BAC 2021-03264
Publicatiedatum 27-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 3 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 14 december 2021
Hoorzitting: 26 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 27 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
bij uitspraak op bezwaar gemotiveerd uiteen te zetten of er t.a.v. de toeslagjaren
2008 en 2009 bij de uitvoering van de KOT sprake is geweest van hardheid van
de toepassing van het wettelijk systeem op grond waarvan belanghebbende
recht op compensatie heeft, en de overige bezwaren ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 14
december 2021. Dit bezwaarschrift is volgens het aanvullend bezwaarschrift van
24 oktober 2023 gericht tegen de door UHT genomen ‘definitieve beschikking
compensatie kinderopvangtoeslag’’ van (UHT-DC I A) d.d. 5 april 2021 en tegen
de brief van en van 5 november 2021 (UHT-NZ 2).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in
werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht
moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn
gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip
geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 13 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT).
- Bij besluit van 21 november 2020 heeft belanghebbende een eenmalige
tegemoetkoming voor de vertraging van € 750 toegekend gekregen. - Bij brief van 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093 UHT) heeft UHT belanghebbende medegedeeld dat zij nog geen recht heeft op het forfaitaire bedrag van € 30.000.
- Op 25 mei 2021 heeft de Commissie van Wijzen (CvW) haar advies over
compensatie t.a.v. de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 aan UHT
toegestuurd. - Bij beschikking van 3 juni 2021 (UHT-DC-I A) is het verzoek om
compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2009 afgewezen. - Bij brief van 5 november 2021 (UHT-NZ 2) is belanghebbende
geïnformeerd over de nazorg. - Bij brief van 14 december 2021 heeft gemachtigde een bezwaarschrift
ingediend tegen het besluit van 1 mei 2021 en gevraagd dit schrijven
tevens als een verzoek om aanvullende schade te beschouwen. - Bij e-mailbericht van 3 januari 2022 is namens gemachtigde meegedeeld
dat het bezwaarschrift moet worden geacht te zijn tegen het besluit van 3
juni 2021 (UHT-DC-I A). - Bij brief van 29 oktober 2022 werd belanghebbende meegedeeld dat de
compensatie van € 750 niet meetelde bij de berekening van de toeslagen.
Deze brief is later vervangen door de brief van 16 december 2022. - UHT heeft op 11 juli 2023 een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift
gegeven. - Bij schrijven van 24 oktober 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift
aangevuld en aangegeven dat de bezwaren van belanghebbende zich
richten tegen de beschikkingen van 3 juni 2021 (UHT-DC-I A) en van 5
november 2021 (UHT-NZ 2). - UHT heeft op 5 december 2023 in de aanvullende beschouwing van een
reactie op het aanvullende bezwaarschrift gegeven. - Bij brief van 29 december 2023 heeft gemachtigde gereageerd op de
aanvullende beschouwing van UHT gegeven en tevens verzocht om een
digitale hoorzitting. - Op 26 april 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden. Het
verslag daarvan is achter haar advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geding.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Op de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat het toeslagjaar 2007 niet
langer ter discussie staat.
Termijnoverschrijding
Gemachtigde wijst erop dat UHT de beslistermijnen structureel overschrijdt. Zij
stelt dat UHT belanghebbende lijkt te verwijten dat zij UHT in gebreke heeft
gesteld.
De Commissie wijst erop dat de wet de termijnen stelt. Het bieden van een
structurele, collectieve oplossing voor de termijnproblemen van UHT, kan alleen
de wetgever doen. Aan de gedupeerde ouders is nu alleen nog de mogelijkheid
om bij termijnoverschrijding na een ingebrekestelling, een beroep niet tijdig
beslissen in te dienen hetgeen belanghebbende dan ook heeft gedaan.
UHT heeft in de aanvullende beschouwing gesteld dat het instellen van een
beroep niet tijdig beslissen ertoe kan leiden dat de behandeltermijn voor
degenen die geen beroep niet tijdig beslissen instellen, langer gaat duren. De
Commissie leest daarin niet een verwijt aan het adres van belanghebbende.
HOTHOR
Bij belanghebbende is in de toeslagjaren 2008 en 2009 sprake geweest van een
‘Hoge Toekenning, Hoog risico’ (HOTHOR) signalering. Dat is een signalering van
gevallen waarin de toeslag boven een bepaalde norm komt. Er vond in die
gevallen een handmatige controle plaats om te kijken of de aanvraag of
wijziging juist is opgegeven. Een uitvraag of controle als gevolg van het door
Belastingdienst/Toeslagen (B/T) gegeven kenmerk HOTHOR dwingt weliswaar
tot waakzaamheid bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid, maar is op zichzelf niet doorslaggevend voor
een bevestigende beantwoording. Daarvoor is meer vereist. In dit geval is
echter niet aannemelijk geworden dat sprake is van bijkomende
omstandigheden die op vooringenomenheid duiden. De Commissie acht het
bezwaar op dit punt ongegrond.
Herbeoordeling niet meegenomen toeslagjaren
Gemachtigde heeft aangegeven dat haar bezwaren ten aanzien van de jaren
2010 tot en met 2012 zijn komen te vervallen doordat UHT op de hoorzitting
toezegde dat t.a.v. deze jaren nog een besluit zal worden genomen. De
Commissie volstaat op dit punt daarom met deze constatering.
Overschrijding termijn bij definitieve KOT-beschikkingen
Gemachtigde stelt dat er sprake is van vooringenomen handelen aangezien de
definitieve KOT-beschikkingen zonder duidelijke redenen buiten de termijn van
artikel 19 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) zijn genomen;
belanghebbende heeft gelet daarop recht op compensatie.
De Commissie ziet in die omstandigheid onvoldoende aanknopingspunten om tot
vooringenomenheid te concluderen en deelt voorts de mening van UHT dat dit
bezwaar buiten het bestek van de Wht valt. De door gemachtigde gestelde
omstandigheid kan, gelet op het hier toepasselijke regelgevende kader, niet tot
het door belanghebbende gewenste resultaat leiden. Het bezwaar is op dit punt
ongegrond.
Het voorschotsysteem
De Commissie kan gemachtigde niet volgen in haar betoog dat de B/T geen
voorschot had mogen verstrekken omdat bepaalde gegevens niet bekend waren.
Uit het eerste lid van artikel 16 Awir volgt dat B/T voorschotten verleent op
basis van de aanvraag. Een voorschot heeft een voorlopig karakter. Het
voorschotsysteem brengt met zich dat B/T eerst na de voorschotverlening
controleert of een aanspraak op toeslag bestaat die overeenkomt met de door
de aanvrager ingediende aanvraag. Dit betekent dat aan een voorschotverlening
in principe niet het vertrouwen kan worden ontleend dat een aan die verlening
gelijke aanspraak op toeslag bestaat.
Uitleg bedragen overzicht Landelijk Incasso Centrum (LIC)
Gemachtigde heeft verzocht om uitleg van bepaalde bedragen uit de LIC-overzichten.
De Commissie meent dat UHT in de (aanvullende) schriftelijke
reactie en de toelichting op de hoorzitting aan dit verzoek heeft voldaan.
Persoonlijk dossier
Gemachtigde stelt dat zonder het volledige persoonlijke dossier niet kan worden
beoordeeld of alle relevante stukken aanwezig zijn. De Commissie volgt dit
standpunt niet. De Commissie heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om
aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking
hebbende stukken ter inzage te leggen. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.
Tijdstip schriftelijke reactie UHT
Gemachtigde stelt dat UHT de schriftelijke reactie opstelde voordat de gronden
van bezwaar waren aangevuld. De Commissie kan gemachtigde daarin niet
volgen. Zij merkt op dat het bezwaarschrift van 14 december 2021 reeds
gronden bevatte waarop UHT heeft kunnen reageren. Gemachtigde heeft
vervolgens voldoende de gelegenheid gehad om de ontvangen gegevens te
beoordelen en de gronden van bezwaar aan te vullen. Daarop heeft UHT o.a.
tijdens de hoorzitting gereageerd.
Hardheid
Volgens gemachtigde is t.a.v. de KOT 2008 en 2009 mogelijk sprake geweest
van fraude door de kinderopvanginstelling en zou belanghebbende daarom in
aanmerking komen voor compensatie wegens hardheid bij de toepassing van
het stelsel.
De Commissie merkt op dat als een ouder slachtoffer is geworden van een
“frauduleuze” derde en de KOT is uitbetaald aan deze derde, dit onder
voorwaarden aanleiding kan geven voor toepassing van de hardheidsregeling.
Het moet o.a. gaan om een bedrag van ten minste € 1.500 en bovendien moet
duidelijk zijn dat de KOT niet ten goede aan belanghebbende is gekomen.
De Commissie kan op basis van het dossier en de door UHT gegeven toelichting
niet uitsluiten dat aan die voorwaarden wordt voldaan. Zij adviseert UHT om dat
nogmaals na te gaan en de conclusie dienaangaande in de beschikking op
bezwaar te verwerken en te motiveren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om bij uitspraak op
bezwaar gemotiveerd uiteen te zetten of er t.a.v. de toeslagjaren 2008 en 2009
bij de uitvoering van de KOT sprake is geweest van hardheid van de toepassing
van het wettelijk systeem op grond waarvan belanghebbende recht op
compensatie heeft, en de overige bezwaren ongegrond te verklaren. Zij adviseert
tevens om een proceskostenvergoeding toe te kennen als aan belanghebbende
alsnog compensatie wordt toegekend.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter