Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-127/2021-315

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: de bezwaarschriften van [belanghebbende]

Primaire besluiten:

  • 25 december 2020 (UHT-O OGS B)
  • 29 december 2020 (UHT-O OGS B)
  • 5 maart 2021 (UHT-DC I)

Ontvangst bezwaarschriften:

  • Ad 1. 27 januari 2021
  • Ad 2. 4 februari 2021
  • Ad 3. 26 maart 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 25 november 2021

Onderwerp van advies

Besluit 25 december 2020 (UHT-O OGS B) (hierna: besluit 1)
Het door gemachtigde [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve O/GS tegemoetkoming van 25 december 2020. Het bezwaarschrift is op 27 januari 2021 ontvangen door UHT.

De tegemoetkoming is aan belanghebbende toegekend omdat aan haar ten onrechte geen betalingsregeling is toegekend voor de terugbetaling kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013. Met toepassing van de O/GS tegemoetkomingsregeling (artikel 49c Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, hierna: Awir) is aan haar een bedrag van € 9.379,80 toegekend.

Besluit 29 december 2020 (UHT-O OGS B) (hierna: besluit 2)
Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift, namens belanghebbende, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve O/GS tegemoetkoming van 29 december 2020. Het bezwaarschrift is op 4 februari ontvangen door UHT.

De tegemoetkoming is aan belanghebbende toegekend omdat aan haar ten onrechte geen betalingsregeling is toegekend voor de terugbetaling kinderopvangtoeslag over het jaar 2011. Met toepassing van de O/GS tegemoetkomingsregeling (artikel 49c Awir) is aan haar een bedrag van € 2.818,50 toegekend.

Besluit 5 maart 2021 (UHT-DC I) (hierna: besluit 3)
Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift, namens belanghebbende, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie van 5 maart 2021 (UHT-DC I). Het bezwaarschrift is op 26 maart 2021 ontvangen door UHT.

Met toepassing van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 6 december 2019 (Stcrt. 2019, nr. 66172; hierna: Compensatieregeling) is aan haar een totaal bedrag van € 20.357,- toegekend middels de verschillende beschikkingen.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van CAF 11 teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • vergoeding van juridische bijstand (3.1.5 Compensatie voor proceskosten);
  • extra vergoeding van 1% in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename (6. Extra compensatie).

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de O/GS tegemoetkomingsregeling, de Compensatieregeling en de Catshuisregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

Bij brief van 4 juni 2019, door UHT ontvangen op 13 juni 2019, heeft belanghebbende een klacht ingediend tegen de werkwijze van UHT. Tevens is bij die brief bezwaar gemaakt tegen een aantal beschikkingen met betrekking tot de betalingsregelingen.

Op 11 juni 2020 heeft UHT schriftelijk bevestigd dat deze brief van belanghebbende is ontvangen.

Op 3 november 2020 heeft belanghebbende een eerste betaling ‘acute nood’ ontvangen van € 500,-. Op 21 november 2020 heeft belanghebbende een eenmalige betaling ontvangen van € 750,- omdat haar dossier nog niet was behandeld. Op 23 november 2020 heeft belanghebbende een betaling ‘acute nood’ ontvangen van € 1.500,-

De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 14 december 2020 geoordeeld dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat voor de jaren 2011 tot en met 2013 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. De compensatieregeling van artikel 49b van de Awir is daarom niet van toepassing.

Bij beschikking van 25 december 2020 heeft UHT belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 een O/GS tegemoetkoming toegekend van € 9.379,80. De gemachtigde heeft hiertegen bezwaar ingediend, welk bezwaar op 27 januari 2021 is ontvangen door UHT.

Bij beschikking van 29 december 2020 heeft UHT belanghebbende voor het jaar 2011 een O/GS tegemoetkoming toegekend van € 2.818,50. De gemachtigde heeft hiertegen bezwaar ingediend, welk bezwaar op op 4 februari 2021 is ontvangen.

Bij beschikking van 25 december 2020 heeft UHT aan belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening voor de jaren 2014 en 2015 toegezonden. Hierbij is een bedrag toegekend van € 18.204,-.

Bij beschikking van 1 februari 2021 is de compensatie met een bedrag van € 916,- aangevuld tot € 30.000 in verband met de herbeoordeling kinderopvangtoeslag.

Bij beschikking van 5 maart 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 20.357,-. De gemachtigde heeft bezwaar ingediend op 22 maart 2021, door UHT ontvangen op 26 maart 2021.

Bij e-mailbericht van 23 september 2021 heeft gemachtigde aangegeven dat belanghebbende afziet van een hoorzitting. De bezwaren blijven wel staan.

UHT heeft per e-mail van 27 september 2021 desgevraagd een toelichting gegeven op de berekening van de aanvulling in het kader van de Catshuisregeling ter hoogte van € 916,00.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden als volgt.
De bestreden besluiten zijn gebrekkig gemotiveerd doordat niet alle schade die belanghebbende heeft gemaakt blijkt te worden vergoed. Althans er is sprake van onzorgvuldig voorbereide besluiten en er zijn algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden bij de genomen beslissingen.
De schade die niet (volledig) wordt vergoed betreft onder meer gemist inkomen. Voorts hebben belanghebbende en haar kinderen ernstige psychische klachten opgelopen door het handelen van de Belastingdienst. Belanghebbende heeft kosten gemaakt voor leningen om schulden te voldoen. Door de gelegde beslagen kwam zij financieel niet rond.

Verzoek vergoeding proceskosten.
In de bezwaarschriften verzoekt gemachtigde om, bij gegrondverklaring, vergoeding van proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedures.

Verweer

Besluiten 1&2
In zijn reactie stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar, en dat haar bezwaar vooralsnog, bij gebreke aan concrete bezwaargronden tegen de verstrekte O/GS tegemoetkomingen ongegrond is. Het verzoek om een aanvullende O/GS tegemoetkoming dient voor 31 december 2023 te worden ingediend bij UHT. Het verzoek van gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te kennen dient te worden afgewezen, nu de primaire beschikkingen niet worden herzien.

Besluit 3
In zijn reactie stelt UHT dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar en dat haar bezwaar gegrond is. Het primaire besluit wordt ambtshalve gecorrigeerd voor wat betreft de vergoeding van de immateriële schade, deze wordt berekend vanaf 17 augustus 2015 tot de beslissing op bezwaar.

Voor wat betreft een aanvullende vergoeding van werkelijke schade – uitgaande boven het forfait – zal het bezwaarschrift doorgestuurd moeten worden naar de CWS.

In zijn aanvullende reactie van 24 juni 2021 heeft UHT de compensatieberekening verder uitgelegd. Tevens zal de rentevergoeding over de gemiste KOT ambtshalve worden verhoogd, omdat deze moet worden berekend tot en met de datum van de beslissing op bezwaar.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het bezwaar tegen de beschikking van 25 december 2020 is op 27 januari 2021 door UHT ontvangen. Het bezwaar tegen de beschikking van 29 december 2020 is op 4 februari 2021 door UHT ontvangen. Het bezwaar tegen de beschikking van 5 maart 2021 is op 26 maart 2021 door UHT ontvangen.
De bezwaarschriften zijn tijdig ingediend en tijdig ontvangen en voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Besluit 1&2
De O/GS - tegemoetkomingsregeling kent een forfaitaire vergoeding van 30% van het bedrag van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een verzoek te doen voor aanvullende O/GS tegemoetkoming. De gemachtigde heeft niet nader onderbouwd waarom de bestreden besluiten gebrekkig zijn gemotiveerd en in strijd zijn met de algemene beginselen van bestuur. De Commissie is van mening dat de bedragen in de beschikkingen O/GS- tegemoetkomingsregeling afdoende te herleiden zijn, en dat geen sprake is van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Besluit 3
Berekening compensatiebedrag
De berekening van het definitieve compensatiebedrag is voldoende inzichtelijk en gemotiveerd. Door de nadere toelichting van UHT komt de Commissie tot de conclusie dat de standaardbedragen in de berekeningstabel te herleiden zijn tot de bedragen genoemd in de onderliggende stukken dan wel beschikkingen.

Rente niet ontvangen Kinderopvangtoeslag
De belanghebbende heeft door de onterechte intrekking kinderopvangtoeslag misgelopen voor de jaren 2013 en 2014. De rente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming in de beslissing op bezwaar. UHT geeft in haar verweer aan dat deze rente wordt vergoed (toeslagrente).

‘Aanslagrente’
Uit de aanvullende schriftelijke reactie van UHT van 24 juni 2021 blijkt dat bij toeslagjaar 2014 € 72,- aan ‘aanslagrente’ in rekening is gebracht. Dat bedrag zal aan belanghebbende moeten worden gecompenseerd. Het betreft in rekening gebrachte toeslagrente die niet op belanghebbende mag blijven drukken. Dit geldt eveneens voor in rekening gebrachte invorderingsrente en rentekosten. In 2012 betrof dit € 267,-, in 2013 € 617 en in 2014 € 58,-.

Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. De Commissie adviseert de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade te berekenen vanaf 1 juli 2015, zijnde de datum van de brief met het verzoek om inlichtingen (zgn. baliebrief). Dat is de datum waarop het CAF-onderzoek, dat tot de eerste neerwaartse correctiebeschikking heeft geleid, is gestart en belanghebbende er last van krijgt. En als einddatum heeft te gelden het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar. Dit sluit aan bij de ratio van vergoeding van veronderstelde immateriële schade. De in de beschikking van 22 augustus 2015 genoemde datum van 1 juli 2014 beschouwt de Commissie als een kennelijke verschrijving gelet op het in laatstgenoemde beschikking vermelde kenmerk DVTVI welk kenmerk vermeld is op de beschikking van 1 juli 2015.

Vergoeding voor juridische bijstand eerdere procedure
UHT heeft bij de beschikking van 5 maart 2021 een vergoeding voor juridische bijstand toegekend. Er worden 3 procespunten toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift, het bijwonen van de hoorzitting, en het indienen van het beroepschrift over toeslagjaar 2015, met wegingsfactor 2. Er wordt echter nog gerekend met het tarief van € 534,-. De Commissie adviseert het hoge tarief van € 748,- te gebruiken conform het vigerende Besluit Proceskosten. Voorts is niet bekend of in de beroepsfase een zitting heeft plaatsgevonden dan wel het beroep is ingetrokken. Geadviseerd wordt dit nader te specificeren in de beslissing op bezwaar.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure
Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar op besluit 3 naar de mening van de Commissie en UHT gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt met een wegingsfactor 2.

Extra compensatie 1%
Deze extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen worden indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Conclusie

Samengevat stelt de Bezwaarschriftenadviescommissie zich op het standpunt dat de bezwaren ontvankelijk zijn.
De Commissie adviseert UHT om het compensatiebedrag bij te stellen en adviseert om:

  • de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag mee te nemen in de berekening van het definitieve compensatiebedrag onder a;
  • in rekening gebrachte toeslagrente te compenseren;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 1 juli 2015, zijnde de datum van de melding die geleid heeft tot het eerste neerwaartse correctiebesluit in het kader van het CAF-onderzoek, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • bij de berekening van de compensatie voor proceskosten uit te gaan van een bedrag per procespunt van € 748,- en als het gaat om de zwaarte van de zaak een wegingsfactor van 2 te hanteren;
  • de berekening van de extra compensatie van 1% aan te passen naar aanleiding van de overige wijzigingen.

De Commissie adviseert daarnaast de proceskosten voor de juridische bijstand voor de huidige bezwaarprocedure met betrekking tot besluit 3 te compenseren, daarvoor een wegingsfactor 2 toe te kennen en daarbij eveneens een bedrag van € 748,- per procespunt te hanteren. Ook adviseert de Commissie om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken aan belanghebbende dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaardvergoedingen volgens de O/GS tegemoetkoming en de Compensatieregelingen en niet al mede een beslissing op zijn verzoek om vergoeding van werkelijke schade bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter