BAC 2021-03149
Publicatiedatum 04-11-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 september 2021 met kenmerk UHT-DC IA
Ontvangst bezwaarschrift: 2 november 2021
Hoorzitting: 12 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 4 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 24 september 2021 (UHT-DC-I A).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor toeslagjaar 2018.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 12 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
KOT over de jaren 2017 en 2018. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 25 augustus 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat voor toeslagjaar 2018 de compensatieregeling en de hardheidsregeling niet van toepassing zijn.
- Bij beschikking van 24 september 2021 is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie kot voor toeslagjaar 2018.
- Bij brief van 28 oktober 2021, ingekomen op 2 november 2021, is tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Op 28 oktober 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 11 januari 2024 heeft gemachtigde aanvullende stukken ingediend.
- Op 12 januari 2024 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Belanghebbende is daarbij bijgestaan door een nieuwe gemachtigde. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. Dit verslag is bij het advies gevoegd.
- Na de hoorzitting heeft gemachtigde bij e-mailbericht van 14 februari 2024 nadere informatie verstrekt. UHT heeft daarop middels een aanvullende beschouwing op 16 februari 2024 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT op goede
gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om
compensatie of tegemoetkoming voor het jaar 2018 af te wijzen. Dienaangaande
overweegt de Commissie het volgende.
Voor een compensatie of tegemoetkoming in het kader van de Wht komt in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op kot in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T, of de ouder die ten onrechte een kwalificatie opzet/grove schuld heeft gekregen. Toekenning van compensatie of tegemoetkoming blijft, ingevolge het bepaalde bij artikel 2.1, lid 2,van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op kot. Volgens UHT was daarvan sprake in 2018, nu de partner van belanghebbende in dat jaar geen belastbaar inkomen had en full time zorgde voor de (pleeg)kinderen.
Belanghebbende heeft gesteld dat zijn partner destijds bezig was met een opleiding en
hij daarom mogelijk wel recht had op kot in 2018. Belanghebbende heeft hiertoe na de
hoorzitting stukken overlegd. De opleidingen die de partner van belanghebbende heeft gevolgd voldoen echter niet aan artikel 1.6 van de Wet kinderopvang. Belanghebbende had in 2018 dus geen aanspraak op kot en komt om die reden op grond van artikel 2.1.
Wht niet in aanmerking voor compensatie. Ook is niet gebleken van bijzondere
omstandigheden die van invloed zijn geweest op de terugvordering. Belanghebbende
komt voor het jaar 2018 dus niet in aanmerking voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht.
In de beschikkingen van 24 september 2021, waarin UHT belanghebbende meedeelde
dat zij op basis van de integrale beoordeling geen recht heeft op compensatie voor
toeslagjaar 2018, is toegelicht waarom UHT hiertoe heeft besloten. Weliswaar heeft UHT de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet onderbouwd met de op de zaak betrekking hebbende stukken, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij meer schade heeft geleden dan waar in het
compensatiebedrag rekening mee is gehouden. Deze bezwaarschriftprocedure heeft
alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de
vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter