Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-0948

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I

Ontvangst bezwaarschrift: 16 juli 2021

Hoorzitting: 18 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 09 juni 2022

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van (hierna: belanghebbende) is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna KOT) van 22 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I.

De compensatie bestaat uit:

  • vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
    kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten);
  • vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag (3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade);
  • Vergoeding betaalde rente en kosten;
  • Vergoeding juridische hulp;
  • vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie voor veronderstelde immateriële schade);
  • rentevergoeding over gemiste kot;
  • extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).

Procesverloop

Bij brief van 1 april 2021 heeft de UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden over toeslagjaren 2008 en 2009. Daarbij is een bedrag toegekend van € 45.574.

Bij beschikking van 22 juni 2021 is de voorlopige compensatie betreffende toeslagjaren 2008 en 2009 met € 151,- aangevuld naar € 45.725.

Op 16 juli 2021 heeft de gemachtigde bezwaar aangetekend tegen de beschikking met kenmerk UHTDC-I en dit op 19 november 2021 aangevuld met gronden.

Bij brief van 4 maart 2022 heeft de UHT een schriftelijke reactie op het bezwaar ingezonden.

Op 18 maart 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie kinderopvangtoeslag (hierna: de Commissie) een hoorzitting gehouden. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt. Het verslag is achter dit advies opgenomen.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt:

  • De compensatieberekening (en de onderliggende stukken) zijn onduidelijk;
  • De immateriële schadevergoeding is te laag.
  • De vergoeding voor juridische hulp in 2008 en 2009 is onduidelijk.
  • In het definitieve compensatiebedrag is geen component opgenomen die een
    tegemoetkoming in de O/GS-regeling zou kunnen opvangen.
  • Belanghebbende vraagt om een voorschot op de toe te kennen vergoeding van de door belanghebbende geleden werkelijke schade. De bevoegdheid tot toekenning hiervan berust bij UHT.

Verweer

In zijn verweer stelt UHT, samengevat, dat het bezwaar deels gegrond is:

  • De ingangsdatum voor immateriële schadevergoeding wordt aangepast naar 22 augustus 2012 en de einddatum wordt aangepast naar de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
  • De compensatie voor juridische bijstand in de jaren 2008 en 2009 wordt aangepast naar 10 procespunten (per jaar).
  • Belanghebbende komt niet in aanmerking voor een O/GS-tegemoetkoming, omdat
    belanghebbende voor de gehele toeslagjaren 2008 en 2009 al is gecompenseerd.

Voor de vaststelling en mogelijke vergoeding van de werkelijk geleden schade verwijst UHT naar het traject bij de Commissie Werkelijke Schade. Voor wat betreft het verlenen van een voorschot op de vergoeding van de CWS is UHT terughoudend en wenst niet vooruit te lopen op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding.

Vaststaande Feiten

Belanghebbende heeft zich op 10 juni 2020 gemeld voor herbeoordeling van KOT inzake toeslagjaren 2008 en 2009.

Bij definitieve beschikking van 22 juni 2021 is het compensatiebedrag vastgesteld op
€ 45.725.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, gedateerd: 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691, hierna: Catshuisregeling;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en tijdig is ontvangen en dat het voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De compensatieberekening

De Commissie constateert dat de genoemde vergoedingen bij de berekening van de compensatie in overeenstemming met de Compensatieregeling zijn verwerkt, los van de immateriële schadevergoeding.

De vergoeding voor immateriële schade is te laag

De Commissie is van mening dat de Compensatieregeling, waarbij gekozen is voor de toekenning van forfaitaire bedragen, niet evident onrechtmatig of onevenredig is.
De Compensatieregeling kent forfaitaire elementen voor materiële schade, te weten 25% van het compensatiebedrag en immateriële schade, waarvoor een standaardbedrag van € 500 per 6 maanden geldt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkelijke schade vergoed te krijgen. De Compensatieregeling biedt naar de mening van de Bezwaarschriftenadviescommissie in principe voldoende basis voor het beoordelen en toekennen van de compensatie, zeker nu voor de beoordeling van mogelijke uitzonderingen een maatwerk regeling is getroffen door middel van het
inwinnen van het advies van de Commissie Werkelijke Schade.

Uit de door UHT bij de schriftelijke reactie op het bezwaar gevoegde productie 9 blijkt dat de Belastingdienst/Toeslagen al op 22 augustus 2012 heeft gevraagd bewijsstukken op te sturen. Zoals de Commissie al eerder heeft geadviseerd, dient de vergoeding voor immateriële schade dan te worden berekend vanaf de datum waarop die gegevens/bewijsstukken zijn opgevraagd. Verder heeft de Commissie al eerder geadviseerd de termijn voor de berekening van deze vergoeding te laten eindigen op de datum waarop UHT op het bezwaar van de belanghebbende beslist (BAC 2020-
015). Op dit punt is het bezwaar dus gegrond.

Vergoeding voor juridische hulp 2008 en 2009

De Commissie acht het bezwaar tegen de toegekende vergoeding voor juridische hulp gegrond. De Commissie adviseert om in lijn met de toelichting van UHT een vergoeding van 10 procespunten per jaar over toeslagjaren 2008 en 2009 toe te kennen.

Tegemoetkoming OG/S

Art. 49c Awir bevat een regeling voor een vergoeding indien op grond van een onterechte kwalificatie ‘Opzet/Grove schuld’ geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend bij een overigens terechte terugvordering van toeslag. De compensatie bedraagt 30% van het teruggevorderde bedrag aan toeslag. De Commissie wijst hierbij op artikel 49c lid 3 Awir waarin staat: ‘De O/GS-tegemoetkoming blijft achterwege indien ten aanzien van de terugvordering, bedoeld in het eerste lid, recht bestaat op compensatie als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, over hetzelfde berekeningsjaar.’ Aangezien in 2008 en 2009 voor belanghebbende sprake is van een recht op compensatie als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, bestaat naar de mening van de Commissie geen grond voor een (aanvullende) tegemoetkoming OG/S.

Extra compensatie 1%

De extra compensatie in verband met de mogelijke gevolgen van vermogenstoename moet meegenomen worden indien het definitieve compensatiebedrag bij de beslissing op bezwaar opnieuw berekend wordt.

Vergoeding juridische bijstand deze procedure

Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar gedeeltelijk gegrond is, recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 en naar het hoogste tarief.

Voor compensatie van de werkelijk geleden schade verwijst de Commissie naar de mogelijkheid van het traject bij de Commissie Werkelijke Schade.

Voorschot

De gemachtigde heeft UHT verzocht om vooruitlopend op het traject bij de CWS aan
belanghebbende alvast een voorschot toe te kennen op de aan belanghebbende toe te kennen vergoeding van de door belanghebbende geleden ‘werkelijke schade’. De bevoegdheid tot het uitkeren van een dergelijk voorschot komt, zoals de gemachtigde ook erkent, toe aan UHT. UHT heeft laten weten dat het niet vooruit wenst te lopen op het door CWS aan UHT uit te brengen advies over de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor een dergelijke vergoeding. De Commissie ziet
geen aanleiding voor een advies in andere zin.

Samenvatting en advies

Samengevat adviseert de Commissie:

  • de periode voor vergoeding van immateriële schade aan te passen conform hetgeen hiervoor is uiteengezet;
  • de vergoeding voor juridische hulp voor wat betreft de toeslagjaren 2008 en 2009 aan te passen zoals eveneens uiteengezet;
  • de extra compensatie van 1% navenant aan te passen;
  • een vergoeding toe te kennen voor proceskosten, een en ander als hiervoor vermeld.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter