Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-11821

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-B DMB2 en UHT-DC-I-A ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren. Met betrekking tot het toeslagjaar 2011 is de Commissie van mening dat belanghebbende niet als gedupeerde moet worden aangemerkt. De KOT voor 2011 is bijgesteld op basis van wijzigingen doorgegeven door belanghebbende zelf of de kinderopvanginstelling. Er zijn geen aanwijzingen voor institutioneel vooringenomen handelen door B/T of hardheid. Het bezwaar is op dit punt ongegrond. Bovendien oordeelt de Commissie dat UHT in het schriftelijke verweer en aanvullende reactie duidelijk heeft uitgelegd hoe de betalingen en verrekeningen in het toeslagjaar 2011 hebben plaatsgevonden. Daarom acht de Commissie het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking op dit punt ongegrond. Ten aanzien van de immateriƫle schadevergoeding adviseert de Commissie deze te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Met betrekking tot de hoogte van de door UHT toegekende forfaitaire compensatie over toeslagjaar 2013, volgt de Commissie het standpunt van UHT dat zij een onjuiste berekening hebben gehanteerd. De Commissie adviseert om de rente van de gemiste KOT voor 2013 te berekenen over de juiste periode. Het bezwaar is op dit punt gegrond. Daarnaast constateert de Commissie dat belanghebbende niet op de FSV-lijst voorkomt.

Advies