Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1269

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 april 2021, UHT-DC

Ontvangst bezwaarschrift: 3 juni 2021

Hoorzitting: 21 januari 2021

Overdracht advies aan UHT: 30 maart 2022

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van [belanghebbende] (hierna: belanghebbende),ingediend door [voormalig gemachtigde] als haar gemachtigde, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 21 april 2021 (UHT-DC).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van een CAF onderzoek. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2013 en 2014 een compensatie toegekend.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van het CAF-onderzoek Lanai teruggevorderde kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor invorderingskosten);
  • vergoeding van juridische hulp;
  • vergoeding van immateriële schade van € 500,- per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • rentevergoeding over gemiste kot;
  • extra vergoeding van 1% (6 Extra compensatie).

Procesverloop

Voornemen
Bij brief van 2 maart 2021 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 30.833,-.

Definitieve beschikking compensatie
Bij beschikking van 21 april 2021 is de voorlopige compensatie met € 233,- aangevuld tot € 31.066,-.

Bezwaarschrift en aanvulling gronden
Tegen de definitieve beschikking heeft [voormalig gemachtigde] als gemachtigde op 28 mei 2021 een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is door de nieuwe gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], op 10 september 2021 aangevuld met gronden.

Verweerschrift
De UHT heeft op 9 december 2021 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende. De gemachtigde heeft hierop gereageerd met een e-mailbericht van 6 januari 2022.

Hoorzitting
Op 21 januari 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de belanghebbende, haar partner en haar gemachtigde. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt:

  • uit de beschikking van 21 april 2021 blijkt niet dat rekening is gehouden met de bedragen aan teruggevorderde kot die in 2017 en 2018 zijn ingehouden op het loon van belanghebbende;
  • belanghebbende ziet niet in waarom bij de berekening van de compensatie onder D en E bedragen zijn afgetrokken als verschil met de laatst vastgestelde beschikking kot en niet betaalde schuld kot;
  • Bij de berekening van de compensatie over 2013 en 2014 onder letter A en C is een onjuist bedrag vermeld;
  • Er heeft ten onrechte een verrekening plaatsgevonden van teruggevorderde kot met de arbeidskortingen waarop belanghebbende in de jaren 2016, 2017 en 2018 voor de loon- en inkomstenbelasting recht had;
  • Voor 2017 en 2018 zijn op het loon van belanghebbende onjuiste bedragen aan belasting en premies volksverzekeringen ingehouden. Belanghebbende maakt aanspraak op een terug te geven bedrag van € 5.456,-

Verweer

In zijn verweer stelt UHT, samengevat, dat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is:

  • de vergoeding voor immateriële schade is onjuist berekend; deze zal bij de uitspraak op het bezwaar worden herberekend tot aan dagtekening van de beslissing op bezwaar.
  • Belanghebbende heeft door deze herziening recht op een proceskostenvergoeding;
  • Bovenstaande heeft gevolgen voor het bedrag van de extra compensatie (1%).

Voor het overige is het bezwaar ongegrond. Een verzoek om aanvullende schade dient te worden voorgelegd aan de Commissie werkelijke schade.

Vaststaande feiten

Belanghebbende heeft voor de berekeningsjaren 2013 en 2014 bedragen aan kinderopvangtoeslag ontvangen voor een totaalbedrag van € 31.433,-. Omdat belanghebbende betrokken was bij het CAF-onderzoek zijn de haar voor de jaren 2013 en 2014 verstrekte voorschotten aan kot in 2015 op nihil gesteld en is Belastingdienst/Toeslagen overgegaan tot terugvordering van de uitbetaalde kot.

Voor 2014 is in de berekening onder D een bedrag vermeld als (afgetrokken) verschil met de laatst vastgestelde beschikking kot (inclusief rente) van € 8.282,-. De laatste definitieve berekening van de kot voor 2014 van 31 maart 2017 (productie 26 bij de schriftelijke reactie van UHT) geeft een bedrag aan kot aan, exclusief rente van €7.800,-.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd:
    28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en tijdig ontvangen. Het is ontvankelijk.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De verwerking van de bedragen aan teruggevorderde kot, ingehouden op het loon van belanghebbende
In de schriftelijke reactie op het ingediende bezwaarschrift heeft UHT uiteengezet op welke wijze en voor welke bedragen aan teruggevorderde kot, deze zijn verrekend door inhoudingen op het loon van belanghebbende (loonbeslag) en hoe die bedragen bij de berekening van de toegekende compensatie zijn verwerkt. De Commissie is van mening dat een en ander op de juiste wijze in de compensatieberekening is verwerkt.

De verrekening van bedragen aan teruggevorderde kot met arbeidskortingen voor de loon- en inkomstenbelasting
In artikel 30 van de Awir is geregeld dat de Belastingdienst/Toeslagen bedragen aan terug te vorderen kot mag verrekenen met hetgeen een belanghebbende toekomt aan teruggaven van loon- of inkomstenbelasting. Die bepaling gaf de Belastingdienst/Toeslagen ook de bevoegdheid om bedragen aan teruggevorderde kot te verrekenen met aanspraken van belanghebbende op een voor de loon- of inkomstenbelasting alsnog in aanmerking te nemen arbeidskorting.

De berekening van de compensatiebedragen voor 2013 en 2014
Voor het jaar 2013 is in de berekening van de te verlenen compensatie onder de letters a en c uitgegaan van een bedrag van € 9.497. In die bedragen is ten onrechte niet opgenomen het bedrag van de aan belanghebbende in rekening gebrachte toeslagrente van € 490,-.

Voor het jaar 2014 is bij de berekening van de te verlenen compensatie onder letter d een aftrek toegepast van een bedrag van € 8.282 als ‘verschil met laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag (inclusief rente) ‘. In dat bedrag is kennelijk een bedrag aan rente begrepen van (€ 8.282,- min het bedrag van de voor 2014 laatst vastgestelde aanspraak op kot van € 7.800,- ) € 482,-. Op deze wijze wordt de voor dat jaar te verlenen compensatie ten onrechte gekort met dat bedrag aan toeslagrente. Om dat te voorkomen, dienen ook voor 2014 de bedragen vermeld onder a en c van de berekening van de compensatie, te worden verhoogd met dat bedrag aan toeslagrente van € 482,- (zie o.a. het advies van de Commissie in de zaak BAC 2020-024 Cicek).

De aftrek van bedragen aan ‘Verschil met laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag’ (het bedrag onder d van de berekening van de compensatie) en aan ‘Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag’ (het bedrag onder e van de berekening van de compensatie)
Voor een toelichting op deze aftrekposten verwijst de Commissie naar paragraaf 5 van de Compensatieregeling. De aftrek van het bedrag onder d vloeit voort uit de structuur van de Compensatieregeling. De aftrek van het bedrag onder e voorkomt dat slachtoffers ten aanzien van wie nog een bedrag aan teruggevorderde kot open stond, voor de berekening van de te verlenen compensatie gunstiger zouden worden behandeld dan slachtoffers die de teruggevorderde kot in het geheel hebben voldaan.

De aanspraak op terug te ontvangen loon- en inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen over 2017 en 2018
In deze bezwaarprocedure over compensatie in de toeslagensfeer kan geen uitspraak worden gedaan over aanspraken van belanghebbende op teruggaven van loon- of inkomstenbelasting of premies volksverzekeringen over 2017 en 2018. Dergelijke aanspraken moet belanghebbende aan de orde stellen en geldend maken in een bezwaarprocedure bij de (gewone, blauwe) Belastingdienst of door verzoeken om het verlenen van ambtshalve verminderingen van aanslagen over die jaren door die (gewone, blauwe) Belastingdienst.

Kosten rechtsbijstand
Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:

  • voor toeslagjaar 2013 en 2014 de berekening van de compensatiebedragen aan te passen als hiervoor vermeld en naar aanleiding hiervan ook de materiële schadevergoeding van 25% en de extra compensatie van 1% aan te passen.
  • de einddatum voor de berekening van immateriële schadevergoeding aan te passen tot het moment van de beslissing op bezwaar, zoals door UHT in de schriftelijke reactie op het bezwaarschrift is toegezegd.
  • Een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter