BAC 2021-12387
Publicatiedatum 08-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 23 januari 2023 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: 16 maart 2023, 16 mei 2023 en 22 mei 2024
Hoorzitting: 23 mei 2024 om 10:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 28 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, om het bestreden besluit in stand te
laten en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen ‘Beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS)’ van 23 januari 2023 met kenmerk UHT-HD CWS. Met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) is aan belanghebbende een aanvullend bedrag toegekend van € 17.978.
Procesverloop
- Bij beschikking van 14 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende
een compensatie toegekend over de toeslagjaren 2009 en 2010 van € 38.338. - Bij brief van 23 juli 2021 heeft gemachtigde tegen deze beschikking pro formabezwaar ingediend.
- Op 15 november 2021 heeft belanghebbende CWS verzocht om een aanvullende
schadevergoeding toe te kennen. - Op 17 november 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende het bezwaar
tegen de beschikking van 14 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I ingetrokken. - Op 18 juli 2022 heeft belanghebbende nadere informatie aan CWS doen toekomen
en op 30 september 2022 is tijdens een gesprek het verzoek om aanvullende
schadevergoeding toegelicht. - Op 22 december 2022 heeft CWS UHT geadviseerd over aanvullende
schadevergoeding. - Bij beschikking van 23 januari 2023 heeft UHT het advies van CWS gevolgd en
aan belanghebbende een aanvullende compensatie toegekend van € 17.978. - Bij brief van 6 maart 2023 heeft gemachtigde tegen deze beschikking bezwaar
gemaakt. - Bij brief van 15 mei 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld met
bezwaargronden. - Op 26 februari 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 8 mei en 14 mei 2024 heeft gemachtigde per digitale brieven de
bezwaargronden aangevuld. - Op 21 mei 2024 heeft UHT hierop schriftelijk gereageerd.
- Op 23 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Op 16 juli 2024 is UHT per e-mail verzocht om een reactie met betrekking tot de
gevolgen van het nieuwe beleidskader van CWS voor de beslissing in deze zaak.
Op dezelfde dag heeft UHT per e-mail medegedeeld dat toetsing aan het nieuwe
beleidskader zal plaatsvinden bij het nemen van de beslissing op bezwaar. - Op 1 augustus 2024 heeft UHT nogmaals medegedeeld dat ten tijde van het
nemen van de beslissing op bezwaar het nieuwe beleidskader van CWS zal
worden meegenomen.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde
ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek
tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit
verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde
lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met
toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook
Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De
gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i)
dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die
schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna:
B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag op het onderzoek van
CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand
is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop
aansluiten.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen
tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies
van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een
juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel
plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.
In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit
geval kon baseren op het advies van CWS. Ter zitting heeft de gemachtigde van
belanghebbende aangegeven dat de bezwaren zich beperken tot de hierna te
bespreken aspecten.
Inkomensschade belanghebbende en haar partner
Belanghebbende stelt dat CWS op onjuiste wijze de inkomensschade van haar en haar
partner heeft beoordeeld. Zowel belanghebbende als haar partner zouden
inkomensverlies hebben geleden. Zij hebben om een vergoeding ter zake van € 30.000
verzocht.
CWS heeft geadviseerd geen compensatie toe te kennen wegens gemiste inkomsten
omdat onvoldoende aannemelijk is dat inkomensschade is geleden als gevolg van de
problemen met de KOT, die voor belanghebbende begonnen in februari 2010.
Uit het advies van CWS blijkt dat zij het niet aannemelijk acht dat de gestelde
inkomensschade is veroorzaakt door de KOT-problemen. Uit de overgelegde stukken leidt CWS af dat de partner van belanghebbende in 2010 meer is gaan verdienen dan de voorgaande twee jaren en dat daarom geen sprake kan zijn van een inkomensdaling. CWS volgt het standpunt van belanghebbende niet dat de eventuele inkomensdaling voortkomt uit problemen met de KOT. CWS leidt uit het dossier af dat de beëindiging van de onderneming van de partner van belanghebbende veroorzaakt werd door een conflict met de verhuurder van het bedrijfspand en niet vanwege KOT-problemen. De Commissie is van oordeel dat het door UHT onderschreven standpunt van CWS, dat op basis van de informatie die belanghebbende heeft aangeleverd, het niet aannemelijk is dat de inkomensschade van belanghebbende en haar partner het gevolg is van de KOT-problemen, zorgvuldig, begrijpelijk en navolgbaar is.
Immateriële schadevergoeding
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de immateriële
schadevergoeding voor belanghebbende zelf en voor haar kinderen en specifiek tegen de bouwstenen B, C en D. Tijdens de hoorzitting van 23 mei 2024 heeft UHT de beoordeling van deze bouwstenen toegelicht. Voor wat betreft bouwsteen C stelt UHT dat destijds is uitgegaan van op dat moment beschikbare informatie. Omdat belanghebbende hiertegen geen bezwaar had ingediend, staat deze informatie vast. Het toeslagjaar 2010 is niet meegenomen in de beoordeling van bouwsteen D, omdat belanghebbende voor 2009 en 2010 reeds is gecompenseerd.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter hoorzitting naar voren is gebracht blijkt niet
dat de feiten en omstandigheden met betrekking tot de bouwstenen C en D door CWS
zijn genegeerd of zouden kunnen leiden tot een hogere immateriële schadevergoeding. De Commissie overweegt dat UHT in redelijkheid het advies van CWS op dit punt heeft mogen volgen.
Motivering immateriële schadevergoeding
Gemachtigde voert namens belanghebbende aan dat de bouwstenen van de immateriële schadevergoeding niet in de primaire beschikking zijn toegelicht en dat dit daarom een motiveringsgebrek oplevert.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter hoorzitting naar voren is gebracht blijkt niet
dat de feiten en omstandigheden met betrekking tot de bouwstenen C en D door CWS
zijn genegeerd of zouden kunnen leiden tot een hogere immateriële schadevergoeding
dan toegekend. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van opnieuw opgevraagd advies bij CWS, medisch advies en een uitgebreide toelichting omtrent de bouwstenen van de immateriële schadevergoeding tijdens de hoorzitting van 23 mei 2024 en overige producties het bestreden besluit voldoende geeft gemotiveerd. De Commissie adviseert dan ook om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Nieuwe schadekader CWS
Tijdens de hoorzitting van 23 mei 2024 heeft gemachtigde aangevoerd dat het nieuwe
beleidskader van CWS mogelijk invloed kan hebben op de uitkomst van de onderhavige bezwaarprocedure en dat van UHT verlangd kan worden dat zij onderzoekt of en in hoeverre het nieuwe beleidskader invloed heeft op de bestreden beslissing. De Commissie overweegt als volgt.
Sinds 3 juni 2024 hanteert de CWS een nieuw beleidskader voor het vaststellen van
aanvullende schadevergoeding. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie UHT ruim de gelegenheid geboden om zich ervan te vergewissen of het advies van de CWS
zorgvuldig, begrijpelijk en navolgbaar is tegen de achtergrond van het nieuwe
beleidskader. UHT heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De Commissie
betreurt dat UHT zich, zoals zij heeft gesteld, pas bij de beslissing op bezwaar wil
uitlaten over het nieuwe beleidskader omdat de Commissie ter zake dan niet kan
adviseren. De Commissie gaat ervan uit dat UHT het verzoek om aanvullende
schadevergoeding zal beoordelen volgens het nieuwe beleidskader bij het nemen van de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren naar het oordeel van de Commissie ongegrond zijn, adviseert de
Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure af te wijzen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren, met dien verstande dat wat de implementatie van het nieuwe beleidskader van CWS betreft zij verwacht van UHT dat zij deze zal toepassen op het bezwaar van belanghebbende. Verder adviseert de Commissie om het bestreden besluit in stand te laten en het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter