Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-10494 en 2021-00539

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: van 27 mei 2021 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 2 juli 2021

Hoorzitting: 31 januari 2024

Overdracht advies aan UHT: 22 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en de proceskosten te vergoeden. Voorts adviseert de Commissie UHT om ook over toeslagjaar 2007 compensatie toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen:

  • Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I, en
  • Definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT van 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.

In de beschikking met kenmerk UHT-DC I is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009 een compensatie toegekend van € 50.392,-.

In de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A is met toepassing van de Compensatieregeling aan belanghebbende voor het toeslagjaar 2007 géén compensatie toegekend.

    Procesverloop

    • Belanghebbende heeft op 9 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2007 tot en met 2009.
    • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 11 maart 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende het toeslagjaar 2007 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
    • Bij beschikking van 27 mei 2021 met als kenmerk UHT-DC-I A is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie KOT voor toeslagjaar 2007.
    • Bij brief van 6 april 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 50.199,- voor de toeslagjaren 2008 en 2009.
    • Bij beschikking van 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I is de voorlopige compensatie aangevuld tot € 50.392,-.
    • Gemachtigde heeft bij brief van 30 juni 2021, ingekomen op 2 juli 2021, tegen de beide besluiten van 27 mei 2021 bezwaar ingediend. Dit bezwaarschrift is op 23 september 2022 aangevuld met gronden.
    • UHT heeft op 24 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
    • Op 31 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
    • Bij e-mailbericht van 31 januari 2024 heeft gemachtigde het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens van 2 oktober 2023 en de reactie daarop namens de staatssecretaris van Financiën-Toeslagen en Douane van 29 november 2023 aan de Commissie toegezonden. Bij e-mailbericht van 14 maart 2024 heeft UHT hierop gereageerd.

    Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

    Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    De afwijzing van compensatie over toeslagjaar 2007
    Belanghebbende betoogt dat Belastingdienst Toeslagen (B/T) ook over toeslagjaar 2007 vooringenomen heeft gehandeld jegens hem en dat hij ook over dit jaar in aanmerking komt voor compensatie. Ter onderbouwing daarvan verwijst belanghebbende naar het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens van 2 oktober 2023 en de zaak van belanghebbende en zijn echtgenote tegen B/T. In dat oordeel heeft het College voor de Rechten van de Mens ook ten aanzien van toeslagjaar 2007 geconcludeerd dat B/T door de harde fraudeaanpak jegens hen verboden (indirect) onderscheid op grond van ras heeft gemaakt. UHT stelt zich op het standpunt dat belanghebbende over toeslagjaar 2007 niet in aanmerking komt voor compensatie omdat er geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen of een andere compensatiegrond. Het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens maakt deze situatie niet anders. Omdat er geen sprake is van een onterechte terugvordering bestaat er volgens UHT ook geen grondslag waarover er eventueel compensatie berekend zou kunnen worden.

    De Commissie volgt UHT niet. In de eerste plaats stelt de Commissie vast dat over toeslagjaar 2007 sprake is van diverse neerwaartse correcties, bij beschikkingen van 7 en 15 april 2009, en daarmee van een terugvordering. De Commissie overweegt verder dat belanghebbende en zijn echtgenote een oordeel aan het College voor de Rechten van de Mens hebben gevraagd ten aanzien van de periode 2007 tot en met 2012. Het College voor de Rechten van de Mens heeft deze periode ook beoordeeld en geconcludeerd dat B/T jegens hen verboden (indirect) onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.

    Naar aanleiding van dit oordeel is bij brief van 29 november 2023 namens de staatssecretaris van Financiën-Toeslagen en Douane naar het College van de Rechten van de Mens toe als volgt gereageerd op zijn oordeel in de zaak aangespannen door belanghebbende:
    ‘(…) De zaak van belanghebbende betrof de toekenning en terugvordering van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2012. Om de aanvragen kinderopvangtoeslag te controleren heeft Dienst Toeslagen herhaaldelijk (aanvullende) informatie bij hen opgevraagd. De controles hebben ertoe geleidt dat de kinderopvangtoeslag werd stopgezet en teruggevorderd. Achteraf gezien vindt Dienst Toeslagen dat deze handelswijze niet goed is geweest. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) heeft vastgesteld dat Dienst Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld. Dienst Toeslagen leek er zonder nader onderzoek vanuit te gaan dat belanghebbende ten onterechte kinderopvangtoeslag hadden aangevraagd of in strijd met de regels handelden. De UHT heeft daarom geoordeeld dat belanghebbende financieel gecompenseerd dienen te worden en is er aan hen compensatie toegekend.

    Ook uw College is van oordeel dat de handelswijze van Dienst Toeslagen ten
    aanzien van belanghebbende niet goed is geweest. De harde fraudeaanpak door de Dienst Toeslagen was naar uw oordeel niet noodzakelijk, had onevenredig belastende gevolgen voor belanghebbende (grote financiële problemen) en was niet gebaseerd op een zorgvuldige belangenafweging.

    Op basis hiervan concludeert uw College dat Dienst Toeslagen tegenover belanghebbende verboden indirect onderscheid op grond van ras heeft gemaakt bij de toepassing van de harde fraudeaanpak op correcties en terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag. Er is geen sprake geweest van verboden indirect onderscheid bij de toepassing van gehanteerde selectie- en toepassingscriteria voor de controle, deze zijn door uw College neutraal en objectief gerechtvaardigd bevonden. Van direct onderscheid op grond van ras is volgens uw College ook geen sprake.

    Uw oordeel bevestigt hiermee dat in het verleden een aantal zaken niet goed is
    gegaan. Iedereen moet in gelijke gevallen gelijk behandeld worden,
    discriminatie (in welke vorm dan ook) kan en mag niet.
    (…)
    Eerder is gemeld dat de compensatieregeling (vooringenomen handelen) bij de
    UHT ook geldt voor ouders die getroffen zijn door een terugvordering of nihil
    stelling van de kinderopvangtoeslag en bij wie het College (of het eigen oordeel
    van Dienst Toeslagen) oordeelt dat dit mede een gevolg is geweest van
    discriminatie. In het geval van belanghebbende geldt dat zij deze compensatieregeling al ontvangen hebben. (…)’

    De Commissie overweegt dat in de brief van 29 november 2023 in lijn met het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens over de jaren 2007 tot en met 2012 is opgenomen dat voor deze periode compensatie is verleend door UHT. Over 2007 is dit echter feitelijk niet het geval geweest.

    Naar het oordeel van de Commissie heeft belanghebbende aan de brief van 29 november 2023 het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat hij ook over 2007 compensatie zou ontvangen. Deze verwachting acht de Commissie temeer gerechtvaardigd nu UHT pas later afstand heeft genomen van de inhoud van deze brief, waardoor belanghebbende sinds november 2023 in de veronderstelling kon verkeren dat hij ook voor het jaar 2007 gecompenseerd zou worden. In het licht van de hersteloperatie en in deze specifieke omstandigheden mocht belanghebbende gelet daarop verwachten dat hij ook voor 2007 gecompenseerd zou worden. De Commissie adviseert UHT daarom om ook over 2007 compensatie toe te kennen aan belanghebbende.

    De toewijzing van compensatie over toeslagjaren 2008 en 2009
    De compensatieberekening Bedrag onder a – toeslagjaar 2008 Belanghebbende betoogt dat het bedrag in de compensatieberekening vermeld onder a onjuist is; dit zou € 1,- meer moeten zijn.

    De Commissie stelt vast dat UHT belanghebbende hierin volgt. UHT heeft toegezegd dat het bedrag onder a zal worden aangepast naar € 18.784,-. De Commissie neemt hiervan met instemming kennis. Het bezwaar is op dit punt gegrond.

    Rente gemiste KOT

    Nu de grondslag van de compensatie wijzigt ten aanzien van toeslagjaar 2008, adviseert de Commissie UHT om component j, de rentevergoeding over gemiste KOT, voor dit toeslagjaar door te berekenen tot de dagtekening van de beschikking op bezwaar.

    Bedrag onder d – toeslagjaar 2009
    UHT stelt in de schriftelijke reactie ambtshalve vast dat de laatst vastgestelde KOT van € 7.717,- bij beschikking van 21 juli 2015 niet onder component d is betrokken in de compensatieberekening. UHT kondigt aan dit alsnog te doen, voor zover dit onder de streep niet ten nadele van belanghebbende is.

    De Commissie stelt vast dat het bedrag onder d, het verschil tussen component b (KOT na het onderzoek) en de laatst vastgestelde beschikking KOT is. Component b is een bedrag van € 7.313,-.

    De laatst vastgestelde beschikking KOT, van 21 juli 2015, is een bedrag van € 7.717,-. De Commissie adviseert UHT om nader te bezien of het bedrag onder component d dan niet € 404,- zou moeten bedragen. Als het bedrag onder d wordt aangepast, adviseert de Commissie UHT ook de overige, hiermee samenhangende, bedragen aan te passen.

    Vergoeding voor immateriële schade; begin- en einddatum
    Belanghebbende betoogt dat de begindatum onjuist is vastgesteld; dit had 7 april 2009 moeten zijn. Als einddatum moet de datum van de beschikking op bezwaar worden gehanteerd.

    De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van zijn compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.

    De Commissie stelt vast dat de periode waarover de vergoeding voor immateriële schade is vastgesteld, begint op 19 juni 2009 (de nihilstelling van KOT 2008) en eindigt op 10 juni 2021. Nu alsnog compensatie dient te worden toegekend over toeslagjaar 2007 is de Commissie met belanghebbende eens dat de begindatum voor de vergoeding voor immateriële schade moet worden bijgesteld naar 7 april 2009.
    De Commissie heeft met instemming kennis genomen van de toezegging van UHT in de schriftelijke reactie om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.
    Het bedrag van € 7.313,- Belanghebbende stelt dat onduidelijk is of dit bedrag aan KOT daadwerkelijk aan hem is uitgekeerd.

    De Commissie stelt aan de hand van het betaal-en verrekenoverzicht van het Landelijk Incasso Centrum vast dat de KOT 2009 voor dit bedrag aan belanghebbende ten goede is gekomen door middel van ‘verrekening naar’ of uitbetaling aan hem.

    Verrekeningen
    Dat de teruggevorderde bedragen over de toeslagjaren 2008 en 2009 zijn verrekend met andere toeslagen, maakt de compensatieberekening niet anders. B/T was ingevolge artikel 30 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) bevoegd om teruggevorderde KOT te verrekenen met andere aan belanghebbende uit te betalen tegemoetkoming of voorschot daarop.

    Voor zover belanghebbende meent dat hij als gevolg van de verrekeningen gevolgschade heeft geleden, kan hij dit inbrengen in de lopende bezwaarprocedure in het kader van de bepaling van de werkelijke schade.

    Proceskostenvergoeding
    Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en leidt tot herroeping van de bestreden besluiten adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

      Conclusie

      Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

      • Het bezwaarschrift, voor zover gericht tegen de beschikking van 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I (de toewijzing) deels gegrond te verklaren;
      • De compensatieberekening als volgt aan te passen:
        • component a van toeslagjaar 2008 aan te passen van € 18.783,- naar
        • € 18.784,-;
        • de componenten c, d en f in verband hiermee aan te passen voor toeslagjaar 2008;
        • de rentevergoeding over gemiste KOT (component j) voor toeslagjaar 2008 door te berekenen tot aan de dagtekening van de beschikking op bezwaar;
        • de begindatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op 7 april 2009 en de einddatum op de dagtekening van de beschikking op bezwaar;
        • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal opnieuw te berekenen.
      • Het bezwaarschrift, voor zover gericht tegen de beschikking van 27 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A (de afwijzing) eveneens gegrond te verklaren en alsnog compensatie over toeslagjaar 2007 aan belanghebbende toe te kennen;
      • Een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.

      [handtekening]

      Secretaris

      [handtekening]

      Fungerend voorzitter