Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03276

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: van 3 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 24 december 2021

Hoorzitting: 7 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 22 januari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren, gericht tegen de beschikking van 3 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I
(gedeeltelijk) gegrond te verklaren, het bestreden besluit op onderdelen te
herroepen en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw
te berekenen met inachtneming van dit advies. Daarnaast adviseert de Commissie
het verzoek om toekenning van een vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 3 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is in de voornoemde beschikking aan
belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 een definitief compensatiebedrag van 61.003 euro toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 20 februari 2020 verzocht om herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2010.
  • Bij brief van 15 februari 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende
    medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de Catshuisregeling en dat 30.000 euro aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • Bij beschikking van 2 april 2021 (met kenmerk UHT-VC I) is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat de voorlopige compensatie over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 60.790 euro bedraagt. Omdat belanghebbende al een bedrag van 30.000 euro had ontvangen, is dit bedrag aangevuld met 30.790 euro.
  • Bij beschikking van 3 juni 2021 (met kenmerk UHT-DC I) is aan belanghebbende medegedeeld dat de definitieve compensatie over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 bedraagt.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 22 december 2021, ontvangen door UHT op 24 december 2021, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 24 januari 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 5 september 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Bij e-mailbericht van 11 oktober 2023 heeft de Commissie aan gemachtigde het schriftelijk verweer van UHT en het dossier van belanghebbende doen toekomen.
  • Op 20 november 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 7 december 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen.
  • Op 18 december 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 15 januari 2023 heeft gemachtigde gereageerd.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Verrekeningen: rechtszekerheid, motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Volgens belanghebbende is de door UHT gemaakte compensatieberekening onduidelijk, net als de verrekeningen en betalingen van inkomstenbelasting en diverse toeslagen (zoals huur- en zorgtoeslag) die in het verleden hebben plaatsgevonden. Hierdoor is in strijd gehandeld met de rechtszekerheid, het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel.

De Commissie merkt op dat de compensatieberekening uitsluitend betrekking heeft op de KOT en niet op aanslagen inkomstenbelasting of terugvorderingen van eventuele andere toeslagen die belanghebbende heeft ontvangen. Deze vallen buiten het kader van de toekenning van compensatie waartegen belanghebbende thans bezwaar maakt.

Voor zover UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dat niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is.

De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijk verweer, het overleggen van betaal- en verrekenoverzichten en de overige producties de compensatieberekening over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 en het bestreden besluit voldoende zijn onderbouwd. De Commissie kan de toelichting die UHT over de samenstelling van dit bedrag gegeven heeft goed volgen.

De Commissie acht het bestreden besluit daarmee voldoende onderbouwd en stelt zich op het standpunt dat het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden beschikking op dit punt ongegrond is.

Hoogte van de compensatieberekening
Belanghebbende maakt bezwaar tegen de hoogte van het toegekende compensatiebedrag dat in ieder geval niet overeenkomt met de werkelijk geleden schade. UHT heeft in haar schriftelijke reactie verklaard dat de rentevergoeding over de gemiste KOT onjuist is berekend. In de compensatieberekening is namelijk ten onrechte niet uitgegaan van de dagtekening van de beslissing in primo als einddatum. In de beslissing op bezwaar zal de renteberekening worden aangepast.

De Commissie ziet in hetgeen in geding is gebracht geen aanleiding voor een andere conclusie en adviseert UHT de compensatieberekening overeenkomstig het gestelde in de schriftelijke reactie aan te passen. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.

Wijziging van de rentevergoeding over de gemiste KOT in de compensatieberekening heeft tot gevolg dat ook de daarmee samenhangende onderdelen bijstelling (naar boven) behoeven. De Commissie adviseert UHT daarom de bestreden beschikking te herroepen en de compensatieberekening aan te passen in lijn met de schriftelijke reactie. Daarbij wijst de Commissie UHT er op dat het gegrond zijn van het bezwaar en het herroepen van de bestreden beschikking er volgens vast beleid toe leidt dat de periode waarover immateriƫle schade wordt vergoed, door dient te lopen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.

Vergoeding voor juridische bijstand
De omvang van de vergoeding voor juridische kosten (artikel 2.2 onderdeel f Wht) is een forfaitair bedrag voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende en aan de belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand inzake een beschikking als bedoeld in artikel 2.2 onderdeel a Wht.

In de aanvullende reactie van 18 december 2023 heeft UHT aangevoerd dat uit het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) is gebleken dat zowel in 2009 als in 2010 een aantal procedures is gevoerd en dat belanghebbende ter zake recht heeft op een vergoeding voor juridische kosten van 9.070 euro. Belanghebbende heeft in haar nadere reactie van 15 januari 2024 aangegeven dat zij zich kan vinden in de door UHT berekende hoogte van de juridische kosten voor de door UHT in aanmerking genomen procedures. Belanghebbende handhaaft dat zij daarnaast aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten voor juridische hulp ten aanzien van procedures tegen de bank en ten aanzien van de ontruiming van haar woning en dreiging met afsluiting energie als gevolg van de financiƫle problemen veroorzaakt door de moeilijkheden met de KOT.

De Commissie overweegt dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 2.2 en 2.3 uitsluitend de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in het kader van de onderhavige compensatieregeling in aanmerking komen indien die procedures verband hielden met het verkrijgen van KOT. Vergoeding van andere kosten van rechtsbijstand zoals die met betrekking tot een civiele procedure omtrent ontruiming, schuldenlast of afsluiting van energie valt buiten het forfaitaire kader van de Wht. Het bezwaar is naar het oordeel van de Commissie op dit punt dan ook ongegrond.

Kwijtschelding van schulden
Volgens belanghebbende is in de compensatieberekening geen rekening gehouden met de thans geldende kwijtscheldingsregeling. Belanghebbende stelt dat deze schulden alsnog onverschuldigd zijn betaald aan B/T dan wel aan derden. De Commissie overweegt hierover het volgende. De compensatieberekening bestaat uit een aantal elementen. Op grond van artikel 2.2 onder a Wht betreft het eerste element een compensatie voor correctiebesluiten. Het (forfaitair vastgestelde) compensatiebedrag is gelijk aan het bedrag dat als gevolg van ten onrechte
nihilstellingen of verminderingen niet is toegekend of is teruggevorderd en is terugbetaald. Het compensatiebedrag wordt alleen verminderd met hetgeen een belanghebbende - hoewel teruggevorderd - niet heeft terugbetaald of met het bedrag dat over het desbetreffende toeslagjaar alsnog aan KOT is toegekend en betaald. De achterliggende gedachte daarbij is het voorkomen van het dubbel uitkeren van (een deel van) de KOT.

De Commissie constateert dat UHT dit uitgangspunt op een juiste wijze in de compensatieberekening heeft toegepast. Het bezwaar is naar het oordeel van de Commissie op dit punt ongegrond.

Kindregeling
Belanghebbende stelt dat ook haar kinderen schade hebben geleden, die vergoed moet worden. De Commissie overweegt daaromtrent dat in artikel 2.10 Wht een grondslag opgenomen voor toekenning van een tegemoetkoming aan kinderen van een aanvrager van KOT, die in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. De overheid is inmiddels gestart met de uitvoering van deze kindregeling en schrijft de betrokken kinderen aan. Dit traject staat echter los van de toekenning van een vergoeding wegens vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht.

Vergoeding voor werkelijk geleden schade
Belanghebbende stelt dat zij meer schade heeft geleden dan het in de definitieve
compensatiebeschikking toegekende bedrag. Daarover merkt de Commissie op dat de Wht in beginsel een forfaitaire compensatie toekent aan gedupeerde ouders. Wanneer een belanghebbende meer schade heeft geleden dan forfaitair wordt gecompenseerd, kan deze uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie krijgen voor die werkelijke schade. Belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de vergoeding voor de juridische kosten en de rentevergoeding over gemiste KOT en alle, ingevolge de Wht met voornoemde componenten samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar.

Daarnaast adviseert de Commissie een proceskostenvergoeding toe te kennen voor deze bezwaarprocedure van twee procespunten met elk een wegingsfactor van twee tegen de hoogste vergoeding per
procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter