BAC 2021-10562 BAC 2021-01693
Publicatiedatum 01-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 27 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en 27 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 3 augustus 2021 en 21 september 2021
Hoorzitting: 2 december 2022
Overdracht advies aan UHT: 31 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften van belanghebbende ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 27 juli 2021 (UHT-DC-I A) en de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 8 september 2021 (UHT-DH5 A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna ook: Wht) in
werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304) komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 31 januari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kot over de jaren 2007 tot en met 2012.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 14 december 2020 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 27 juli 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2007 tot en met 2012.
- Gemachtigde heeft bij brief van 29 juli 2021, ingekomen op 3 augustus 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 8 september 2021 is belanghebbende bericht dat de herbeoordeling is uitgevoerd en dat zij niet in aanmerking komt voor een
tegemoetkoming voor de jaren 2007 tot en met 2012. - Gemachtigde heeft bij brief van 20 september 2021, ingekomen op 21 september 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Op 30 maart 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de ingediende bezwaarschriften.
- Bij brief van 5 augustus 2022, ingekomen op 6 augustus 2022, heeft gemachtigde
aanvullende gronden van bezwaar aangevoerd. - Op 16 september 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
- Op 2 december 2022 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd. - Bij mail van gemachtigde van 23 december 2022 en bij mail van belanghebbende
van 2 januari 2023 zijn stukken toegestuurd en vragen gesteld. - Op 22 februari 2023 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie ingediend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en tijdig zijn ontvangen en dat de bezwaarschriften ook overigens voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om geen compensatie of tegemoetkoming aan
belanghebbende toe te kennen.
Voor een compensatie in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen, zoals die op 5 november 2022 in werking is getreden en waarbij het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare zaken (hierna: de Compensatieregeling) – dat ten tijde van het nemen van de bestreden beschikking gold – is vervallen, komt in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op kot in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.
De Commissie ziet dat belanghebbende vooral op zoek is naar duidelijkheid en inzicht in de berekeningen en terugvorderingen. In de schriftelijke reacties heeft UHT de
terugvorderingen, neerwaartse correcties en verrekeningen van de kot toegelicht en met stukken onderbouwd. In de aanvullende schriftelijke reactie van 23 februari 2023 zijn de door belanghebbende gestelde nadere vragen uitvoerig beantwoord. Uit de schriftelijke reacties van UHT, de overgelegde stukken en de beantwoording van de vragen, is voldoende aannemelijk geworden dat de herzieningen van de kot zijn gebaseerd op door belanghebbende overgelegde gegevens en wijzigingen in het aantal afgenomen opvanguren en het toetsingsinkomen. Er moest dus door belanghebbende worden terugbetaald, omdat zij uiteindelijk op minder kot recht had dan waarmee in de voorschotbeschikkingen rekening was gehouden.
Voor de Commissie is dan ook niet aannemelijk geworden dat bij de terugvordering van de kot sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen of van bijzondere hardheid.
Het is de Commissie evenmin gebleken dat de bestreden beschikkingen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Weliswaar ontbreekt in de beschikkingen een gespecificeerde en gedetailleerde berekening per toeslagjaar, maar de Commissie vindt dat een dergelijke berekening als onderdeel van de primaire besluiten ook niet van UHT verwacht kan worden. De herbeoordeling richt zich immers op signalen van institutioneel vooringenomen handelen of bijzondere hardheid en is niet bedoeld als volledige cijfermatige onderbouwing van de vaststellingen kot over alle jaren.
Belanghebbende heeft verder vragen gesteld over de uitgevoerde verrekeningen en
betalingsregelingen. Zij heeft erop gewezen dat zij in financiële problemen is gekomen
door verrekeningen van terugvorderingen kot met haar recht op andere toeslagen.
Daarover overweegt de Commissie als volgt. Een belanghebbende heeft er recht op dat een voor hem belastende beschikking berust op een deugdelijke, begrijpelijke,
draagkrachtige motivering. Dat betekent dat in een geval waarin de belanghebbende in bezwaar klaagt over verrekeningen die, beweerdelijk, in zijn nadeel hebben plaats
gevonden of over de door hem ervaren onbegrijpelijkheid daarvan, daarop een passende, begrijpelijke, reactie kan lezen in de schriftelijke reactie naar aanleiding van zijn bezwaar. UHT heeft in haar nadere schriftelijke reactie een toelichting op de
verrekeningen gegeven aan de hand van de door belanghebbende gestelde vragen en
door haar toegestuurde stukken. Daarmee heeft UHT voldoende duidelijkheid over de
verrekeningen verschaft. De Commissie kan zich voorstellen dat belanghebbende door de verrekeningen en betalingsregelingen financiële problemen heeft ondervonden. De
Commissie heeft echter geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten kunnen vinden om te concluderen dat door de toegepaste verrekeningen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid.
Advies
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter