Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-1080

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT

Ontvangst bezwaarschrift: 26 mei 2021

Hoorzitting: 21 januari 2022

Overdracht advies aan UHT: 25 maart 2022

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde (hierna: gemachtigde) ingediende bezwaarschrift, namens (hierna: belanghebbende), is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn.
Catshuisuitkering van 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT).

Procesverloop

Belanghebbende heeft zich op 20 januari 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Bij brief van 3 februari 2021, heeft UHT belanghebbende de ontvangst van haar aanmelding bevestigd en haar meegedeeld dat zij deze heeft geregistreerd. Bij beschikking van 1 mei 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000. Bij brief van 26 mei 2021 heeft gemachtigde pro forma bezwaar ingediend tegen deze beschikking. De gronden van het bezwaar zijn door gemachtigde bij brief van 1 september 2021 aangevuld. Op 23 december 2021 heeft UHT hier schriftelijk op
gereageerd. Op 21 januari 2021 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van de gemachtigde en de belanghebbende. Op 8 februari 2022 heeft UHT een aanvullende reactie gestuurd. Gemachtigde heeft op 22 februari 2022 gereageerd.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

  • de bestreden beslissing is ondeugdelijk gemotiveerd. Op grond van artikel 3:46 Awb en 3:47 Awb moet bij de bekendmaking van een besluit een concrete reden worden gegeven. Dat is niet gebeurd, er worden slechts algemene afwijzingsgronden genoemd.
  • met betrekking tot toeslagjaar 2011:
    • In de beschikking van 25 januari 2013 (productie 26 bij de Schriftelijke reactie van UHT) wordt vermeld dat belanghebbende geen recht op kinderopvangtoeslag over 2011 zou hebben omdat zij niet zou hebben gereageerd op een herhaald verzoek om informatie over de daadwerkelijk gemaakte opvangkosten in 2011. Belanghebbende heeft altijd gereageerd op informatieverzoeken. Verzocht wordt om (nadere informatie omtrent) deze informatieverzoeken, nu deze ontbreken in het dossier;
    • belanghebbende heeft in 2011 gebruik gemaakt van kinderopvang. Uit productie
      23 blijkt dat zij kennelijk ook iets doorgegeven heeft over dit toeslagjaar en ook
      blijkt hieruit dat de gemeente of het UWV een bijdrage van € 136 per maand verstrekte.
    • In een herzieningsbeschikking van 16 mei 2013 staat dat het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2011 is gewijzigd naar € 0,00 naar aanleiding van een
      controle, waarbij zou zijn gebleken dat bij de berekening van het voorschot rekening is gehouden met onjuiste gegevens (productie 24 bij de Schriftelijke reactie van UHT). Dat is wat anders dan een herziening naar nihil naar aanleiding
      van het uitblijven van een reactie op een informatieverzoek.
    • Nu UHT de hiervoor bedoelde informatieverzoeken niet kan laten zien, behoort
      het verhaal van belanghebbende niet in twijfel te worden getrokken en mag van
      belanghebbende niet worden verwacht dat zij met nader bewijs komt welke haar
      standpunt onderbouwt. Wegens het verder niet kunnen overleggen van een
      volledig dossier door UHT, zal er van uit moeten worden gegaan dat de nihilstelling voor 2011 niet terecht is geweest. Belanghebbende komt dus in
      aanmerking voor de uitkering van € 30.000 volgens de Catshuisregeling.

Verder verzoekt gemachtigde om vergoeding van proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure, ook als het bezwaar ongegrond wordt verklaard maar wel de motivering van het bestreden besluit wordt aangevuld.

Verweer

In zijn schriftelijke reactie van 23 december 2021 en aanvullende reactie van 8 februari
2022 stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. Het
bezwaar van belanghebbende is ongegrond.

UHT heeft zich, samengevat, als volgt uitgelaten over de bezwaren van gemachtigde.

  • De algemene gronden van afwijzing zijn inderdaad ruim. Onderhavige bezwaarprocedure biedt echter bij uitstek ruimte om nader in te gaan op de concrete
    situatie van belanghebbende.
  • Er is voor belanghebbende sprake geweest van aanspraak op kinderopvangtoeslag
    over de periode van 2008 tot en met 2015. De hoogte van de aanspraak op KOT
    varieert. De reden daarvan is per jaar aangegeven. Voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2014 blijkt uit het dossier dat de kinderopvangtoeslag is aangepast omdat het loon van belanghebbende hoger was geworden of de uren van de kinderopvang minder waren geworden, Voor 2012 en 2013 heeft belanghebbende zelf de kinderopvangtoeslag stopgezet. In 2015 maakte belanghebbende geen gebruik van de kinderopvang. Op basis van het beschikbare dossier is er (op dit moment) geen aanknopingspunt om aan te nemen dat belanghebbende gedupeerd is geraakt door toedoen van de Belastingdienst/Toeslagen of dat er sprake is van vooringenomen handelen. Dat is de reden waarom na het uitvoeren van de lichte toets geen € 30.000 aan belanghebbende is toegekend.
  • Voor het jaar 2011 zijn de informatieverzoeken niet terug te vinden in het systeem van UHT. Enkel de daaropvolgende stopzettingsbrief is aanwezig.
  • Het is niet duidelijk welke informatie belanghebbende zou hebben doorgegeven met
    betrekking tot de herzieningsbeschikking KOT 2011 met dagtekening 25 februari 2011.
  • In de beschikking van 16 mei 2013 waarbij de kot voor 2011 op nihil werd gesteld
    (productie 24 bij de Schriftelijke reactie) is inderdaad vermeld dat de aanleiding tot de nihilstelling was dat de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens waarop het voorschot was gebaseerd had gecontroleerd en dat uit die controle blijkt dat bij de berekening van het voorschot rekening was gehouden met onjuiste gegevens. Dat is echter een standaardtekst, en niet per se de reden waarom de kot is herzien. UHT gaat uit van de reden die in het RKT bestand is genoemd. Dat is, zie blz. 3, laatste regel van productie 43 bij de Schriftelijke reactie: nihilbeschikt ivm non-respons.
  • Het uitzoeken van de feiten rond de maandelijkse bijdrage van de gemeente of UWV
    vergt meer werk en overstijgt de uitvoering van de lichte toets. In de bestreden beschikking is aangekondigd dat in het kader van de integrale beoordeling verder naar de persoonlijke situatie van belanghebbende wordt gekeken.
  • Op basis van het beschikbare dossier is er (op dit moment) geen aanknopingspunt om aan te nemen dat belanghebbende gedupeerd is geraakt door toedoen van de
    Belastingdienst/Toeslagen of dat er sprake is van vooringenomen handelen. Dat is de reden waarom na het uitvoeren van de lichte toets geen € 30.000 aan belanghebbende is toegekend.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Het Verzamelbesluit Toeslagen van 11 januari 2021, nr. 2020-179259 (Stcrt
    2021,2142, hierna: Verzamelbesluit Toeslagen);
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021,
    Staatscourant 19 maart 2021, 14691, gewijzigd bij besluit van 31 mei 2021,
    Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: de Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

UHT heeft het bezwaarschrift ontvangen op 26 mei 2021. Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en tijdig ontvangen en voldoet aan de daaraan te stellen eisen

Vaststaande feiten

Belanghebbende heeft in de jaren 2008 tot en met 2014 kinderopvang genoten en ook
voorschotten aan kinderopvangtoeslag ontvangen. Die voorschotten zijn herzien, wat
leidde tot terugbetaling van voorschotten.

Op 20 januari 2021 heeft belanghebbende zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van haar aanspraak op kinderopvangtoeslag.

Op enig moment heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor toekenning van een
uitkering op grond van de Casthuisregeling.

De beschikking van 1 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:

“U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag. Het
kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te geven.
Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst een lichte toets. (…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden u € 30.000 uit te betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw herbeoordeling is nog niet
klaar.

Wat is er uit de lichte toets gekomen?
Wij denken dat voor u misschien 1 of meer van deze situaties geldt:

  • U hebt nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd.
  • U vroeg kinderopvangtoeslag aan. Maar u voldeed niet aan de voorwaarden:
    o U had bij voorbeeld geen kinderen jonger dan 14 jaar.
    o Of u had geen werk.
    o Of u volgde geen opleiding.
    o Of u maakte geen gebruik van de kinderopvang
  • U moest geld terugbetalen omdat u zelf achteraf uw kinderopvangtoeslag hebt
    stopgezet.
  • U moest geld terugbetalen omdat uw loon hoger was geworden. Of de uren van
    de kinderopvang minder waren geworden. Daardoor klopte de eerste inschatting
    niet meer. (…).”

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

De Commissie stelt voorop en overweegt meer in het algemeen dat het kabinet in het
kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag eind 2020 aanvullende maatregelen heeft genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling) tot stand gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de betreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een lichte toets. Na de lichte toets volgt eventueel nog een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag,
    bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna
    ook: de herstelregelingen).

De beschikking van 1 mei 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: “Helaas
zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen” bevat, na die mededeling, slechts
een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 1 mei 2021 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bezwaar is in zoverre gegrond.

Bij de Schriftelijke reactie en de aanvulling daarop heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij nog niet tot toekenning van een uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan. Daarin heeft UHT voor de jaren 2008 tot en met 2015 per jaar meegedeeld waarom de aan belanghebbende toegekende voorschotten aan kinderopvangtoeslag werden verlaagd. Voor wat betreft de jaren 2008 tot en met 2010 en 2012 tot en met 2015 heeft belanghebbende de gronden voor die verlagingen niet bestreden. Die gronden geven geen aanspraak op toekenning van een Catshuis-uitkering. Voor het jaar 2011 heeft belanghebbende de aangevoerde reden voor nihilstelling van het voorschot aan kinderopvangtoeslag wèl gemotiveerd bestreden. Voor dat jaar is derhalve nader onderzoek nodig, maar gelet op de aard van de door UHT gegeven reden voor de nihilstelling – het desgevraagd niet verstrekken van inlichtingen – valt de beslissing om ook voor dat jaar nog geen uitkering op grond van de Catshuisregeling te verstrekken, te billijken.

Daarom zal de Commissie UHT adviseren het bestreden besluit in stand te laten.
De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig
mogelijk zal plaatsvinden. De Commissie geeft UHT in dat kader mee om bij de herbeoordeling met name aandacht te besteden aan de vragen van gemachtigde over de reden van de nihilstelling over het jaar 2011 en de ontbrekende vraagbrieven.
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen.

Samenvatting en advies

Samenvattend adviseert de Commissie:

  • het bestreden besluit in stand te laten;
  • te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en het kader van die toets een serieus onderzoek te doen naar hetgeen de gemachtigde
    voor 2011 heeft aangevoerd;
  • een vergoeding toe te kennen voor de door belanghebbende gemaakte
    proceskosten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter