BAC 2021-11913
Publicatiedatum 17-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 19 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-I-A, 30 november 2021 met kenmerk UHT-DC I en 30 november 2021 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschrift: 24 augustus 2021 en 6 december 2021
Hoorzitting: 31 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 11 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gericht tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 30 november 2021 (UHT-DC I) en tegen de beschikkingen d.d. 19 juli 2021 (UHT-DC-I-A) en 30 november 2021 (UHT-O OGS B) ongegrond te verklaren en deze beslissingen in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende op 6 december 2021 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen, Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 30 november 2021 (UHT-DC I). In deze beschikking is het verzoek om compensatie voor berekeningsjaren 2005, 2009 en 2010 toegewezen. Het totaal toegekende bedrag aan compensatie bedraagt € 37.455,-.
Het bezwaarschrift van belanghebbende is eveneens gericht tegen:
- de vooraankondiging compensatie KOT van 19 juli 2021 (UHT-VC I) voor berekeningsjaren 2005, 2009 en 2010 waarin aangekondigd wordt dat belanghebbende € 37.232,- ontvangt.
Het bezwaarschrift van belanghebbende is verder gericht tegen:
- de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 19 juli 2021 (UHT-DC-I-A) voor berekeningsjaren 2006 tot en met 2008;
- de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/ grove schuld (O/GS) van 30 november 2021 (UHT- O OGS B) voor 2011 waarin aan belanghebbende een tegemoetkoming van € 2.262,- is toegekend.
Deze beschikkingen wordt hierna samen aangeduid als ‘de bestreden beschikkingen’.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft omstreeks 22 oktober 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- De Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (hierna aangeduid als Commissie van Wijzen -CvW-) heeft in haar advies van 17 juni 2021 geoordeeld dat gedurende de berekeningsjaren 2006 tot en met 2008 en 2011 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen of van hardheid van het stelsel.
- Bij definitieve beschikking van 30 november 2021 heeft UHT aan belanghebbende voor de jaren 2005, 2009 en 2010 een definitief compensatiebedrag van € 37.455,- toegekend.
- Bij definitieve beschikking van 30 november 2021 heeft UHT aan belanghebbende een tegemoetkoming van € 2.262,- voor het jaar 2011 toegekend.
- Bij beschikking van 19 juli 2021 heeft UHT aan belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie voor berekeningsjaren 2006 tot en met 2008.
- Bij brief ontvangen op 24 augustus 2021 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de vooraankondiging compensatie KOT van 19 juli 2021.
- Bij brief ontvangen op 6 december 2021 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de compensatiebeschikking van 30 november 2021 en tegen de beschikking van 19 juli 2021 die betrekking heeft op afwijzing van compensatie.
- UHT heeft op 11 oktober 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Bij brief ontvangen op 29 januari 2023 heeft belanghebbende aanvullende gronden ingediend.
- Op 31 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
- Bij e-mail van 31 januari 2024 heeft belanghebbende een aanvullend schriftelijk stuk overgelegd
- Op 8 februari 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende voert aan dat zij vanaf 2002 tot en met 2017 bedragen aan de Belastingdienst/ Toeslagen heeft moeten terugbetalen. Zij wordt echter slechts gecompenseerd voor drie jaren.
In haar reactie voert UHT aan dat voor berekeningsjaren 2006 tot en met 2008 sprake is geweest van neerwaartse correctiebeschikkingen. De grondslag hiervoor is gelegen in reguliere wijzigingen (wijziging van opvanguren, opwaartse wijziging van het toetsingskinkomen). Uit de gegevens van UHT blijkt niet dat in het jaar 2011 sprake is geweest van kinderopvang. Met betrekking tot deze jaren is geen sprake geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid van het stelsel.
Onderwerp van advies
De Commissie overweegt als volgt. Uit de aan de Commissie bekende gegevens blijkt niet dat belanghebbende in de jaren vóór 2005 KOT heeft ontvangen. De Commissie acht de beslissing van UHT om de herbeoordeling van KOT te beperken tot berekeningsjaren 2005 tot en met 2011 navolgbaar.
Compensatie berekeningsjaren 2005, 2009 en 2010
Voor berekeningsjaren 2005, 2009 en 2010 heeft belanghebbende compensatie ontvangen van UHT. In haar bezwaar voert belanghebbende aan dat zij ook wettelijke rente vergoed wil hebben ter zake van ten onrechte niet- of te laat betaalde KOT. De Commissie overweegt dat belanghebbende recht heeft op rentevergoeding over gemiste KOT (compensatieberekening, component o). Overeenkomstig artikel 2.2 sub g Wht heeft UHT aan belanghebbende een rentevergoeding betaald voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de KOT of het beëindigen van de voorschotverlening KOT (productie 10). Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Tegemoetkoming O/GS
Volgens belanghebbende heeft zij aanspraak op een hoger bedrag aan tegemoetkoming in verband met een onterechte kwalificatie opzet/ grove schuld (O/GS). De Commissie stelt vast dat belanghebbende voor de jaren 2005, 2009 en 2010 is gecompenseerd. De Commissie heeft in de aan haar verstrekte stukken geen gegevens aangetroffen waaruit blijkt dat voor de overige jaren 2006 tot en met 2008 sprake is geweest van een onterechte kwalificatie opzet / grove schuld. Voor zover dit anders zou zijn bepaalt artikel 2.6 lid 4 Wht dat belanghebbende geen recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming als zij over hetzelfde berekeningsjaar recht heeft op compensatie als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Belanghebbende heeft geen gronden aangevoerd tegen de beschikking O/GS-tegemoetkoming (berekeningsjaar 2011). Belanghebbende voert aan dat zij in verband met de toegekende tegemoetkoming ook in aanmerking komt voor vergoeding van wettelijke rente. De Commissie overweegt dat belanghebbende ter zake geen aanspraak heeft op een rentevergoeding. De O/GS-tegemoetkoming bedraagt 30 procent van het bedrag dat voor 2011 teruggevorderd is (artikel 2.6 lid 2 Wht). Dit betreft 30 % van € 7.539,-. UHT heeft dit bedrag ad € 2.262,- betaald aan belanghebbende. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel ongegrond.
Berekeningsjaren 2006 tot en met 2008 en 2011
Belanghebbende heeft geen aanspraak op compensatie op grond van artikel 2.1 lid 1 Wht over de jaren 2006 tot en met 2008 en 2011. Dit licht de Commissie als volgt toe. Voor de jaren 2006 tot en met 2008 en 2011 is sprake geweest van beschikkingen waarin de (als voorschot) toegekende KOT neerwaarts is gecorrigeerd. Deze correcties hielden verband met reguliere wijzigingen, die bestonden uit wijzigingen van opvanguren, opwaartse wijzigingen van het toetsingskinkomen en in 2011 een stopzetting KOT door belanghebbende. De Commissie acht het niet aannemelijk dat (in dit verband) sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem (artikel 2.1 lid 1 Wht). Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Werkelijke schade
Op basis van de Wht kan UHT de door belanghebbende geleden schade die niet op basis van artikel 2.2 Wht en artikel 2.3 lid 1 t/m 7 Wht wordt vergoed, aanvullend compenseren als werkelijke schade. In dat geval moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.1 lid 3 Wht. Hiervoor kan belanghebbende zelf een verzoek indienen bij CWS: www.werkelijkeschade.nl.
Zorgvuldigheid
Belanghebbende vermoedt dat het onderzoek door UHT niet zorgvuldig is geweest. Zo is haar uit een ontvangen samenvatting gebleken dat de KOT uitbetaald werd aan een kinderdagverblijf (de Vijverkroost), terwijl zij geen gebruik heeft gemaakt van deze diensten. Belanghebbende wil graag weten wie deze partij is en of hier fouten zijn gemaakt. UHT heeft in een nadere schriftelijke reactie bevestigd dat alle betalingen over het jaar 2009 zijn gedaan aan Partou B.V. zoals belanghebbende ook aangeeft. Als gevolg van een naamswijziging is de Vijverkroost eerder genoemd. De Commissie stelt vast dat de onduidelijkheid die er op dit punt bestond met de nadere schriftelijke reactie is opgehelderd en er sprake is geweest van een zorgvuldig onderzoek.
Proceskostenvergoeding
Omdat het bezwaar van belanghebbende ongegrond is adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- de bestreden beschikkingen in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter