Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-124

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 december 2020

Ontvangst bezwaarschrift: 19 januari 2021

Hoorzitting: 9 juni 2021 (van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat is toegevoegd als bijlage)

Overdracht advies aan UHT: 21 juni 2021

Onderwerp van advies

Het door mevrouw (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is
gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst) genomen
beschikking definitieve compensatie CAF 11 van 16 december 2020 over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010. De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat zij deel heeft uitgemaakt van CAF onderzoek 2011. Met toepassing van de
Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020
(Staatscourant 7 september 2020, 45904; hierna: de Compensatieregeling) is aan haar
een bedrag van € 51.081 toegekend. De toegekende compensatie aan belanghebbende bestaat uit verschillende elementen.

Procesverloop

Voornemen

Bij brief van 30 september 2020 heeft de dienst aan belanghebbende een voornemen tot compensatie CAF 11 van € 37.889 aangekondigd.

Bestreden besluit

Bij besluit van 16 december 2020 heeft de dienst belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 51.081. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingediend bij e-mail van 19 januari 2021.

Zitting

Op 9 juni 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een
hoorzitting gehouden waarbij belanghebbende in persoon aanwezig was.

Verlengen beslissingstermijn

Bij brief van 1 juni 2021 heeft de dienst - met instemming van belanghebbende - de
termijn voor de beslissing op bezwaar verlengd tot 12 augustus 2021.

Gronden van bezwaar

Belanghebbende voert aan dat de bedragen van € 3.541 (2009) en € 2.217 (2010) in verband met “niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag” (onderdeel e van de
berekeningstabel) met het definitieve compensatiebedrag zijn verrekend. Onder
verwijzing naar de brief van 18 januari 2021 van (demissionair) Staatssecretaris
mevrouw aan de Tweede Kamer verzoekt belanghebbende kwijtschelding
van haar totale schuld over de jaren 2009 en 2010 ten bedrage van € 5.731.

In haar brief van 18 januari 2021 vermeldt de Staatssecretaris onder meer het volgende: “Mijn gewenste aanpak voor gedupeerde ouders binnen de hersteloperatie
kinderopvangtoeslag is als volgt: Alle openstaande schulden die gedupeerde ouders op
het moment van het uitbetalen van de herstelbetaling nog bij de Belastingdienst hebben, worden kwijtgescholden. Dit geldt zowel voor belasting- als toeslagschulden en indien van toepassing voor zowel de toeslagaanvrager als zijn/haar huidige partner. Ex-partners die aanvullende schade hebben geleden, en in bijzondere situaties verkeren, kunnen zich melden bij de Commissie Werkelijke Schade voor compensatie van deze schade.”

Verweer van de dienst

In zijn schriftelijke reactie van 5 maart 2021 stelt de dienst dat belanghebbende
ontvankelijk is in haar bezwaar.

Niet betaalde schuld kinderopvangtoeslag (onderdeel e)

De dienst geeft in zijn schriftelijke reactie aan dat de afdeling Inning heeft doorgegeven dat belanghebbende voor 2009 nog een openstaande schuld heeft van € 3.514 en voor 2010 € 2.217. Deze bedragen zijn nog niet door belanghebbende terugbetaald. Verder vermeldt de dienst bij punt 7.1.3 het volgende: “Voor de kwijtschelding van het nog openstaande bedrag van de toeslagvorderingen zal een wettelijke basis worden gecreëerd die met terugwerkende kracht in werking zal treden. Om direct te kunnen starten, wordt de kwijtschelding goedgekeurd met een beleidsbesluit. Hierin zal ook de nadere uitwerking van deze maatregel worden geregeld. Tot die tijd kunnen er geen wijzigingen worden aangebracht in dat onderdeel van de compensatie (Vermindering wegens openstaande KOT-schulden).”

Daarnaast stelt de dienst zich ambtshalve op het standpunt dat de volgende
compensatie onderdelen moeten worden aangepast.

Juridische bijstand (onderdeel h)

De dienst verklaart dat de toegekende vergoeding voor juridische kosten dient te
worden verhoogd met € 3.294 op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht.
Voor de berekening van procespunten is de dienst uitgegaan van de door
belanghebbende gemaakte kosten voor beroepsmatige bijstand voor de bezwaar- en
beroepsprocedures met betrekking tot de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010, inclusief
bezwaar en beroep in verband met een herziening van kinderopvangtoeslag over 2009.

Extra compensatie van 1% (onderdeel k)

Als gevolg van de verhoging van de compensatie voor juridische bijstand, dient de extra compensatie van 1% vanwege de mogelijke gevolgen van vermogenstoename te
worden verhoogd met € 33.

Rentevergoeding gemiste kinderopvangtoeslag

Daarnaast stelt de dienst dat recht bestaat op rente over het bedrag aan kinderopvangtoeslag dat belanghebbende niet heeft gekregen.

Immateriële schadevergoeding (i)

De dienst verklaart in zijn schriftelijke reactie dat de immateriële schade is berekend op
basis van 100 maanden en (17 x € 500) € 8.500 bedraagt. De vergoeding is berekend over de periode die is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit c.q. nihil stelling van 7 september 2020 en de dagtekening van de beschikking waartegen bezwaar is gemaakt, i.e. 16 december 2020.

Ter zitting heeft de dienst zijn standpunt wat betreft niet betaalde schulden
kinderopvangtoeslag (onderdeel e van de berekening) aangepast, in die zin dat de
compensatie, gezien het bepaalde in artikel 5 van de Compensatieregeling, hoe dan ook met dit bedrag verminderd moet worden omdat het een niet-betaalde schuld is (en blijft) en dat een eventuele kwijtschelding naderhand daar niet aan afdoet.

Eveneens ter zitting heeft de dienst naar voren gebracht dat de bij het bestreden besluit toegekende vergoeding voor kosten van juridische bijstand (€ 4.071) en het bij de schriftelijke reactie van 5 maart 2021 toegezegde aanvullende bedrag (€ 3.294) nog onvoldoende compensatie bieden voor de feitelijk gemaakte kosten. De dienst meent dat belanghebbende in aanmerking komt voor nog een aanvulling van € 9.091, zodat de totale compensatie voor kosten van juridische bijstand uitkomt op € 16.456.

Vaststaande feiten

Vaststaat dat belanghebbende over de toeslagjaren 2008 (€ 14.738), 2009 (€ 15.907) en 2010 (€ 4.495) kinderopvangtoeslag voor een totaalbedrag van € 35.140 heeft ontvangen, althans aanspraak hierop had. De toeslagen voor deze berekeningsjaren zijn gecorrigeerd als gevolg van het CAF 11 onderzoek en op nihil gesteld.

Bij beschikking van 16 december 2020 is een definitieve compensatie aan belanghebbende toegekend van € 51.081. De berekening gaat uit van een
compensatiebedrag van € 35.140 vermeerderd met € 8.786 voor geleden materiële
schade en verminderd met € 14.738 wegens eerdere bijstellingen. Ook bevat de
berekening een bedrag van € 8.500 ter vergoeding van immateriële schade en een extra compensatie van 1% voor mogelijke gevolgen van vermogenstoename.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd:
    o 6 december 2019, Staatscourant 9 december 2019, 66172;
    o 20 mei 2020, Staatscourant 26 mei 2020, 28700;
    o 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit tot wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht in verband met de
    verhoging van het tarief voor de vergoeding van de kosten van door een derde
    beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep van 8 december
    2020, Staatsblad 2020, 524 (hierna: Besluit tot wijziging van het Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid

De Bezwaarschriftenadviescommissie heeft het bezwaarschrift ontvangen per e-mail van 19 januari 2021 en doorgezonden naar de dienst op 12 februari 2021. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en ontvangen en voldoet ook overigens aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Schulden kinderopvangtoeslag 2009 en 2010

Belanghebbende verzoekt in haar bezwaarschrift om “kwijtschelding van de totale schuld over 2009 en 2010”.

De Bezwaarschriftenadviescommissie vat deze grond aldus op dat het bedrag wegens
niet afgeloste schulden kinderopvangtoeslag over 2009 en 2010 (bedrag van € 5.731)
in de berekening van compensatie niet langer als “niet betaalde schulden kinderopvangtoeslag” in mindering gebracht zou mogen worden. De Commissie volgt
belanghebbende hierin niet. De Bezwaarschriftenadviescommissie huldigt het
uitgangspunt dat geen compensatie dient te worden toegekend voor bedragen die niet
betaald zijn en ook niet meer behoeven te worden betaald.

De Commissie wenst wel op te merken dat de communicatie hierover tot verwarring kan leiden bij gedupeerden. Zo vermeldt de publicatie ‘Verder zonder schulden’ dat publieke schulden zullen worden kwijtgescholden en heeft de Staatssecretaris zich in
gelijkluidende zin uitgelaten. Eén en ander zaait naar de mening van de Commissie
verwarring over het, overigens terechte, standpunt van de dienst dat de KOT-schulden
van de compensatie moeten worden afgetrokken.

Vergoeding juridische bijstand

De dienst heeft te kennen gegeven – ambtshalve – terug te komen op het onderdeel van de compensatie betreffende vergoeding van kosten van juridische bijstand. Het betreft kosten van bezwaar- en beroepsprocedures aangaande KOT over de jaren 2008, 2009 en 2010. De dienst geeft aan dat de toeslagen over de jaren 2008, 2009 en 2010 gezamenlijk behandeld zijn geweest. In de beroepszaak met nummer 8910 blijkt, in tegenstelling tot wat eerder was aangenomen, het geschil over de KOT over genoemde jaren gezamenlijk te zijn behandeld op een hoorzitting. Uiteindelijk komt de dienst uit op een puntentotaal van 22 tegen een bedrag van € 748 per punt, wat tot een proceskostenvergoeding leidt van € 16.456 in plaats van € 4.071.

De Bezwaarschriftenadviescommissie onderschrijft de voorgenomen aanpassing van het compensatie onderdeel kosten van juridische bijstand door de dienst en adviseert dit bij beslissing op bezwaar te corrigeren.

Samenvatting en advies

De Commissie onderschrijft de door de dienst zelf voorgestelde wijzigingen van het
bestreden besluit (verhoging van de vergoeding van kosten van juridische bijstand en,
als gevolg daarvan, verhoging van de extra vermogenscompensatie van 1%).

Daarbij adviseert de Commissie de dienst om rente voor niet ontvangen
Kinderopvangtoeslag alsmede immateriële schade te vergoeden tot het moment van de beslissing op bezwaar.

De dienst wordt geadviseerd het bestreden besluit, conform het voorgaande, te herzien.

Voor het overige kan het bestreden besluit in stand blijven. Meer in het bijzonder is de
Commissie is van oordeel dat de dienst het bedrag wegens niet afgeloste schulden
kinderopvangtoeslag over 2009 en 2010 (bedrag van € 5.731) terecht in mindering
heeft gebracht op de compensatie.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter