punt is het bezwaar ongegrond.
Onderdeel f: Vergoeding materiele schade (25% van c)
Door de verhoging van het bedrag voor 2008 bij onderdeel c moet volgens UHT ook het bedrag bij onderdeel f worden verhoogd naar € 3.667. Dit is immers 25% van € 14.666. Ook op dit punt onderschrijft de Commissie het standpunt van UHT en oordeelt dat het bezwaar gegrond is.
Onderdeel is vergoeding immateriële schade
Ten aanzien van de start- en einddatum voor de berekening vergoeding immateriële
schade moet, zoals UHT ook aangeeft en door de Commissie wordt onderschreven, de
startdatum worden vastgesteld op 1 september 2008, de datum van de eerste
neerwaartse correctie. De einddatum is de datum van de beslissing op bezwaar. Ook dit punt van het bezwaar is gegrond.
Onderdeel j: rentevergoeding gemiste KOT
Voor toeslagjaar 2008 is het bedrag bij onderdeel a door UHT aangepast naar € 14.666 en daarmee is ook onderdeel c aangepast. De rentevergoeding moet volgens UHT worden verhoogd naar € 6.097. Voor toeslagjaar 2009 moet de rentevergoeding worden verhoogd naar € 5.474 vanwege de aanpassing van de dagtekening. De Commissie onderschrijft deze aanpassingen en acht de bezwaren op dit punt gegrond.
Onderdeel k: aanvullende vergoeding
De extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag zal volgens UHT moeten worden aangepast bij de beslissing op bezwaar. De Commissie deelt dit
standpunt.
Nadere toelichting LIC omtrent de betalingen- en verrekeningen
UHT heeft de betaal- en verrekenoverzichten over de jaren 2008 en 2009 als producties bij de schriftelijke reactie ingediend. Bovendien is tijdens de hoorzitting van 2 februari 2023 door UHT aan belanghebbende toegezegd dat UHT aan het LIC een nadere toelichting ten aanzien van de betalingen- en verrekeningen zal vragen en dat deze nadere toelichting met belanghebbende zal worden besproken. De Commissie adviseert UHT om deze toezegging gestand te doen. Voor de Commissie is het van belang dat voor de belanghebbende duidelijk wordt hoe de betalingen- en verrekeningen, meer in het bijzonder ten aanzien van de bedragen die zijn terugbetaald, zijn kwijtgescholden of administratief zijn verwijderd.
Werkelijke (immateriële) schade/Aanvullende schade
Belanghebbende vraagt zich of of het forfaitaire bedrag van € 500 per halfjaar volstaat
voor de door haar geleden schade.
Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de (im)materiële schadevergoeding
volgt de Commissie het standpunt van UHT, namelijk dat voor de berekening hiervan
gebruik wordt gemaakt van vaste forfaitaire bedragen, wat voortvloeit uit de
Compensatieregeling. Indien belanghebbende meent dat zij met het forfaitaire
compensatiebedrag niet voldoende is gecompenseerd en in aanmerking wenst te komen voor vergoeding van de werkelijk geleden schade, kan zij hiertoe een verzoek indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). De onderhavige
bezwaarschriftenprocedure heeft immers alleen betrekking op de toekenning van
standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade.
Hiervoor is de procedure bij CWS bestemd.
Verder geven de gronden die namens belanghebbende zijn aangevoerd geen reden om te oordelen dat bij het vaststellen van de compensatieberekening een onjuiste toepassing is gegeven aan de Wht.
Evenredigheidbeginsel en Compensatiebedrag
Gemachtigde stelt dat in strijd met het evenredigheidsbeginsel is gehandeld door UHT. De compensatie die belanghebbende zou hebben ontvangen zou geen compensatie zijn, maar een terugbetaling van ten onrechte teruggevorderde bedragen
De Commissie heeft in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding
gevonden om te komen tot het oordeel dat toepassing van het in de Wht neergelegde
compensatiestelsel in een geval als het onderhavige buiten toepassing zou moeten
blijven. De Commissie verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772).
Proceskostenvergoeding
Aangezien belanghebbende op de hoorzitting is bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener en het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, adviseert de Commissie om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van een bezwaarschrift en de bijstand tijdens de hoorzitting (2 procespunten met een wegingsfactor 2 en een waarde van € 759).
Conclusie en advies
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het bezwaar deels gegrond te
verklaren en de compensatieberekening te herzien en daarom adviseert de Commissie
om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van
een bezwaarschrift en de bijstand tijdens de hoorzitting (2 procespunten met een
wegingsfactor 2 en een waarde van € 759).
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter