BAC 2021-03143
Publicatiedatum 13-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit:19 juli 2021 met kenmerk UHT-DHR HG
Ontvangst bezwaarschrift: 2 november 2021
Hoorzitting: 19 juli 2023
Overdracht advies aan UHT: 27 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het
bezwaar in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren en de
compensatieberekening aan te passen.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift van 2 november 2021 van belanghebbende is gericht tegen de Beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 19 juli 2021 met kenmerk UHT-DHR HG.
Aan belanghebbende is compensatie toegekend omdat bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor deze toeslagjaren een compensatiebedrag toegekend ter hoogte van € 36.198.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werkinggetreden (Stb. 2022, 433).
Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag,
waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel
9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug
tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 19 juli 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij brief van 28 december 2020 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging
van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag
aan compensatie toegekend van € 29.480. - Bij beschikking van 19 juli 2021, met kenmerk UHT-DHR HG, is de voorlopige
compensatie aangevuld tot € 36.198. - Tegen deze beschikking heeft belanghebbende op 21 oktober 2021, ingekomen
op 2 november 2021, een bezwaarschrift ingediend. - Op 14 oktober 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 19 juli 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende
een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit
verslag is achter het advies gevoegd. - Na de hoorzitting heeft UHT bij e-mailbericht van 11 augustus 2023 een nadere
schriftelijke reactie gedateerd 26 juli 2023 toegezonden. Gemachtigde heeft
daarop bij e-mailbericht van 12 september 2023 gereageerd.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende voert aan dat haar schade, en die van haar zoon, veel hoger is dan het aan haar toegekende compensatiebedrag van € 36.198. De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of het toegekende compensatiebedrag ter hoogte van € 36.198 juist is vastgesteld.
Vergoeding voor immateriële schade
In de aanvullende schriftelijk reactie van 26 juli 2023 heeft UHT zich op het standpunt
gesteld dat voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade ten onrechte uit is gegaan van 30 januari 2012 als startdatum en dat deze datum 24 december 2010 had moeten zijn; de eerste neerwaartse correctie. Dit leidt tot een vergoeding van € 11.000 in plaats van € 9.500. Als einddatum voor de berekening diende 19 juli 2021 gehanteerd te worden in plaats van 8 juli 2021.
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt. Gelet op de onjuiste startdatum van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade meent de Commissie dat het bezwaar deels gegrond is. In een dergelijke situatie is UHT, naar de Commissie begrijpt, voornemens als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar te hanteren. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf de datum van de eerste neerwaartse correctie van 24 december 2010 tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Rentevergoeding over gemiste KOT
In de aanvullende schriftelijke reactie van 26 juli 2023 heeft UHT een toelichting gegeven op de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT. De Commissie overweegt hierover als volgt. Ingevolge artikel 2.2, aanhef onder g, Wht wordt over het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de KOT of het beëindigen van de voorschotverlening van de KOT, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. Ingevolge artikel 27 Awir wordt de rente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en is het rentepercentage gelijk aan het percentage dat ingevolge artikel 30hb Algemene wet inzake rijksbelastingen ten aanzien van de
inkomstenbelasting wordt gehanteerd. De termijn eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming.
De Commissie stelt met UHT vast dat de termijn had moeten eindigen op 19 juli 2021 in plaats van op 8 juli 2021 en dat de rentevergoeding over gemiste KOT in de
compensatieberekening te laag is vastgesteld. De Commissie is van oordeel dat het
bezwaar ook op dit punt deels gegrond is. Gelet daarop adviseert de Commissie UHT om ook op dit punt de vergoeding te berekenen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding van 1%
De Commissie merkt op dat als gevolg van voornoemde aanpassingen in de
compensatieberekening ook de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal
aangepast moet worden aan het naar boven bij te stellen compensatiebedrag.
Werkelijke schade
In het geval van compensatie op grond van de Wht wordt aan gedupeerde ouders niet
steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van artikel 2.3 Wht, dan kan de ouder op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht in aanmerking
komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient
daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen bij de
Commissie Werkelijke Schade (CWS). Het CWS-advies is vervolgens leidend bij het
nemen van het besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie.
Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat de Commissie het bezwaarschrift van
belanghebbende als verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade aan CWS zal
doorsturen; dat is op 20 juli 2023 gebeurd.
Private schulden
De Commissie overweegt tot slot dat het, als onderdeel van de hersteloperatie KOT, van groot belang is dat gedupeerde ouders een nieuwe start kunnen maken. Voor zover belanghebbende door de problemen met de KOT private schulden heeft, wijst de
Commissie op het Loket private schulden van Sociale Banken Nederland (SBN),
www.sbn.nl.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, adviseert de Commissie UHT om het bezwaar tegen de
beschikking van 19 juli 2021 gedeeltelijk gegrond te verklaren en in de beslissing op
bezwaar de volgende elementen van de compensatieberekening als volgt aan te passen:
- de vergoeding voor immateriële schade te herzien en te berekenen vanaf
24 december 2010 tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - de rente voor de gemiste KOT te herzien en te berekenen tot de datum van de
dagtekening van de beslissing op bezwaar; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
aan te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter