BAC 2021-03782
Publicatiedatum 09-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 december 2021 met kenmerk UHT-CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 17 januari 2022
Overdracht advies aan UHT: 23 mei 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Verder adviseert de Commissie UHT om de integrale beoordeling in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking waarin haar is medegedeeld dat zij vooralsnog geen recht heeft op betaling van € 30.000.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304 ), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 16 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft een verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij beschikking van 16 december 2021 (met kenmerk UHT CHR GU) is aan belanghebbende medegedeeld dat zij een lichte toets heeft gehad en dat UHT nu
geen reden ziet om aan belanghebbende € 30.000 te betalen. - Bij brief van 13 januari 2022, ontvangen door UHT op 17 januari 2022, heeft de
gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking
van 16 december 2021. De ontvangst van dit bezwaar is bij brief van 7 februari
2022 bevestigd. - Op 17 oktober 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
van belanghebbende. - Op 29 maart 2023 heeft gemachtigde aan de Commissie doorgegeven dat
belanghebbende geen hoorzitting meer wenst. Belanghebbende vraagt de Commissie om op basis van de schriftelijke stukken een advies uit te brengen aan
UHT. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7: 3 onder c Awb, behandeld in haar vergadering van 6 april 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
Lichte toets
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2. 7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
UHT heeft in de schriftelijke reactie toegelicht waarom UHT, na het uitvoeren van de
lichte toets, heeft mogen oordelen dat zij vooralsnog geen reden zag om tot uitkering
van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Belanghebbende heeft weliswaar in
2014 en 2018 KOT gevraagd en ontvangen, maar er was geen neerwaartse bijstelling of terugvordering van KOT in deze toeslagjaren, noch van andere bijzonderheden. Op basis van de in het kader van de lichte toets beschikbare gegevens concludeert UHT dat er geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen door Belastingdienst/Toeslagen. De Commissie deelt deze conclusie.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Deze beoordeling zal dan echter plaatsvinden in het kader van de integrale toets en heeft daarom geen gevolgen voor het besluit waartegen in deze procedure bezwaar is gemaakt.
Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Belanghebbende heeft een beschikking ontvangen waarin mogelijke gronden voor de
afwijzing worden genoemd. Belanghebbende meent dat geen enkele van deze gronden op haar van toepassing is. Voor zover hiermee de voorlopige afwijzing niet voldoende zou zijn toegelicht, leidt dat nog niet tot de conclusie dat nog steeds sprake is van een gebrekkige motivering.
Op 14 november 2022 heeft het secretariaat van de Commissie de op de zaak betrekking hebbende stukken, bestaande uit het bezwaardossier en de schriftelijke reactie van UHT, bij e-mail naar gemachtigde verzonden.
De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van de schriftelijke reactie met een uitleg per toeslagjaar het bestreden besluit alsnog voldoende is onderbouwd. De Commissie is voorts van oordeel dat het onderzoek in het kader van de lichte toets door UHT, gelet op alle ter zake overgelegde stukken, voldoende zorgvuldig is uitgevoerd.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren om het bezwaar
ongegrond te verklaren en om het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden en dus los staat van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit om aan belanghebbende vooralsnog geen € 30.000 toe te kennen.
De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale toets zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar:
- het bezwaar ongegrond te verklaren; en
- de integrale beoordeling in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter