BAC 2021-1011
Publicatiedatum 11-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 mei 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 2 juni 2021
Hoorzitting: 11 mei 2022
Overdracht advies aan UHT: 20 juli 2022
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag over 2005, 2007 en 2010 van 11 mei 2021 (UHT-DC-I A).
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaardvergoedingen volgens de Compensatieregeling en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.
Procesverloop
Aan belanghebbende is eerder, bij vooraankondiging van 23 april 2021, een bedrag van € 48.838 aan compensatie toegekend over de jaren 2006, 2008, 2009, 2011, 2012 en 2013 omdat de Belastingdienst/Toeslagen fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag in die jaren. In de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 7 juli 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende voor deze jaren een bedrag toegekend dat € 166 hoger is dan de aankondiging, te weten € 49.004.
In de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 11 mei
2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat bij de beoordeling van kinderopvangtoeslag over de jaren 2005, 2007 en 2010 geen fouten zijn gemaakt. Belanghebbende heeft daarom voor die jaren geen recht op compensatie. Deze beschikking is gebaseerd op het advies van de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) van 25 maart 2021.
Bij brief van 1 juni 2021, ontvangen op 2 juni 2021, heeft belanghebbende bezwaar
gemaakt tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag
van 11 mei 2021. Hierbij is een eerdere brief aan de Belastingdienst/Toeslagen van
17 december 2019 gevoegd en diverse producties.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft belanghebbende haar persoonlijke dossier ontvangen.
Bij brief van 16 februari 2022 heeft meegedeeld dat hij als gemachtigde van
belanghebbende zal optreden.
UHT heeft op 8 maart 2022 een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift ingediend.
Op 11 mei 2022 is een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
Naar aanleiding van op de hoorzitting gemaakte afspraken heeft UHT op 18 mei 2022 het ontbrekende advies van de CvW van 25 maart 2021, het betaal- en verrekenoverzicht (hierna: LIC overzicht) over 2007, een werkopdracht van 13 december 2019 met betrekking tot het verzoek om herbeoordeling van belanghebbende en een “ontvangstbevestiging melding ten onrechte stoppen toeslagen” van 9 januari 2020, aan de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) toegezonden. Daarop heeft de gemachtigde van belanghebbende gereageerd op 8 juni 2022. Op 21 mei 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende informatie van de accountant van belanghebbende over het jaar 2007 ingebracht. Daarop heeft UHT op 7 juni 2022 een aanvullende schriftelijke reactie ingebracht.
Gronden van bezwaar
De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt:
Belanghebbende vraagt om herbeoordeling van het toeslagjaar 2007. Zij vindt dat zij
ook voor dat jaar recht heeft op compensatie. Belanghebbende heeft in 2007 een bedrag van € 14.992 aan toeslagen ontvangen, de Belastingdienst heeft een bedrag
van € 17.506 teruggevorderd. Er is sprake van een wirwar aan data vanwege
terugvorderingen, verrekening en loonbeslagen. In januari 2015 heeft belanghebbende van de Belastingdienst printjes uit het computersysteem gekregen. De accountant van belanghebbende heeft de printjes onderzocht en geordend om duidelijkheid te creëren. Hij is daar anderhalve week mee bezig geweest. Belanghebbende verzoekt naast herbeoordeling om vergoeding van deze kosten.
Verweer
Bij de definitieve berekening van toeslagjaar 2007 is gebleken dat het kind van
belanghebbende, minder uren kinderopvang heeft genoten dan in de voorschotfase
is berekend. Ook is gebleken dat sprake is van een hoger toetsingsinkomen dan vooraf is ingeschat. De terugvordering van € 1.236 is niet het gevolg van vooringenomen
handelen door de Belastingdienst/Toeslagen of hardheid. Ook is er geen sprake van een onterechte kwalificatie opzet of grove schuld. Daarom heeft belanghebbende geen recht op compensatie voor toeslagjaar 2007.
Voor de vergoeding van de kosten van haar accountant kan belanghebbende zich
eventueel wenden tot de CWS.
Toepasselijke wet- en regelgeving
- Algemene wet bestuursrecht;
- Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
- Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
2020, 45904; - Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993;
- Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
Staatscourant 1 maart 2021, 10248.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaar 2007 betrokken in herbeoordeling?
De Commissie stelt vast dat de beschikking van 11 mei 2021, waar het bezwaar zich tegen richt, gaat over de toeslagjaren 2005, 2007 en 2010. Het toeslagjaar 2007 is dus
wel meegenomen in de herbeoordeling, daaraan hoeft belanghebbende niet te twijfelen.
Recht op compensatie voor toeslagjaar 2007?
Uit wat belanghebbende, haar echtgenoot, gemachtigde en accountant naar voren
hebben gebracht, is de Commissie gebleken dat voor het bieden van herstel aan
belanghebbende en haar gezin nodig is dat er echt duidelijkheid komt. Zij zien zich
geconfronteerd met een wirwar aan data vanwege terugvorderingen, verrekeningen en loonbeslagen en een onverklaarbaar verschil tussen een ontvangen bedrag aan
kinderopvangtoeslag van € 14.992 en een daarmee qua hoogte niet te rijmen
terugvordering van € 17.506 in 2007. Het door UHT overgelegde LIC overzicht over 2007 biedt, zo blijkt ook uit de brief van 8 juni 2022 van de gemachtigde van belanghebbende, niet de vereiste duidelijkheid. Ook voor de Commissie is het verschil tussen beide voormelde bedragen niet duidelijk geworden. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar gegrond te verklaren vanwege een motiveringsgebrek en zich tot het uiterste in te spannen om belanghebbende en haar echtgenoot alsnog de zo gewenste duidelijkheid en uitleg te geven. Bij de uitleg van de verrekeningen kan dan duidelijk worden waarom deze hebben plaatsgevonden en of deze van doen hebben gehad met vooringenomen handelen.
De Commissie merkt nog op dat ter zitting naar voren is gekomen dat mogelijk verrekening heeft plaatsgevonden in relatie met de onderneming van belanghebbende en haar echtgenoot.
De Commissie komt tot dit advies omdat, zoals ter zitting pijnlijk duidelijk is geworden,
het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen nog steeds een traumatiserende uitwerking heeft op belanghebbende, haar echtgenoot en hun gezin. Het is, in het licht
van de bedoeling van de hersteloperatie, voor hen van essentieel belang dat zij duidelijkheid krijgen over de van hen in 2007 teruggevorderde bedragen.
Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 1 procespunt (verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Met betrekking tot de kosten van de accountant in 2007 zou de Commissie
belanghebbende een gang naar de CWS willen besparen. De Commissie adviseert UHT
daarom belanghebbende voor deze kosten een bedrag van € 7.354,26 toe te kennen. De Commissie baseert zich hierbij op artikel 2 lid 1 sub b, van het Besluit proceskosten
bestuursrecht in samenhang met artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken, en gaat uit van 1,5 week werk (totaal 54 uur) tegen het hoogste tarief van € 136,19 per uur.
Samenvatting en advies
De Commissie adviseert UHT om:
- het bezwaarschrift gegrond te verklaren;
- zich tot het uiterste in te spannen om belanghebbende en haar echtgenoot alsnog
duidelijkheid te verschaffen; - een proceskostenvergoeding voor de verleende rechtsbijstand in de huidige
bezwaarprocedure toe te kennen van één procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee; - een proceskostenvergoeding voor de kosten van de accountant toe te kennen, begroot op een bedrag van € 7.354,26.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter