BAC 2021-03267
Publicatiedatum 13-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: van 11 november 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 20 december 2021
Hoorzitting: 5 juli 2023
Overdracht advies aan UHT: 20 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 11 november 2021 met kenmerk UHT-DC I.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor het jaar 2010 compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). De bestreden beschikking van 11 november 2021 moet
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) teruggevorderde
of niet toegekende KOT (artikel 2.3 lid 1 Wht); - vergoeding van de door B/T opgelegde bestuurlijke boete voor verzuim of vergrijp
(artikel 2.3 lid 2 Wht); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(artikel 2.3 lid 3 Wht); - vergoeding van immateriële schade van€ 500 per 6 maanden (artikel 2.3 lid 4 Wht);
- vergoeding van de invorderingskosten, inclusief rente (artikel 2.3 lid 5 Wht);
- vergoeding van beroepsmatig verleende juridische hulp (artikel 2.3 lid 6 Wht);
- rentevergoeding over gemiste KOT (artikel 2.3 lid 7 Wht);
- extra vergoeding van 1% over het gehele compensatiebedrag (artikel 2.3 lid 8 Wht).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 8 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009 en 2010.
- Bij brief van 19 juli 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de
voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan
compensatie toegekend van € 30.000. - Bij beschikking van 11 november 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve
compensatie toegekend van € 8.224. Belanghebbende heeft al € 30.000 gekregen
en krijgt daarom geen extra bedrag uitbetaald. - Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 20 december 2021 een pro forma
bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 25 oktober 2022 aangevuld met
gronden. - UHT heeft op 27 december 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 5 juli 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van
partijen. Het verslag daarvan is als bijlage bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagpartner
Belanghebbende voert aan dat haar partner, tevens haar toeslagpartner, ten onrechte niet als gedupeerde is meegenomen in de herbeoordeling. Tijdens de hoorzitting heeft de partner verteld dat hij net zo hard heeft geleden als belanghebbende en hun kinderen.
De Commissie heeft begrip voor dit standpunt en de situatie van belanghebbende. De compensatie wordt echter uitgekeerd aan de aanvrager van de KOT en dat is in dit geval belanghebbende. Als uitgangspunt ten aanzien van het forfaitaire bedrag van €30.000 geldt op grond van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag dat de ouder en diens toeslagpartner samen één keer voor het bedrag van € 30.000 in aanmerking komen. Van belanghebbende en haar toeslagpartner wordt verwacht dat zij dit bedrag onderling verdelen.
KOT jaar 2009
Gemachtigde heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat belanghebbende mogelijk aanspraak heeft op compensatie voor het jaar 2009. UHT heeft toegezegd te zullen beoordelen of belanghebbende over 2009 in aanmerking komt voor compensatie.
De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van
dit jaar een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling
niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat
wenst, tegen die beschikking bij UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
KOT jaar 2010
Belanghebbende heeft medio 2021 een voorlopig compensatiebedrag van € 30.000
ontvangen. Aan belanghebbende is bij besluit van 11 november 2021 een bedrag van € 8.224 aan definitieve compensatie toegekend voor toeslagjaar 2010. Omdat dit
bedrag lager is dan het al toegekende bedrag van € 30.000 is aan belanghebbende
geen aanvullend bedrag uitgekeerd. In de schriftelijke reactie (onder 6.20) heeft UHT uitgelegd dat de compensatie is toegekend omdat B/T institutioneel vooringenomen heeft gehandeld tegenover belanghebbende; juist omdat er geen bewijs is van de informatieverzoeken over de gemaakte opvangkosten in 2010, wat belanghebbende ook terecht opmerkt in bezwaar. Het vooringenomen handelen heeft niet te maken met een vermelding op de FSV-lijst of met een CAF-onderzoek; dat heeft UHT uitgelegd onder 6.22 van de schriftelijke reactie. Belanghebbende staat niet op de FSV-lijst (productie 32), en is ook niet betrokken in een CAF(-vergelijkbaar) onderzoek.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat in de integrale beoordeling niet getoetst is of de hardheidsregeling van toepassing is. De Commissie overweegt dat aan belanghebbende compensatie is toegekend omdat B/T institutioneel vooringenomen heeft gehandeld. Daarom komt zij niet ook nog in aanmerking voor compensatie op grond van de hardheidsregeling.
Vergoeding immateriële schade, rentevergoeding voor gemiste KOT en aanvullende vergoeding
UHT vindt het bezwaar gegrond en zal daarom de vergoeding voor immateriële schade
en de rente voor de gemiste KOT vergoeden tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar, en de 1 % extra compensatie aanpassen. De Commissie volgt UHT hierin nu de startdatum van de vergoeding voor immateriële schade 26 oktober 2011 had moeten zijn in plaats van 1 februari 2012.
Werkelijke schade
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd. Als
belanghebbende meent dat haar werkelijke schade hoger is dan het toegekende
compensatiebedrag, kan zij zich aanmelden bij de CWS en een verzoek indienen voor
vergoeding van de werkelijke schade.
Geen extra uitbetaling
Hoewel de Commissie adviseert om het bedrag van de compensatie te verhogen, zal dit niet leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende aangezien het totale bedrag van de compensatie de eerder ontvangen compensatie van in totaal € 30.000 niet overschrijdt. Alleen de toekenning van de proceskostenvergoeding leidt tot een extra uitbetaling.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- een nieuwe berekening van het compensatiebedrag te maken en daarbij:
- de vergoeding van immateriële schade te berekenen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de rentevergoeding voor gemiste KOT te berekenen tot aan de dagtekening van de datum van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1 % van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
- belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen gebaseerd op 2
procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter